Spiegels ven God DOOR WATER EN VUUR Een STANDPUNT in een BRANDPUNT God aan Ds. Heij geschonken had, mogen genieten. Wanneer we met enkele woor den zijn arbeid zouden willen typeren, zouden we kunnen zeggen hij was een ras-echte theoloog goed dogmaticus, ge vormd door de werken van Bavinck en Kuyper verantwoord exegeet, die voor zijn preekarbeid vele uren op de studeer kamer doorbracht trouw zielszorger, die velen heeft mogen opbeuren en troosten. Het is een ontzaglijke opgave, 28 jaar lang eenzelfde gemeente te dienen en toch •tot het laatst toe fris te blijven. Dank zij zijn grote studiezin is dit Ds. Heij onge twijfeld gelukt. Die studiezin heeft hem zelfs in de tijd van zijn emeritaat nooit verlaten. De voorlaatste keer dat ik hém opzocht, ongeveer twee jaar geleden, was hij bezig met de studie van de brieven van Paulus, de laatste maal (in 1959) was hij juist bezig met de bestudering van een van de laatste werken van Prof. Berkou- wer over ,,De mens het beeld Gods". Wie een dergelijk werk nog weet te bestude ren. is allerminst als een afgetakeld man te beschouwen Niet alleen de gemeente van Koudeker- ke, ook alle kerken van Zeeland hebben veel aan Ds. Heij te danken gehad. Hij was een van de meest gezaghebbende fi guren op de vergaderingen van de Parti culiere Synode. Ook naar de Generale Synode werd hij afgevaardigd en ook daar heeft hij het kerkelijk leven mogen dienen. Terecht heeft de afgevaardigde van de Particuliere Synode bij de rouwdienst in de kerk opgemerkt, dat deze arbeid voor ,,de kerken in het gemeen" zijn eigenaar dige moeilijkheden met zich meebrengt. De eigen kerk weet alleen ,,dat dominee nogal eens een keer weg is", maar van de reden van zijn afwezigheid kan en mag hij geen .tekst en uitleg" geven. Men timmert er niet mee aan de weg. En de eigen ge meente kan zich zo licht door deze arbeid voor de gezamenlijke kerken achteruitge- steld gevoelen. Daarom temeer verheugde het mij te horen uit de eigen kring (en de kerkeraadsnotulen bevestigden het), dat hierover nooit enige klacht is gerezen en de ouderlingen de dienaar des Woords trouw hebben bijgestaan. Ook van ons eigen blad, de Zeeuwse Kerkbode, is Ds. Heij redacteur geweest. En ook hier betoonde hij zich een man van karakter, die recht recht en zonde zonde noemde. Bij een arbeidsconflict, waarin naar zijn diepe overtuiging het recht aan de zijde der arbeiders was, schroomde hij niet, dit openlijk in de Zeeuwse Kerkbode te zeggen, al wist hij, dat hij bij sommigen daardoor „kwaad bloed" zette. Maar wat recht was, was ook recht Ook het politieke leven had zijn belang stelling. En waar nodig kon men een be roep op hem doen. Toen de kiesvereniging door onderlinge geschillen verscheurd werd, aarzelde hij niet, de leiding van deze vereniging op zich te nemen en hij heeft met grote takt ,,de partijen" bij elkander weten te brengen. ,,In de tijd van het water" diende hij praktisch twee kerken, doordat de Ned. Herv. Kerk vakant was, en de verbindin gen verbroken waren. Hij zocht alle zieken op, indien nodig per boot en eruit gedra gen door een man met waterlaarzen aan hij leidde begrafenissen ook van Hervorm de leden, kortom, hij gaf zich waar hij kon. Dat zijn verdiensten ook bij de hoogste instanties waardering vonden, bleek wel uit de hem toegekende onderscheiding van „Ridder in de orde van Oranje-Nassau". Uit al het bovenstaande is wel enigszins duidelijk geworden, welke grote plaats Ds. Heij onder ons heeft ingenomen. Deze man, die zo dikwijls de gang naar het kerk hof voor eigen vrouw o£ kinderen heeft moeten maken, heeft anderen getroost met de troost, waarmede hij zelf door God vertroost werd (2 Cor. 1). Nu is aan dit strijdend leven hier een einde gekomen. Hij heeft het beseft, dat niet „de beginselen voor kerk, staat en maatschappij" waarvoor en terecht hij zozeer gestreden had, hem konden red den, maar alleen „Jezus, Uw verzoenend sterven". Daarom mogen we ook geloven, dat ook tot Ds. Heij gezegd isGij, getrouwe dienstknecht, ga in tot de vreugde van uw Heer „En de hoop maakt niet beschaamd, omdat de liefde Gods in onze harten uit gestort is door den Heiligen Geest." A. ELSHOUT. 99 Naar verluidt moet er een deur we zen in de Centrale regeringsgebouwen te Moskou waarboven, in kapitale let ters, geschreven staat„COMMISSA RIAAT voor de Electriciteitswerken van geheel Rusland". Wanneer men toetreedt op die deur ziet men, onder de drukkop voor de electrische deurbel, een stukje papier vastgeprikt, waarop geschreven staat „Kloppen s.v.p. de electrische bel defect". Kan dit verhaal dienen tot een droe vige gelijkenis van de christelijke kerk? Vast staat in elk geval dat het op schrift dat de kerk mag dragen wel op gewassen is tegen hetgeen met kapitale letters daar in Rusland staat. Natuur lijk ligt in deze technische eeuw de glo rie voor de communisten in de paarde- krachten van de industrialisatie. Ik her inner mij eens een voorplaat van het blad „de Godloze" dat in de U.S.S.R. wordt uitgegeven. Daar stonden vijf hoogovens naast elkaar, die spraken van het vijfjarenplan. Iedere volgende was groter getekend dan de vorige. Er liep een pijl doorheen, die naar boven schoot, waar God uit de hemel tuimel de. Men wilde daarmee zeggen dat de industrie God overbodig maakt. En wij zouden zeggen dat ze tie industrie ge maakt hebben tot hun god. Het kan ons dan ook niet verwonderen dat ze daar weg zijn en met pompeuze letters deze hun glorie aankondigen. Op de. Expo hebt u het allen kunnen zien hoe het beeld van de industrie-arbeider en de gemechaniseerde landbouw aan deze afgoderij gestalte heeft gegeven. Maar onze gevel siert méér dan dit alles. Zij moeten het met aardse mach ten doen en proberen daarmee God te overtroeven, te bannen uit de harten der mensen. Wij echter, verblijden ons bovenmate, dat God in de hemel zijn hemelse kracht stelt in dienst van de aarde. Vooral op het Kerstfeest zijn onze gedachten daar vol van. Jesaja zei reeds, dat men het kind dat geboren zou worden, noemen zal Wonderbare Raadsman en Sterke God. En de engel zei van hem dat Hij groot zou zijn en de Zoon des Allerhoogsten zou ge naamd worden. En als je later de apos tel Paulus hoort over Jezus, dan ziet hij Hem als een die staat boven alle macht en kracht en noemt Zijn energie over weldigend groot. En als deze dingen zo zijn, dan is het met een duidelijk dat, hoe hoog men ook van de toren schettert over wat hier uit de aarde aan energie opkomt, dit alles verre overstemd wordt door de bazuinen die van de hemel zelf uit, de eer van God verkondigen. Is het een wonder dat wij Christenen duizendmaal liever ons bergen onder de schaduw van Gods vleugelen dan dat wij op een mens en zijn zullen steunen. en ook Maria bracht haar ontroering en blijdschap ook zó onder woorden. En dat doorbreken van het grote Licht doet alle lichten op aarde verble ken. Veelal wordt er de nadruk op gelegd dat de komst van Christus in de duis ternis van het mensenleven wat licht brengt. Daarvoor is nodig dat het dé cor donker moet zijn om een kerstpreek kwijt te worden. Er moet een ziekbed wezen ergens, bittere armoede, nood, verdriet, problemen, rouw of zo. Dan verstaat men pas wat Jezus betekent. De aangrijpingspunten voor deze visie zijn dan de koude winternacht, de arme herders, die tot het uitschot van de sa menleving behoorden, de stal en de kribbe. Ik zou de waarde van dit décor ook niet willen ontkennen. Maar dat is niet het enige décor. Er is meer aan de hand. Er waren ook engelen bij, zalige en gelen. Er waren ook rijken bij, rijke wijzen uit het oosten. Simeon zal wel licht een welgestelde burger van Jeru zalem geweest zijn, en de oude Hanna had toch zeker haar schaapjes op het droge, anders had ze niet zo doorlo pend in de tempel kunnen zijn. Bovendien is het niet waar dat de wereld in de grootste nood was in die volheid des tijds. De Keizer kreeg de bijnaam Augustus, dat is de heerlijke. Zijn wetten werden evangeliën, goede boodschappen genoemd, zijn geboorte noemde men ook een evangelie, want door hem heeft het romeinse rijk orde en grote voorspoed ontvangen. Ook de Joden stonden er in die da gen nogal goed voor onder een Hero des die de bijnaam de grote heeft ge kregen, omdat hij zoveel glorie aan het jodendom heeft toegevoegd, een heer lijke tempel heeft doen verrijzen en de steden versierde door zijn machtige bouwwerken. Maar God doet zijn licht niet alleen opgaan over hen die aan de donkere zijde van het leven vertoeven, maar ook juist daar waar alle mense lijke lampen branden. Als de zon opgaat merken wij het kaarsvlammetje niet meer, maar even min de neon-lampen van Kruiningen. En al zouden ook alle lampen van men selijke heerlijkheid, rijkdom, welvaart, gezondheid, wijsheid en vernuft bran den, als wij daarmee vergelijken de heerlijkheid van dit Licht, zo groot, zo schoon, dan gaan toch alle lampen uit en zijn als niets in onze ogen. God verlicht niet alleen de duisternis van het menselijke bestaan, maar over treft verre alles waardoor een mens meent gelukkig te zijn. Het is natuurlijk mooi wanneer een arme dankbaar knielt bij de kribbe, maar het is ontroerend als de rijke wij zen zó overstuur zijn en zó gering wor den in eigen ogen dat ze neervallen in aanbidding voor het kind dat de za lige engelen in verrukking komen over wat God in Christus doet. Zij hebben daarboven toch wel vaker iets moois gezien, maar nu is de hemel hun te klein en ze persen naar buiten om hun vreugde uit te dansen en uit te zingen. Als een koning, zoals David, voor de Ark Gods huppelt en danst, dan is het toch wel duidelijk, dat Gods presentie ver uit gaat boven alles wat heerlijk heet op aarde. God neemt het met Kerstfeest op te gen alle menselijk geluk en voorspoed. Wij spreken graag van het kerstfeest der armen dat is mooi. Er is ook een kerstfeest der voor- spoedigen. Dan knielen de herders samen met de wijzen uit het oosten in aanbidding neer bij de kribbe en dan brengen zelfs de koningen hun eer en heerlijkheid binnen de heilige stad, en ze weten dat ze met al hun schatten van wierook, goud en myrrhe eigenlijk niets gegeven hebben vergeleken bij Gods onuitspre kelijke gave, die als een licht schijnt in de duisternis en onze lampen doet ver bleken en waardeloos maakt. „Hier is de wijsheid ongeacht Hier geldt geen adel, staat noch pracht: De Hemel heeft het kleen verkoren Al wie door ootmoed wordt herboren Is van het hemelse geslacht." Dan weten wij dat er geen culturele, maatschappelijke, technische ontplooi ing is, hoe groot die ook in onze men selijke ogen moge zijn die dit feest van God kan versluieren. Want God bedoelt ons te leren dat wat Hij brengt in Christus alle aardse heerlijkheid te boven gaat. En deze woorden staan met kapitale letters geschreven op de gevel van het huis, waarin wij wonen, de kerk. Dit is ons gezicht dat naar de wereld gekeerd is. Dit wekt, hoe kan het an ders, grote verwachting. Dan kan men toch voor het minst veronderstellen dat het binnen die kerk echte blijdschap en dankbaarheid en troost en diepe vrede is. En als nu eens blijken mocht dat het binnen die kerk guur en zuur is van nijd en twist, van schrielheid en ongevoeligheid, van zon- dedienst en ongehoorzaamheid, hoe zouden de „vreemden" dan nog kunnen geloven dat hét Licht der wereld red dend is verschenen Laat het niet zo zijn dat de kapotte bel achter een bluf fend front een goede typering van de kerk van Christus kan heten. Het lijkt mij een brandende vraag voor de kerk dat ze er op verdacht moet wezen om het Licht van Christus niet te versluie ren. Wij zijn Gods volk. Laten wij dan ook spiegels zijn waarin Zijn heerlijk heid weerkaatst. TIL. GEESTELIJKE VOLKSGEZONDHEID LEVEN EN DOOD De decembermaand is een periode, waarin de mens de reserves van zijn psychische en geestelijke energie moet aanspreken. Het is een tijd van intensief gezinsleven, maar wat is er voor de man of vrouw zonder gezin of met een gebroken huwelijk Het is een tijd, waarin de kerk een blijde boodschap mag brengen, maar wat is er voor de mens, die deze boodschap niet meer verstaat Het is een tijd van inkeer en bezinning, maar in toe nemende mate zien wij de mens deze bezinning ontvluchten in hotels, bioscopen, bij de t.v. etc. Het is psychologisch juist gezien, dat de diakenen in december zich extra inspannen. Enerzijds mogen zij op de gemeente een speciaal beroep doen, immers wanneer zullen wij ons rijker weten dan in de tijd, dat wij ons concentreren op het feit, dat Christus voor ons werd geboren. Ander zijds zal juist in deze maand de arme, de zieke, de eenzame, de vermoeide, de gebrekkige en de gedetineerde mens hulp en troost nodig hebben. Laat ieder gemeentelid echter beseffen, dat hijzelf ook diaconaal actief moet zijn, zodat hij zich er niet met een gave in geld vanaf kan maken. De persoonlijke inzet van ons allen wordt gevraagd. Eigenlijk is december ook dè maand voor evangelisatie. Ook de onge lovige mens wordt in deze donkere dagen teruggeworpen op de primaire vragen van het leven. Ook hij zoekt een levensbron door de zonnewende te vieren, zijn feest van het licht, zijn feest bij kerstboom en kaarslicht. Ik geloof, dat het onjuist is om de naar waarheid zoekende mens deze symbolen te verbieden, wel moeten we hem helpen er inhoud aan te ge ven, zodat hij de wezelijke betekenis gaat begrijpen. Hoe kan een onge lovige begrijpen, waarvoor hij leeft Als hij zich deze vraag durft te stel len en dat doet hij in december, dan zal het ons niet moeilijk vallen hem het gebrekkige van zijn antwoord duidelijk te maken. Hebben wij dan ons antwoord klaar Helder, waarachtig, verstaanbaar. We moeten be ginnen met naast de ander te gaan staan, te erkennen, dat ook ons leven vuil en liefdeloos is, maar dat wij toch leven ter ere van God, onze Schep per, dankbaar voor alle rijkdom, bereid tot lijden en sterven, hunkerend naar de wederkomst van Christus. Zeg dit aan Uw vriend, Uw buur jongen, dienstmeisje, Uw dokter, burgemeester of kruidenier, maar zeg het niet zoals het hier staat, maar zodanig, dat de ander het kan verstaan en beleven. Leven is blij zijn, want Christus is geboren. Terwijl de Kerst ons doet denken aan het leven, is het Oudjaar een aanraking met de dood. De jaarwisseling is het duistere, mysterieuze en vaag onheilspellende en bedreigende feest gebleven. De kerstening er van is maar gedeeltelijk gelukt. Op oudejaarsavond voelen we de macht der demonen, onze onderworpenheid aan de afbrekende invloed van de tijd, onze machteloosheid tegen eigen en andermans kwaad. De beangstigende invloed van deze beleving wordt gecamoufleerd door veel eten, alcohol en grollen. We doen net of we al onze fouten van het oude jaar kunnen vergeten en opnieuw mogen beginnen en we jagen dan met veel lawaai om 12 uur alle nare fantomen weg en hopen weer verder te leven. Maar intussen hebben we weer gemerkt, dat de tijd voortgaat en dat wij in deze wereld niet kunnen leven zonder te slijten en zonder de dood in de armen te snellen. De ontwikkeling van de geneeskunde heeft de gemiddelde leeftijd zeer sterk doen stijgen, maar er is nog geen enkele aanwijzing, dat de absolute leeftijdsgrens wezenlijk is gestegen. Ook vroeger werden wel eens men sen 110 jaar. Door dit ouder worden van de bevolking zijn de arts en vele anderen voor het probleem gesteld, dat niet alleen moet worden ge tracht jaren aan het leven toe te voegen, maar ook leven aan de jaren. De ouder wordende mens zal moeten leven, en wij moeten hem helpen om de extra jaren, die hij krijgt echt te leven, inhoud te geven, zinvol te maken. Het zijn niet alleen de kinds geworden bejaarden, die een pro bleem vormen, maar ook al die oude mensen, die zich vervelen, hun kin deren tot last zijn en hun tijd vullen met roddelen. Er zal dus nog veel kunnen en moeten verbeteren. De geneeskunde, de psychiatrie, het maatschappelijk werk kunnen nog veel bijdragen aan het verlengen en het meer harmonisch en zinvol maken van het leven. On danks de verdere organisatie bij de uitvoering van de langs wetenschap pelijke weg verworven kennis zal ons steeds gevraagd worden om ook zelf mee te doen, om zelf naaste van de ander te durven zijn. Ook psy chologisch gezien is dit een voorwaarde voor ons eigen leven we zijn pas volop mens als we ook medemens hebben leren zijn. Toch weet iedereen, dat de strijd tegen de dood uiteindelijk verloren wordt. De absolute leeftijd stijgt niet. Op zijn gunstigst worden we allen straks 110 jaar. Als LI dit leest, zult U merken, dat Uw reactie hierop niet zo erg enthousiast is. Velen zullen zeggen, dat Zij 80 jaar wel genoeg vinden. Ik betwijfel of zij dit zullen volhouden, wanneer zij eenmaal 80 jaar geworden zijn, maar zeker is, dat ook zonder opvallende ziekten en gebreken de mens toch eenmaal levensmoe wordt. Een visioen van on sterfelijkheid in onze wereld is beangstigend. Wij kunnen ons geen uto pie voorstellen waarin alle medische en sociale problemen opgelost zijn, zonder daarin een plaats te geven aan de dood. Wij moeten, wij mogen en ten diepste willen wij dan ook sterven, zelfs de ongelovige mens: strijdensmoe, opgeleefduitgeleefd. Nu is doodgaan iets wat niemand van ons kan overnemen. Maar toch is het elkaar helpen sterven een van de meest grootse daden van naasten liefde. Dit kan soms te ver gaan, bijv. waar de arts geconfronteerd wordt met het probleem van de euthanasie. Deze hulp bij het sterven begint al lang voor het sterfbed, eigenlijk al bij het opvoeden van onze kinderen. Is er een grotere hulp denkbaar, dan als wij onze kinderen, onze vrienden, onze naaste kunnen wijzen op het feit, dat de dood zijn macht is ontno men door Christus' overwinning Als wij als gemeente van Christus bij willen dragen aan de geestelijke volksgezondheid van ons volk, laten wij dan blijk geven dat wij weten te leven en durven te sterven. Vlissingen A. BOOM. Vragen omtrent deze rubriek te zenden aan Ds. A. Elshout, Beatrixlaan 17, Koudekerke. v. energie God is bij de mensen Immanuël Hij bemoeit zich met onze zaak. Neen, dat bemoeien is een irriterend woord. Er is een beter woord God ziet naar ons om Zó zei Zacharias het destijds Feuilleton door J. BRANDENBURG Een verhaal uit de bezettingstijd XIII Daar heb je die smerige uniformkwestie, zegt Wim, schor van woede. Zijn vader wenkt hem te zwijgen. Er wordt verder be richt, dat de inundatie zich volgens het vastgestelde plan voltrekt. Het water stijgt op de landerijen Holland achter de waterlinie. Dat geeft enigermate een gevoel van veiligheid. Maar in Brabant moeten onze jon gens de barbaren tegenhouden. Ze vechten daar tegen een overweldigende overmacht. Van het ontbijt wordt niets aangeroerd. Wim zegt, dat Engeland en Frankrijk nu wel spoedig zullen komen helpen. -Maar De Wilde is niet zo zeker van die hulp. Wat hebben zij gedaan, toen Polen onder de voet werd gelopen Wat deden zij toen Duitsland Noorwegen binnenviel Maar hij zwijgt. Hij wil de laatste sprankelen van hoop aan zijn gezin niet ontnemen. Hij kijkt naar zijn vrouw. Hij merkt, dat ze zich enigermate hersteld heeft. Ze ziet er bleek uit, maar er ligt een vastberaden trek om de ge sloten lippen. Met de beide meisjes verricht ze het Vrij dagse werk en over Henk spreekt ze niet meer. De Wilde tracht telefoonverbinding te krijgen met Hol land, maar Zeeland is voor het particulier verkeer ge sloten. Ze zijn aangewezen op de radioberichten, die ech ter wel de ondragelijke spanning telkens nog verhogen, maar geen geregeld overzicht van de algemene toestand geven. Was ik maar in Rotterdam gebleven, zegt Wim. Daar kun je tenminste wat doen. Kind, wees blij, dat je bij je vader en moeder bent, zegt zijn moeder. Ik zou willen vechten, net als Henk. Licht dat ik ook nog een paar van die schurken afmaak Jongen, wat bezielt je Je weet niet wat je zegt antwoordt ze. Theo ziet hem verschrikt aan. Zou jij een Duitser kunnen doodschieten? vraagt hij. Henk werpt een verachtelijke blik naar zijn vriend. Natuurlijk, ik zou heel de dag achter elkaar moffen kunnen neerpaffen. Hoe meer hoe liever. Wat wou jij dan Je vecht toch zeker voor je land Ik hoop, dat Henk er een massa kapot maakt, het zijn niet anders dan ploer ten, schurken De Wilde zwijgt. Moet hij zijn jongen verbieden Hij kan het niet. In zijn hart denkt hij er precies zo over. Hij weet op dit ogenblik nog niet of deze haat geoorloofd is of niet. Maar hij begint er wel iets van te begrijpen hoe het mogelijk is, dat een mens in één nacht een goed soldaat kan wor den, dat wil zeggen, in staat wordt gemaakt zoveel mo gelijk medemensen te vermoorden. Wim en Theo zijn op de fiets naar de stad gegaan om nieuws op te vangen. Ze lezen een bulletin, waarin de Koningin verklaart, dat Nederland met Duitsland in oor log is dat Duitsland zonder de minste waarschuwing des nachts ons land is binnengevallen, waartegen Zij een vlammend protest laat horen en nu van ons volk vraagt zijn plicht te doen. De radio geeft intussen al meer berichten over het da len van parachutisten en het belegeren van strategische punten, voornamelijk vliegvelden. Wim heeft geen rust. Hij is al weer naar de stad, maar komt een uur later weer binnenstuiven met de sensatio nele mededeling, dat de Fransen al in Zeeland zijn en door zullen trekken naar Brabant. De Wilde kan het bericht bijna niet geloven. Hoe zou den ze nu al hier kunnen zijn Maar om vijf uur trekken de eerste kolonnes werkelijk door het dorp. Ze zijn uit Zeeuws Vlaanderen via Bres- kens en Vlissingen Walcheren binnen gekomen. Alle dorpelingen staan langs de kant van de dorpsweg de intocht te aanschouwen. Het is een moedgevend gezicht. Geen jonge broekjes, maar grimmige gezichten van kerels tussen de dertig en veertig jaar. Ze hebben allemaal al met de Duitsers ken nis gemaakt in de Maginotlinie. Ze zijn goed gewapend. Ze hebben lichte tanks bij zich en motorvoertuigen, snelle kanonnen van tamelijk zwaar kaliber en de kerels, die op de motor met zijspan het dorp binnentrekken zijn tot de tanden gewapend. De Franse lelie is op elk voer tuig geschilderd. Een vreemd gezicht in het hartje van het vredige Zeeuwse land. Een paar officieren stappen het gemeentehuis binnen. Een detachement zal in het dorp blijven en er moet kwar tier worden gemaakt. Intussen heeft de bevolking al vriendschap met de zui delijke buren gesloten. Er worden repen chocolade, siga retten en sigaren uitgedeeld en een dikke Zeeuwse boerin komt met een grote emmer melk aanschommelen. Haar goedmoedige lach vertolkt de beste bedoelingen. De sol daten, die blijkbaar dorst hebben, willen op de melk aan vallen, maar er schiet plots een officier naar voren en beduidt de boerin, dat ze eerst zelf van de melk moet drinken. Ze begrijpt het niet goed en kijkt hulpeloos en met een verlegen gezicht naar de omstanders. Wim komt naderbij en vertolkt, dat de officier wil hebben, dat ze zelf eerst drinkt. (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1960 | | pagina 2