DOOR WATER EN VUUR Officiëleberi&hten (II) Russische geloofsgenoten enigszins mochten bijstaan in hun onuitsprekelij ke verdrukking, als nu in deze zestiger jaren, nu we enig licht, voedsel en dek sel mochten brengen in de van armoede zo sombere pastorieën in 't land der Franse Hugenoten en Waldenzen. Vooral brak deze vreugde zich baan, wanneer ons de omstandigheden van de gevers of geefsters me bekend waren en die zijn er nog al wat. In plaats van te steunen", te stenen en te jammeren over eigen moeizaam sloven ons 't hoofd boven water te houden, iets, wat ik toch zozeer zou kunnen begrepen hebben, gingen ze tot m'n verbazing over tot 't „steunen", helpen, bijstaan van anderen, die in hun ogen 't nog slechter hadden dan zij. Zulke „steu- ners" zijn mensen-van-adel, van de hoogste adelstand. Ze werden verle den week niet geridderd, want hun „heldendaden" zijn niet opgetekend maar de Here zal 't hun vergelden, want Hij vergeet niet de zelfverlooche nende liefde en de bewijzen daarvan. Wat een onderscheid tussen 't steu- nen-met-gezang en dat steunen-met- geklag Je kunt 't van 't gelaat af scheppen Uit het oude-Vossenland. De penningmeester van Classicale De- putaten voor de Evangelisatie op Wal cheren, der Geref. Kerken, Keldermans straat 6 te Middelburg, zal van de kerken in Classis gaarne spoedig hun bijdrage ontvangen volgens onderstaande opgave, door storting op postgiro No. 45.55.20. Arnemuiden 5.4% 243, Domburg 1-5% 67,50 Gapinge 2 90, Grijpskerke 4 180, Koudekerke 5.3% 238,50 Meliskerke 4-6% 207, Middelburg 28.6% 1287, Souburg 10.8% 486,— Oostkapelle 3.9% 175,50 Serooskerke 7-1% 319,50 St. Laurens 3.8% 171, Veere 3 135, Vlissingen 16.5% 742,50 Vrouwenpolder 2.2% 99, Westkapelle 1-3% 58,50 100 ƒ4500,— VERSLAG vergadering Classis Tholen, 3 mei 1961. 1. Praeses Ds. Stoffels opent de verga dering. Nadat er gezongen is, vraagt hij de zegen des Heren. Er wordt een gedeelte van Gods Woord gelezen. Daarop spreekt de Praeses een woord ter opwekking om te staan naar steeds groter besef van de roeping, waarmee de Here ons in 't ambt roept. Tevens memoreert hij 't feit, dat Ds. v. Egmond wegens ziekte afwezig moet zijn en spreekt de hoop der classis uit, dat onze Broeder spoedig, geheel her steld, weer in ons midden kan zijn. 2. Uit de credentiebrieven blijkt, dat alle kerken wettig vertegenwoordigd zijn. Alleen de kerk van B.o.Z. heeft een in structie. De vergadering wordt geconsti tueerd Ds. Stoffels, Praeses Br. Ver- sluys, Scriba Ds. Koning, Assessor. 3. De scriba leest de notulen, welke, zoals gewoonlijk, onveranderd worden vastgesteld. 4 Ds. Winter, luchtmacht-predikant, komt ter vergadering en wordt verwel komd. 5. Ingekomen stukken a. Een beroep op de kerken door Dep.en geestel. verz. Ziekenhuispat. en -personeel om een extra bijdrage van 5 cent per ziel boven de te houden collecte. Wordt bij de kerken aanbevolen ditmaal hieraan te voldoen. b. Br. de Cock, Quaestor der Classis, vraagt voor dit jaar 5 maal 't quotum te mogen ontvangen. Bovendien verzoekt hij om 't gironummer van de Diaconieën tot doorzending van de teruggestorte bijdra gen van 't I.P.S. 6. Rapporten a. Rapport van de kerkeraad Krabben- dijke, dat de boeken van de Dep. Hulpb. kerken zijn nagezien en in orde bevonden. b. Rapport van Ds. v. d. Stoel omtrent de vraag, of een instituut „Pastor Pasto- rum" wenselijk geacht kan worden. Bij de bespreking daarvan kwam veel verschil in opinie naar voren. Uit deze bespreking re sulteerde als mening der Classis, dat er aan zulk een instituut geen behoefte be staat. c. Rapport inzake herziening Class. Huish. Regeling. De Com. deelde bij mon de van Ds. Stoffels mee, dat dit nog al omvangrijke werk niet gereed was. Op de volg. Cl. hoopt de Com. een concept ter tafel te brengen. 7. Instructies. De kerkeraad van B.o.Z. verzoekt assistentie bij Catech. en drin gende werkzaamheden. Deze zaak wordt geregeld. Ds. Koning zal, zoveel doenlijk, deze hulp verlenen. 8. Verslag Part. Syn. Uit dit verslag ontspint zich een discussie over 't besluit der P.S. een vaste bijdrage te geven voor de Geref. Stichting Maatsch. werk in Zee land. Wordt besloten een hoofdbestuurs lid v. d. Stichting te verzoeken deze zaak op de eerstv. verg. der Cl. toe te lichten. 9. Ds Winter spreekt z'n waardering uit voor de prettige wijze, waarop hij, vooral met kerkeraad van B.o.Z., heeft mogen samenwerken. Hem wordt de zegen des Heren verder toegewenst. 10. Kerkvisitatie wordt geregeld. 11. De rondvraag levert niet op. 12. De volg. verg. wordt vastgesteld op 6 september a.s. 13. Nadat Ds. Winter is voorgegaan in dankzegging, sluit de Praeses de vergade ring. Op last der Classis, A. KONING, h.t. assessor. KORT VERSLAG van de vergadering van de classis Axel, gehouden 2 mei 1961 te Schoondijke. 1De vergadering wordt namens de roepende kerk van Schoondijke geopend door Ds. Van Mechelen. Hij laat zingen Ps. 100 1, leest enkele vs uit Ps. 92 en gaat voor in gebed. 2. Schoondijke ziet de credentiebrieven na. Alle kerken zijn wettig vertegenwoor digd. Ook de diaken-afgevaardigden zijn aanwezig, behalve die van Axel en Hoek. Spui heeft afgevaardigd 1 ouderling en 1 diaken de diaken krijgt keurstem. De kerk van Terneuzen heeft een in structie, die als volgt luidtde kerkeraad wenst het besluit van de laatstgehouden Part. Syn. over het maatschappelijk werk te bespreken. Eveneens hierover een schrijven van de kerk van Spui. GEESTELIJKE VOLKSGEZONDHEID PREDIKANT EN DOKTER Over bovenstaand onderwerp zouden „dokter" en „predikant" elk hun zienswijze geven. Het vorige artikel van Dr. Kraan gaf een belichting van medische zijde. In dit artikel wil ik trachten het onderwerp van de zijde van de predikant te bezien. Laat ik dan mogen beginnen met te zeggen, dat ik het met de inhoud van het artikel van Dr. Kraan volledig eens ben. Er worden hier lijnen getrokken die de beste mogelijkheden voor een goede samenwerking bieden. De waarschuwing als predikant nooit te gaan „mee-dokteren" is vol komen terecht. Als mijn radio stuk is, ga ik er ook niet zelf aan zitten knoeien, ik heb daar geen verstand van en ik schaam me daar in het geheel niet voor. En zo schaam ik me ook niet, wanneer ik op de vraag, die soms gesteld wordt„Dominee, wat denkt u nu van mijn ziekte eerlijk antwoord „Daar weet ik niets van, ik ben dominee en geen dok ter. U moet dit aan de dokter vragen, u moet hem vertrouwen, en als u hem niet vertrouwt kunt u beter een andere dokter kiezen". Toch is er een terrein, waar predikant en dokter elkaar ontmoeten, n.l. bij de vraag „hoe staat de patiënt tegenover zijn ziekte Er is immers maar niet een lichaam, dat ziek is, maar er is een mens in nood. En aan deze mens-in-nood mag de predikant als dienaar der kerk de troost van het evangelie brengen. Hij mag wijzen op Jezus Christus, die al onze ziekten gedragen heeft, die in al onze benauwdheden benauwd is geweest. Om het Woord Gods op de juiste wijze aan de ziekbedden te kunnen brengen, is het geen vereiste, dat de predikant van de dokter eerst een nauwkeurige diagnose ontvangthij zou in vele gevallen zelfs de be tekenis van de woorden niet begrijpen. Maar wel mag hij verwachten, dat de dokter hem niet geheel onkundig laat van de ernst van de toestand. Ook al hebben dokter en predikant met de gehele mens te maken, hun taak is verschillend maar juist bij het erkennen van de voor ieder ge stelde grenzen kan er een goed samenspel ontstaan. Laten we als voorbeeld nemen het geval, dat een patiënt door de dok ter aangeraden is zich aan een vrij ingrijpende operatie te onderwerpen. Ondanks alle waarschuwingen van de dokter, dat uitstel gevaarlijk is, kan hij niet tot een besluit komen en stelt de opname van week tot week uit. In deze situatie gaat hij naar de dominee toe en vraagt hem wat denkt u er van Het is duidelijk, dat de predikant in dit geval heel ge makkelijk op verkeerd spoor terecht kan komen door over de al of niet wenselijkheid van de operatie te gaan spreken. Dit moet hij aan de dokter overlaten. Maar nu blijkt bij het gesprek met de predikant, dat de be zwaren eigenlijk liggen op het terrein van het geloofsleven. Men heeft zijn gezin, zijn zaak, enz. enals het eens misgaat. Men durft zich eigenlijk niet in Gods hand overgeven in het besef, dat boven de operatie tafel de woorden staan „Mijn oog zal op u zijn" (Ps. 3:8). De predi kant heeft de grootse taak te mogen wijzen op de sterke Vader-hand, die nooit loslaat, hetzij dat wij leven, hetzij dat wij sterven, wij zijn van den Here De chirurg heeft er recht op, dat de predikant vóór de operatie zijn werk heeft gedaan. Daarom is het zo goed, dat de predikant zo mogelijk de gelegenheid krijgt de patiënt vóór opname in het ziekenhuis nog thuis te bezoeken. Van een echt pastoraal gesprak komt op de grote zaal dik wijls zo weinig terecht. Maar laten dan ook de huisgenoten beseffen, dat hier een gesprek onder vier ogen op zijn plaats is. O zeker, de huisgeno ten bedoelen het wel goed als ze zich in het gesprek mengen. Maar in werkelijkheid stoort het zo dikwijls. Geef ons de kans om van hart tot hart te spreken. En dan denk ik met dankbaarheid terug aan het ogenblik, dat de schrijver van het vorige artikel me bij een patiënt zag zitten en zeide „ga rustig door, ik kom dadelijk nog wel terug, ik kan mijn operatie ook niet zo maar afbreken". Inderdaad, we doen ieder ons werk Koudekerke A. ELSHOUT. 3. 't Moderamen neemt plaats Ds. Ver beek, praeses Ds. de Vries, scriba Ds. v. Mechelen, assessorDs. v. Leeuwen, scriba II. 4. De notulen van de vorige vergade ring worden gelezen en goedgekeurd. 5. Mededeling wordt gedaan van ge houden correspondentie. 6. Behandeling van de instructie van Terneuzen en Spui; besloten wordt: aan P.S. en Dep. maatschappelijk werk te be richten, dat de classis accoord gaat met de genomen beslissingen, maar verzoekt voortaan tijdig wat meer gegevens aan de classes te zendenmet name een finan- tiëel overzicht en begroting. 7. Ingekomen stukken, o.a. a. brief van de Hervormde classicale vergadering IJzendijke betreffende een (vervolg op pag. 3) Feuilleton door J. BRANDENBURG Een verhaal uit de bezettingstijd XXXIII Maar dat is Franz, die we een half jaar bij ons ge had hebben na de vorige oorlog, zei mevrouw De Wilde. De Wilde fronste de wenkbrauwen en Henk zei Die ontvangt u toch zeker niet De Wilde ging naar de vestibule. Dag mijnheer De Wilde Franz Bach stond daar met een stralend gezicht en stak joviaal zijn hand uit. De Wilde kon niet anders doen dan ook de zijne te reiken. Jij hier vroeg hij. Ja, ik kom eens bij u kijken, mijnheer, zo u ziet ben ik u nog niet vergeten. Mijn regiment is hier aangekomen en zal hier een paar dagen ingekwartierd worden. We moeten naar Walcheren, ziet u. Kom binnen, zei De Wilde. Franz Bach volgde hem. Henk stond meteen van zijn stoel op en schoof langs hem heen de kamer uit. Dina en Gerda keken diep gebogen naar het handwerk je, dat ze onder handen hadden. Dag mevrouw, zei Franz. Mevrouw De Wilde stond op en reikte hem de hand. Zo jongen, moeten we elkaar zó weer zien zei ze. Ik zou je niet meer herkend hebben. Het verleden van twintig jaar terug stond plots, scherp belicht geprojecteerd in haar geest. Die kleine tengere knaap, met het bordje om zijn hals, waarop zijn naam en het adres vermeld stonden van de familie, waar hij ge voed en gekleed zou worden, had ze zelf van de trein gehaald. Ze woonden toen nog in hun eerste kleine wo ning en hadden nauwelijks plaats voor de jongen. Ze waren nog niet lang getrouwd. Toen de advertentie in hun blad stond, een oproep van een dominé hadden ze niet lang geaarzeld. Dat Duitse volk, dat zó fel geslagen was en onder de ellende van de oorlog nog altijd gebukt ging, moest geholpen worden. Onder de tienduizenden kinderen, die in ons land waren opgenomen om weer op krachten te worden gebracht, behoorde ook Franz Bach. Hij bracht niets anders mee dan de kleren die hij aan had, een dun matrozenblousje, een kort versleten broekje en een dunner stelletje ondergoed. Het ventje had polsjes zó dun als kachelhoutjes en zijn magere beentjes waren stel ten, zijn gezichtje had 't tekenend masker van een doods hoofd. Ze zag het allemaal plots voor zich zijn timide gebaartjes, de eeuwige verwondering in zijn hongerige ogen, telkens wanneer de tafel werd aangericht. Als een eigen kind had ze hem verpleegd, gevoed en gekleed en toen hij een jaar later naar huis ging, had hij bijna het dubbele van zijn gewicht en waren de laatste sporen van de ontberingen verdwenen. Hij was een vrolijke, guitige knaap geworden, vol levenslust. Later had ze een be dankbriefje van zijn moeder gekregen, met als slotzin Gott, de Herr möge Si dafür segnenEn met zekere ironie dacht ze nu daar hebben we dan die „zegen". Franz Bach scheen te begrijpen dat de blijdschap over het wederzien niet helemaal wederzijds was. Hij werd wat stil en zijn gelaat had niet meer de stralende uitdrukking van de eerste ogenblikken. Je komt hier in ons landje wel terug onder de slecht ste omstandigheden, merkte De Wilde op. Hoe zo vroeg Franz verwonderd. Moet je nog vragen „hoe zo" zei De Wilde. Is u niet blij, dat we gekomen zijn vroeg Franz. Blij De Wilde had moeite zijn oren te geloven. Ja, wij zijn immers gekomen om u te verlossen van de Fransen en de Engelsen, die uw land bezet hadden Wij komen u helpen. De Wilde meende eerst, dat Franz de spot dreef, maar de jongen keek zo onschuldig en blijmoedig, dat De Wilde er van overtuigd was, dat hij meende, wat hij zei. Het was een poosje stil in de kamer. De Wilde dacht aan Henk, die naar zijn eigen kamer was gegaan en hun vroegere protégé niet wenst te ontmoeten. Het was een pijnlijke situatie. Maar hij begreep dat het onrechtvaardig zou zijn deze jongen te laten boeten, voor wat het Naziregiem deed. Blijkbaar was hij zelf een slachtoffer van de Duitse leu gencampagne. Waar heb je de Engelsen in ons land ontmoet? vroeg De Wilde. Ik heb geen Engelsen gezien, wel Fransen, zei Franz. Die Fransen zijn ons land binnengekomen op de dag toen jullie ons land binnendrongen, niet eer en ze kwamen om ons tegen de Duitsers te helpen. We hebben vóór 10 mei geen enkele Fransman of Engelsman binnen onze grenzen gehad. Franz keek met verbazing naar zijn vroegere weldoener. Maar dat meent u toch niet zei hij, ze hebben ons verteld, dat de Engelsen en de Fransen Nederland waren binnengedrongen om zo spoedig mogelijk naar het Roer gebied op te rukken. Daarom komen wij als jullie be schermers. Dina legde haar handwerk in de schoot, hief het hoofd op en begon te schaterlachen. Jullie beschermers riep ze uit. Franz kleurde en keek beschaamd voor zich. Het was duidelijk, dat de jongen niet wist, hoe hij het had. Je leest natuurlijk alleen Duitse kranten en je luistert alleen naar de Duitse radio, zei De Wilde. Hij knikte. We mogen niet anders, zei hij. Juist, maar dan ben je toch slecht ingelicht, vriend. Jullie komen hier niet als onze beschermers, maar als onze vijanden, die op onze jongens geschoten hebben, die Rot terdam en Middelburg hebben plat gebombardeerd, die duizenden onschuldige vrouwen en kinderen vermoord hebben en die nog iedere dag doorgaan met ons volk te verdrukken en ons geestelijk goed uit te roeien. Neen, Franz, jullie zijn niet welkom in ons land. We hebben dat niet aan jullie verdiend. Franz kleurde opnieuw. (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1961 | | pagina 2