3£erkbode
Ingegaan tot het Hemelse Feest
IN MEMORIAM Dr. C. STAM f
Geboren 16 november 1900 Overleden 1 januari 1 V
16c JAARGANG No. 28
6 JANUARI 1961
OFFICIEEL WEEKBLAD TEN DIENSTE VAN DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND
MedewerkersJ. A. van Bennekom, Middelburg Dr. A. J. Boom, VlissingenDs. D. J. Couvée, Bennekom
Drs. A. Elshout, Koudekerke Ds. W. C. van Hattem, Terneuzen Ds. A. Koning, Oud-Vossemeer
Dr. P. C. Kraan, Vlissingen Ds. J. v. d. Leek, Kapelle Ds. P. van Til, Middelburg
Mej. F. A. Groot Nibbelink te Grijpskerke Mevrouw C. van Zwedenvan Alkemade, Goes
J. Wattel, Gapinge.
Abonnementsprijs
3,per halfjaar
bij vooruitbetaling
Advertenties
12 cent per mm.
Bij abonnement lager
Losse nummers 12 ct.
Drukkers-Uitgevers
Littooij Olthoff
Spanjaardstraat 47
Middelburg, Tel. 2438
Giro no. 42280
Wie het hoofdartikel in het vorig nummer van de Zeeuwse kerkbode las
Kerstfeest 1960 zal daaruit niet de indruk hebben gekregen, dat de
schrijver een ernstig ziek man was.
Zo min als iemand dat" uit enig ander artikel van Dr. Stam heeft kunnen
merken zelfs al was het hem bekend, dat hij ziek was.
Want dat was hij. Niet sinds kort, maar al enige jaren. Hij heeft er in het
geloof tegen geworsteld.
Zondagavond is hij, zoals de meeste lezers al wel zullen weten, in de ouder
dom van 60 jaar ontslapen.
Zijn schrijven tot in het laatste artikel toe op een wijze, die niets van zijn
ziek-zijn laat blijken, typeert Dr. Stam.
Zijn laatste artikel is als de voorgaande en ik wil daaruit iets citeren om
het bovenstaande aan te tonen.
Het begint zo ,.Dat woord feest moet U toch maar aanhouden. Ook al
komt alles in de wereld niet even feestelijk voor de dag. Best mogelijk, dat U
in het leven meer aanleiding vindt tot een wat gedrukte stemming dan tot
een feest".
Indien er iemand was, die alle aapleiding had tot een wat gedrukte stem
ming, dan was hij dat, maar U merkt er geen spoor van.
Hij geeft in het genoemde hoofdartikel grif toe, dat er heel wat dingen te
noemen zijn, die niet zo feestelijk zijn.
,,Toch houden wij vast aan het woord feest", gaat hij verdex en noemt de
grond, waarom wij aan dat woord feest moeten vasthouden.
Het kan feest zijn door het „wonder" dat God kwam, bij en in onze ver
warde mensenwereld, waar zij elkaar niet „hebben" kunnen en waar men
gezamenlijk breekt inplaats van .bouwt.
Wanneer het gebeurt, dat God er bij komt in een mensenleven dan gebeurt
het onmogelijke..
Daar is hij zelf een levend getuige van. Het is menselijk onmogelijk te schrij
ven als hij schreef. Niet alleen in dat laatste hoofdartikel maar tijdens heel zijn
langdurige ziekte. Daar is God bij geweest.
God was reddend en verlossend in zijn leven gekomen. Zo kwam God ook
tot hem in de avond van de eerste dag van het jaar.
Hij was een man, die met hart en ziel hield van zijn werk. Dat blijkt wel
daaruit, dat hij het zo lang mogelijk volgehouden heeft. Menigeen had in zijn
omstandigheden de mening kunnen koesteren, dat men recht had er mee op
te houden.
Dit is waarschijnlijk verkeerd begrepen, alsof hij er niet mee op kon houden.
Er zijn altijd mensen, die precies weten, wanneer een ander zijn werk moet los
laten. Meestal zijn we dan zelf op een leeftijd, waarop we nog lang niet aan
ophouden toe zijn.
Bij Dr. Stam was het beslist de liefde tot zijn werk, tot de gemeente van
Jezus Christus, die hem dreef tot volhouden.
De kerk van Goes en de kerken in Zeeland lagen deze pastorale figuur na
aan het hart.
Er zat ook nog wat anders achter. De geloofsstrijd tegen de ziekte, die hem
trof en ondermijnde. Hij wilde, voorzover het aan hem lag, in overgave aan
God meewerken aan herstel, aan overwinning van de ziekte.
Bij Dr. Stam geen spoor van te vroeg zwichten, van een gezindheid van
lijdelijkheid. Hij was geen man om medelijden te hebben met zichzelf of om
over zichzelf te praten.
Hij behield steeds een grote belangstelling voor anderen. Hij leefde met het
kerkelijk leven in de provincie en in heel ons land volop mee, tot het laatste toe.
Daarvan getuigen practisch al de hoofdartikelen, die hij schreef en de krant
las hij goed. Zijn artikelen werden geschreven ook tegen de achtergrond van
het wereldgebeuren.
Hij praesideerde nog in 1959 een Particuliere Synode en hij deed dat goed
tot ons aller verbazing, gezien zijn lichamelijke situatie.
Wie toen dacht, dat hij te veel vroeg van zichzelf heeft hem niet. goed ge
kend. Hij móést werken, zolang het dag was.
Nu heeft God hem geëmeriteerd op de eerste dag van een nieuw jaar, nadat
hij kort te voren zijn kerstartikel schreef, opgenomen in het nummer 27
van de 16e jaargang van de Zeeuwse kerkbode.
Hij deelde mij 24 november j.l. mede, dat hij in het voorjaar van 1961 toch
maar met emeritaat zou gaan. Hij nam er al maatregelen voor.
God maakte het voor deze rusteloze werker gemakkelijk. God ontsloeg hem
van de zware opdracht emeritaat aan te vragen. God heeft hem bespaard
emeritus te zijn.
Zijn vrouw en kinderen verliezen zeer veel in deze man en vader.
De Gereformeerde kerk van Goes en de Zeeuwse kerken in het bizonder
verliezen in hem een wijze adviseur en een trouwe dienaar.
Hij heeft zich met grote toewijding aan de Zeeuwse kerken gegeven. Hij kon
dat ook doen, naast de arbeid in een grote gemeente, omdat hij over een grote
werkkracht beschikte, zich vlug een oordeel kon vormen en snel kon werken.
Op een Generale Synode kon hij rustig, onder de discussies door, een rap
port zitten maken. Hij behoefde er zelden veranderingen in aan te brengen en
ze werden meestal aanvaard.
Reeds het jaar na zijn komst in Goes werd hij door de classis Goes afge
vaardigd naar de Particuliere Synode. Vanaf 1947 werd hij tot 1956 ieder jaar
daarheen afgevaardigd. Het laatst in 1959.
Hij werd ieder jaar in het moderamen gekozen, was vijfmaal praeses van
de Particuliere Synode. Hoeveel werk zou hij verzet hebben in deputaatschap-
pen en commissies
Inzonderheid in het jaar van de watersnood, het rampjaar 1953, is hij door
Gods genade veel voor de Zeeuwse kerken geweest.
God heeft hem door zijn wijsheid, mildheid in zijn oordeel, speciaal inzake
vastgelopenen tot een zegen doen zijn voor velen.
Hij behoorde niet tot de mensen, die moeilijkheden maken, maar deze pro
beerden te voorkomen en als ze er toch komen met een bewogen hart met veel
begrip en nuchter op te lossen.
Van deze eigenschappen hebben de Generale Synoden van Rotterdam,
Utrecht en Leeuwarden in ruime mate geprofiteerd. Persoonlijk heb ik zeer
veel van hem geleerd en zijn warme vriendschap zal ik nimmer vergeten.
Het was hem een eer en een vreugde om ook de kerken in het gemeen te
mogen dienen en hij was zeer dankbaar voor het vertrouwen, dat in hem
gesteld werd.
Man van orde en gezag wilde hij toch graag een vrij mens blijven en hij
gunde die vrijheid ook van harte aan anderen.
Boven dit „In memoriam" staat Ingegaan tot het hemelse féést. Dat is niet
zónder reden. Hoe kon hij geestdriftig verdedigen, dat het gaan naar de kerk
het gaan was naar een feest
Het is geen wonder voor wie hem kennen, dat hij een studie over de Psalmen
schreef en uitgaf onder de titel„Om te vieren".
In de brief aan de Hebreen lezen we van een f"éésteüjke en plechtige ver
gadering van eerstgeborenen, die ingeschreven zijn in de hemelen. Daartoe mag
hij nu behoren. Dat trooste zijn vrouw en kinderen in hun groot verlies. Dit
trooste ook de gemeente van Goes en de velen in Zeeland, die hem zeer zullen
missen en hem dankbaar zullen gedenken.
En God danken, dat Hij deze dienaar gaf.
A. G. v. d. STOEL.
Daareven lees ik in „de Rotterdammer", dat mijn vriend, dr. C. Stam te
Goes is heengegaan.
Op Kerstdag had ik hem nog bezocht en in de avonddienst met zijn gemeente
gebeden om vrede in zijn hart. Met zijn uitgeteerde gestalte voor mijn aandacht,
kon het mij niet meer over de lippen om nog te vragen om herstel, waaraan
misschien niemand meer geloofde. Geloofde hij het zelf nog, die Kerstmiddag,
zoals enige maanden tevoren, toen hij mij vertelde, dat men in Leiden hem had
verzekerd, dat hij straks weer zijn werk zou kunnen hervatten
Wanneer men zelf na ernstige ziekte, waarin alle hoop op herstel voor goed
was weggeëbd, als van de doden is opgestaan, verstaat men zo goed een zoveel
jonger collega, die de verkondiging van de blijmare kent als roeping van Gods
wege, in zijn worsteling om weer op de kansel te mogen staan en al de schone
arbeid te hervatten. Hoe heeft hij in het begin van zijn slopende ziekte zijn
tranen voor mij niet kunnen en niet willen verbergen. Het is zulk een schrikke
lijk ding, niet maar die dood, maar lévend werkloos, machteloos te moeten
liggen voor een van nature ijverig mens.
Want dat is Stam geweestijverig, de tijd uitkopend, evenwichtig, opge
wekt, hulpvaardig, mild in zijn oordeel, een christen in zijn gezin, zijn veel
soortig werk en over weg.
Ik geloof, ik wéét, dat velen hem zullen blijven missen in en ver buiten zijn
trouwe gemeente. Immers, wat soms zo wreed gebeurt, dat men iemand zijn
afscheid, zijn emeritaat haast opdringt, dat heeft Goes zijn trouwe herder niet
willen aandoen, hoe lang het ook duurde en hoe zichtbaar zijn krachten ook
afnamen.
Een goede gemeente heeft haar goede dominee v»erloren. Zij hebben elkaar
niets te verwijten.
Een goed vader laat een geslaagd gezin achter.
Een goed en kundig schrijver laat een belangrijk verbeterde kerkbode achter,
'n Blad, waarin hij zoveel jaren week aan week tot het laatste moment zijn
bezadigd oordeel gaf voor groter en kleiner kerkelijke kring én tot ons aller
blijdschap en nu en dan tot onze bewondering zijn blijde vrede in zijn al moei
lijker leven toch zo onmiskenbaar beseffen deed.
In vrede is hij, als een man, heengegaan.
Rotterdam, 2 jan. 1961.
D. J. COUVÉE.