kleine vossen
DOOR WATER EN VUUR
,,'t Zonnetje gaat van ons scheiden",
neuriede het in onszelf.
Kwamen anders de „groene" en dus
hoopgevende giro-enveloppen regelmatig
binnen, thans kwamen schone schapen
wolkjes het Franse zonnetje onderschep
pen
Immers de 1 %-actie slokt op dit ogen
blik alle vrijgevigheid op, of liever gezegd
roept aller vrijgevigheid wakker.
Gaat het er ons om een klein beetje licht
te spreiden in de sombere behuizingen van
de nazaten der Waldenzen, nu gaat het
allereerst om de zo nodige behuizing van
het toestromend kerkvolk naar de lage-
landen-aan-de-zee in het Westen.
En wat een offerzin Terwijl „som
migen" schamper zeiden laat die Hollan
ders voor zichzelf^ zorgen willen ze alle
maal bij elkander kruipen op één hoop,
dan moeten ze ook maar zorgen voor
eigen onderdak. Immers, zo zeggen deze
sanballats, wij verliezen ons kerkvolk en
moeten we ze dan ook nog een uitzet mee
geven
Maar, hoe anders reageren juist vele
kleine kerkjes, waar men soms offerde tot
een bedrag van 25,per hoofd ja,
dat is wat
De vos „benepenheid" had ten dezen
geen schijn van kans. Veronderstel, dat
een eenvoudige, minder draagkrachtige
broeder of zuster zo redeneerde, dan zou
men niets meer behoeven bij te dragen
voor kerk en diaconie onder 't motto ik
heb meer dan genoeg aan eigen lasten,
moet ik dan bijdragen voor een mooie
pastorie, terwijl ik zelf in een stulp woon?
Dit is volstrekt fout hoewel wij als
„INGEZONDEN"
ONBEGRIJPELIJK
Als men Gods Woord geregeld bestu
deert, komt men zo nu en dan, ook in de
verklaringen van vooraanstaande Godge
leerden, verklaringen tegen, die toch niet
stroken met het doorlopend onderwijs van
de Heilige Schrift.
Zo is er in de Lijdensgeschiedenis een
gebeurtenis, die zó verklaard wordt, dat
men niet begrijpt, dat zulk een verklaring
gegeven en almaar overgenomen wordt.
Het gaat in dit geval over dat, wat er
staat over Simon van Cyrene.
Dat Simon door de Romeinse soldaten
gegrepen werd en gedwongen werd Jezus'
kruis over te nemen, dat was, zo zegt een
van onze vooraanstaande Schriftverklaar
ders, het gevolg daarvan, dat de last van
het kruis Jezus te zwaar werd en dat de
soldaten Hem verlichting wilden geven
terwijl een andere reeds overleden Schrift
verklaarder, wiens werk wel in iedere Ge
reformeerde pastorie aanwezig zal zijn,
oordeelt, dat Jezus uitgeput was, omdat
Hij reeds zoveel had geleden, zodat Hij
van het dragen van Zijn kruis ontslagen
moest worden, omdat Hij dreigde te be
zwijken.
Zo lees ik in een meditatie, pas ver
schenen dat Simon gevorderd werd, om
het kruis te dragen, omdat Jezus het zelf
niet meer kon en zo meent men daarin een
vervulling te zien van het Schriftwoord
„Hij was veracht en de onwaardigste on
der de mensen" zoals we het ook eens
hoorden zeggen, dat Jezus reeds onder de
geseling als een bloederige massa neerzeeg.
Nu willen we geen uitvoerige verhande-
ling geven, maar op enkele punten wijzen,
herders niet in weelde behoeven te baden
en wij, als gezanten van Jezus Christus
toch iets moeten we hebben van deze Op
perherder, Die geen plaats had, waar Hij
't hoofd kon neerleggen.
Maar, o ja, we hadden 't over „schei
dende zonnetje". Nee, het wolkendek is
al weer doorbroken enkele diaconieën
dreven een stralenbundel door de nevelen
heen Grijpskerke met een collecte van
56,31 en Gapinge met een collecte van
70,58. Bovendien ontstaken lichtN.N.
te B. 10,de R. te Zwijndrecht 15,
Ds X in Friesland 2,50 Wed. K. te Z.
ƒ10,D. te H. ƒ5,B. te Sneek
1,— de P. te M. 5,—. Veel dank!
Bovendien gaat er een stroom van kleding
stukken naar Br. Deurlo, Sam. van Hou
tenstraat 221, Amsterdam-Geuzenveld. Uit
alle oorden, maar vooral uit Zeeland
stroomde de kleding toe. Rond Pasen gaat
Br. Deurlo zelf deze voorraden distribue
ren aan de Pastorieën. Da's prachtig. Te
vens kan hij, waar 't meest nodig is, ook
finantiëel wat bijstaan.
Nee, nee, er straalt nog licht en warmte
uit van de anders kille Zeeuwse stromen
Later hopen we het verslag van Br. Deur
lo te horen en door te geven onder „Klei
ne Vossen", waarvan één exemplaar „be
nepenheid" niet meer behoeft geschóten
te worden.
Onze Franse broeders en zusters in de
pastorieën koesteren zich nog in 't warme
„Zeeuwse zonnetje" Giro 220659 van de
tevens verwarmde pastorie van Ds. A.
Koning te Oud-Vossemeer.
Uit het oude-Vossenland.
die o.i. tot recht verstand van deze ge
schiedenis over het hoofd worden gezien.
Allereerst dan de vraag hebben we in
derdaad een Heiland, die Zijn eigen kruis
niet heeft kunnen dragen En die wel
van ons vraagt, dat wij óns kruis dagelijks
op ons zullen nemen, en als het nodig is,
ten einde toe zullen dragen Hebben we
een Heiland, die, zoals in de Roomse sta
ties, driemaal onder Zijn kruis bezweken
is
Hoe is het te rijmen, dat Jezus Zijn kruis
niet heeft kunnen dragen ten einde toe,
daargelaten of Hij al of niet bezweken is
hoe is dat te rijmen met Jezus' woord
tot de Vader in het Hogepriesterlijk ge
bed „Ik heb U verheerlijkt op de aarde
door het werk te voleindigen, dat Gij Mij
te doen gegeven hebt" En denk aan die
verschillende uitspraken, waarin gesproken
wordt van het volbrengen, het volmaken,
het tot een goed einde brengen, een vol
tooien van dat, wat Jezus op zich had
genomen, Luc. 9:31; Joh. 4:34; Joh.
15: 10.
Waar blijf ik met het Kruiswoord
„Het is volbracht"
Is Simon van Cyrene dan medeverlos
ser, zoals de Rooms Katholieken van Ma
ria spreken als van Medeverlosseres
Zullen we Simon aanroepen, om ook
cns een beetje te helpen, als ons kruis ons
al te zwaar schijnt te zullen worden en we
onder ons kruis dreigen te bezwijken
Is de Roomse Heiligenverering dan nog
zo dwaas niet
Maar neen, Gods Woord geeft zelf de
oplossing, zoals altijd.
Lees eens nauwkeurig, wat er in de
Hebreënbrief staathoofdstuk 13 vs. 12
en 13.
(vervolg op pag. 3)
GEESTELIJKE VOLKSGEZONDHEID
DE BETEKENIS VAN DE PREDIKING VOOR DE GEESTELIJKE
GEZONDHEID (II)
Nadat wij een vorig maal gesproken hebben over de zegen die er van een
gezonde prediking kan uitgaan, willen we nu nog wijzen op de gevaren, die de
prediking bedreigen, zowel van de kant van de prediker als van die van de
hoorders.
Enige jaren geleden heeft Prof. Waterink over deze gevaren gesproken en
we willen ons in dit artikel gaarne bij de gedachten van deze bij uitstek des
kundige theoloog-psycholoog aansluiten. Hij schrijft ten deze „Verschillende
vormen van prediking betekenen een gevaar voor de geestelijke volksgezond
heid, omdat zij eenzame, angstige, astene (zenuwzwakke) en teleurgestelde
figuren drijven in een onmachtsgevoel, daar er uitsluitend een beroep gedaan
wordt op hun wilsleven en hun niet gewezen wordt de Weg, de Waarheid en
het Leven. Deze vorm van prediking vindt men zowel bij vrijzinnige prediking,
als bij orthodoxe en gereformeerde". Een andere theoloog sprak in dit verband
van een prediking, die het altijd maar heeft over „op het dak zitten", zonder
de ladder te wijzen waarlangs men op dit dak kan komen. „Elke predikant moet
begrijpen, dat het vaak juist de mensen in de grootste nood zijn, die het meest
hulp van de prediking verwachten." Zij komen niet naar de kerk om een klap
op hun hoofd te krijgen, maar om bemoedigd te worden, zij hopen dat de kerkv
hen zal overtuigen „En toch is er hoop voor je, toch is Christus voor jou, en
toch is er in jouw angstig zoeken een aanraking van de Heilige Geest." De
prediker zal hen juist moeten leren wat het betekent„ik leg op Jezus' trouw
mij neder".
Een geheel andere categorie preken is die, welke slechts des mensen ver
dorvenheid en zijn ellende accentueert. Door zulk een prediking worden
zwaarmoedige figuren juist in hun zelfbeklag gesterkt. De prediking van „het
stuk der ellende" zonder „het stuk der verlossing" kan een mens geestelijk en
lichamelijk vermoorden (we spreken hier geen woord te veel). Ze kunnen in
de angst-zonder-uitzicht gedreven worden, ,,'k Wou vluchten, maar kon ner
gens heen, zodat mijn dood voorhanden scheen, en alle hoop mij gans ontviel,
daar niemand zorgde voor mijn ziel." (Ps. 142:5.) Het is wel een ontzaglijke
verantwoordelijkheid, die deze uitsluitend-hel-en-verdoemenis-predikers op
zich laden. Zwaarmoedige patiënten, die toch al „op de grens" leven, kunnen
door deze prediking juist over het fatale punt heengebracht worden en de hand
aan zichzelf slaan. We stemmen onmiddellijk toe, dat „het stuk der ellende"
moet worden gepredikt, maar nooit mag dit geschieden zonder „het stuk der
verlossing" „Komt allen tot Mij, die vermoeid en belast zijt en Ik zal u rust
geven". En voorts zal een prediker zoveel mensenkennis moeten bezitten, dat
hij in zijn pastorale zorg ook de weg naar de zenuwarts wijst aan mensen, die
op de grens leven (uiteraard in overleg met de huisarts). Bij tijdig ingrijpen
(en op dit tijdige kan niet genoeg de nadruk gelegd worden) kan dikwijls heel
wat ellende voorkomen worden.
Een ander gevaar is dit, dat de prediker door zijn eigen spanningen» en on
evenwichtigheid ook een gemeente nadelig beïnvloedt, neurotiseert. Prof. Wa
terink noemt in dit verband „preken, wier kracht ligt in het pathos van de
prediker. Nerveuze figuren worden een ogenblik meegesleurd door de sugges
tieve kracht van het woord, maar zakken achteraf des te meer in en worden
moedeloos er was slechts een beroep gedaan op hun zenuwen en niet op hun
hart". „Bij pathos presenteert de spreker voortdurend zichzelf hij wil demon
streren dat hij iets beleeft. De pathos presenteert de mens-prediker als iets ge
weldigs." En het spreekt wel vanzelf, dat naarmate de prediker meer naar
voren komt, de Goede Herder op de achtergond komt. „Nu ligt er in zulk een
pathos een groot gevaar. Want de meeste eenvoudigen hebben dan het gevoel
dat ze „onder het Woord" wel „bewogen" worden, maar dat ze het straks zó
weer kwijt zijn. Men zegt dan „Ja, in de kerk doet het me wel wat, maar ik
heb er geen houvast aan, het ontglijdt me zomaar weer." Een enkele indruk
houden ze soms, dat is als ze heel erg geschokt zijn door wat er gezegd werd.
Zo bijvoorbeeld in een preek van een dominee „vanavond moet je durven
sterven en als je dat niet durft, vanavond niet durft sterven op deze plaats,
dan is het niet goed met je". Een dergelijk pathetisch gekrijs is onschriftuurlijk
en ook ongodsdienstig en onvroom. We moeten durven sterven als de Here
ons oproept, maar of we dat vanavond moeten durven doen, dat weet de Here.
Dit geldt vooral, wanneer we bedenken, dat durven sterven voor de massa
betekent „het zou mij goed zijn nu hier, op dit ogenblik te sterven". Welke
christen is waarlijk in staat dit te zeggen Aldus Prof. Waterink.
Deze pathos kan levensgevaarlijk zijn. Immers onevenwichtige hoorders wil
len aan' hun „geschokt zijn" uiting geven en zeggen aan de predikant, dat ze
zoveel aan een preek gehad hebben. En het is mogelijk, dat de man zich door
deze z.g. waardering tot nog groter pathos laat opzwepen. Maar het gaat meer
om „de spanning" dan om het Woord
Tenslotte „Er zijn ook predikers die een zekere oppervlakkige blijmoedig
heid over de verlossing in de prediking demonstreren, zonder dat er inzicht
blijkt in de worsteling des geloofs". Het lijkt wel voor de hoorders, of het alles
vanzelf gaat. Maar zij zitten met hun strijd. Ze denken onwillekeurig bij zich
zelf zou het bij deze dominee nu altijd „mooi weer" zijn En angstige figuren
kunnen bij deze weinig-reëele prediking moedeloos worden. We moeten im
mers niet alleen prediken, dat Christus alles volbracht heeft, maar dat Hij ons
ook Zijn Geest gegeven heeft, die ons troost en leidt. En die Geest doet ons
zowel zuchten als jubelen (Rom. 8). „Troost, troost mijn volk, zegt uw God.
Spreekt tot het hart van Jeruzalem, roept het toe, dat zijn lijdenstijd volbracht
is, dat zijn ongerechtigheid geboet is." „Zie, hier is uw God." (Jes. 40).
Koudekerke. A. ELSHOUT.
Feuilleton
door
J. BRANDENBURG
Een verhaal uit de bezettingstijd
XXV
Maar toen wees Wim naar de toren. De Zuidwestelijke
hoek was totaal vernield. Brokstukken van meters in het
vierkant waren er uitgehaald. Het was alsof iemand met
een reuzenhouweel tegen de hoek aan het slaan was ge
weest en er grote stukken steen uit weggehouwen had.
Toen ze gingen kijken zagen ze rondom de toren op
het kerkplein de brokken liggen, enkele bijna een kubieke
meter groot. Ook van het dak was een stuk weggeslagen,
terwijl een naastbijzijnd huis door een voltreffer totaal
vernield was. Gelukkig waren de mensen er niet in ge
weest, zodat het geen levens kostte.
Maar rondom de kerk en in enkele tuintjes in de nabij
heid lagen Franse soldaten, enkele dood, de mcesten
zwaar of licht gewond. Er waren geen Rodekruis-soldaten
meer om te helpen, zodat de burgers zelf maar aanpakten.
Dokter Schaarsbergen en mevrouw De Wilde verbonden
de gewonden, terwijl de doden werden weggedragen naar
de begraafplaats.
Toen was het stil in het dorp.
Angstig stil.
Het was een stilte, die men ook soms ervaart midden
in een zware donderbui. De slagregen houdt dan ineens
op. Er komt geen bliksemflits meer, geen donderslag
dreunt er. Het is, alsof een machtig dirigent op één wenk
het gehele orkest der natuur tot ademloos zwijgen heeft
gebracht.
Maar het is een stilte, die geladen is van de hoogste
spanningen. Men voelt, dat wat komen gaat vreselijker
zal zijn, dan wat reeds gepasseerd is
Niemand bevond zich meer op straat in het dorp. Het
was gefascineerd door de grote dreiging, die van deze
stilte uitging.
Er waren geen Franse soldaten meer te zien
De familie De Wilde stond in de voorkamer in de erker
bijeen.
Wat zou er nu gebeuren vroeg mevrouw.
Ik weet het niet, het is wel bijzonder stil opeens,
zei De Wilde.
Het duurde een half uur.
Toen gromden in de verte opnieuw vliegtuigen, waarop
direct de sirenes weer in werking werden gezet. Allen
snelden de deur uit naar de schuilkelder. Ieder ogenblik
verwachtte men opnieuw een bombardement.
Maar het bleken een paar verkenners te zijn. Ze scho
ten niet en lieten geen bommen vallen.
Toen het signaal „veilig" gehoord was ging men weer
met opgelucht hart naar binnen. Wim, die uren voor het
venster stond, riep opeens
Kijk eens, nieuwe groepen soldaten
Inderdaad werd er geraas van aanstormende motors
gehoord. Een colonne zwaar gewapende soldaten reed
het dorp uit en stopte recht voor „My Home". Ze waren
goed gekleed en hadden gummicapes om, met allerlei
donker-groene strepen geverfd.
Dat is voor camouflage, zei Wim.
Ze schieten naar de verkeerde kantriep Wim.
Ze zullen parachutisten op 't spoor zijn, veronder
stelde De Wilde.
Toen het schieten ophield maakte De Wilde een be
weging om naar buiten te gaan.
Ik zal eens gaan informeren, zei hij.
Maar plots greep Wim hem bij de mouw
Vader, blijf hier, het zijn Moffen schreeuwde hij
hees.
De Wilde verbleekte. Hij had moeite zich staande te
houden.
Je hebt gelijk jongen, zei hij, toen hij Duitse bevelen
hoorde.
De feiten waren verpletterend.
De emmer, waar de Fransen uit gedronken hadden,
stond nog bij het hek en een paar Duitse officieren keken
er in, waarna ze het oog op de vensters van „My Home"
vestigden.
Eer dat we jullie te drinken geven, momplde Wim,
ik zie je liever voor m'n voeten sterven van dorst.
Mevrouw De Wilde keek naar haar jongen. Hij stond
enigszins schuin achter het erkerraam. Zijn handen in de
zakken gebald. Hij zag vaalbleek en z'n lippen bewogen
zich nauwelijks toen hij sprak. Maar in zijn vlammende
ogen brandde een vuur van haat, waaraan ze later vaak
zou terugdenken.
Er kwamen steeds meer Duitsers, allemaal op motors.
Er zaten drie soldaten op elke motor met zij-span. Ze
hadden in de ene hand een kort geweer en in de andere
een pistool. Om hun gordel hingen rijen handgranaten,
terwijl ook uit hun kaplaarzen handgranaten staken. Een
paar officieren stonden met elkander te praten en in Wes
telijke richting te gebaren.
Daarop kwam ook infanterie het dorp binnen, allemaal
jonge kerels van achttien tot vijf en twintig jaar. De be
ruchte „stoottroepen" van Hitier, waarmee hij de wereld
zou overwinnen. Ze keken brutaal rond, maakten grap
pen en bewezen duidelijk, dat ze geen gevaar vreesden
en in de oorlog goed in hun element waren.
Er klonken korte bevelen. De motors werden aange
trapt en een oorverdovend geraas klonk door de dorps
straat. De infanterie marcheerde door de straten van het
dorp. Een gedeelte werd ingekwartierd en de rest hield
halt op het plein voor de kerk.
Kort daarop kwamen er verschillende motors weer te
rug, ze reden langzaam en voor hen uit joegen ze Franse
krijgsgevangenen, stakkers met de handen boven hun
hoofd, ontwapend en met verstarde blikken. Wim her
kende er verscheidene van, die nog maar een goed uur
geleden aan het hek waren komen drinken. Ze werden
als bandieten op een klopjacht opgejaagd naar de loodsen
bij het station, waar ze die nacht op transport gesteld
zouden worden naar de Duitse krijgsgevangenkampen.
En bij dit in-droeve gezicht had mevrouw De Wilde
maar steeds het beeld van Henk voor zich
(Wordt vervolgd)