Spiegels ven God
DOOR WATER EN VUUR
Een STANDPUNT in een BRANDPUNT
God aan Ds. Heij geschonken had, mogen
genieten. Wanneer we met enkele woor
den zijn arbeid zouden willen typeren,
zouden we kunnen zeggen hij was een
ras-echte theoloog goed dogmaticus, ge
vormd door de werken van Bavinck en
Kuyper verantwoord exegeet, die voor
zijn preekarbeid vele uren op de studeer
kamer doorbracht trouw zielszorger, die
velen heeft mogen opbeuren en troosten.
Het is een ontzaglijke opgave, 28 jaar
lang eenzelfde gemeente te dienen en toch
•tot het laatst toe fris te blijven. Dank zij
zijn grote studiezin is dit Ds. Heij onge
twijfeld gelukt. Die studiezin heeft hem
zelfs in de tijd van zijn emeritaat nooit
verlaten. De voorlaatste keer dat ik hém
opzocht, ongeveer twee jaar geleden, was
hij bezig met de studie van de brieven van
Paulus, de laatste maal (in 1959) was hij
juist bezig met de bestudering van een
van de laatste werken van Prof. Berkou-
wer over ,,De mens het beeld Gods". Wie
een dergelijk werk nog weet te bestude
ren. is allerminst als een afgetakeld man
te beschouwen
Niet alleen de gemeente van Koudeker-
ke, ook alle kerken van Zeeland hebben
veel aan Ds. Heij te danken gehad. Hij
was een van de meest gezaghebbende fi
guren op de vergaderingen van de Parti
culiere Synode. Ook naar de Generale
Synode werd hij afgevaardigd en ook daar
heeft hij het kerkelijk leven mogen dienen.
Terecht heeft de afgevaardigde van de
Particuliere Synode bij de rouwdienst in
de kerk opgemerkt, dat deze arbeid voor
,,de kerken in het gemeen" zijn eigenaar
dige moeilijkheden met zich meebrengt.
De eigen kerk weet alleen ,,dat dominee
nogal eens een keer weg is", maar van de
reden van zijn afwezigheid kan en mag hij
geen .tekst en uitleg" geven. Men timmert
er niet mee aan de weg. En de eigen ge
meente kan zich zo licht door deze arbeid
voor de gezamenlijke kerken achteruitge-
steld gevoelen. Daarom temeer verheugde
het mij te horen uit de eigen kring (en de
kerkeraadsnotulen bevestigden het), dat
hierover nooit enige klacht is gerezen en
de ouderlingen de dienaar des Woords
trouw hebben bijgestaan.
Ook van ons eigen blad, de Zeeuwse
Kerkbode, is Ds. Heij redacteur geweest.
En ook hier betoonde hij zich een man
van karakter, die recht recht en zonde
zonde noemde. Bij een arbeidsconflict,
waarin naar zijn diepe overtuiging het
recht aan de zijde der arbeiders was,
schroomde hij niet, dit openlijk in de
Zeeuwse Kerkbode te zeggen, al wist hij,
dat hij bij sommigen daardoor „kwaad
bloed" zette. Maar wat recht was, was
ook recht
Ook het politieke leven had zijn belang
stelling. En waar nodig kon men een be
roep op hem doen. Toen de kiesvereniging
door onderlinge geschillen verscheurd
werd, aarzelde hij niet, de leiding van deze
vereniging op zich te nemen en hij heeft
met grote takt ,,de partijen" bij elkander
weten te brengen.
,,In de tijd van het water" diende hij
praktisch twee kerken, doordat de Ned.
Herv. Kerk vakant was, en de verbindin
gen verbroken waren. Hij zocht alle zieken
op, indien nodig per boot en eruit gedra
gen door een man met waterlaarzen aan
hij leidde begrafenissen ook van Hervorm
de leden, kortom, hij gaf zich waar hij kon.
Dat zijn verdiensten ook bij de hoogste
instanties waardering vonden, bleek wel
uit de hem toegekende onderscheiding van
„Ridder in de orde van Oranje-Nassau".
Uit al het bovenstaande is wel enigszins
duidelijk geworden, welke grote plaats Ds.
Heij onder ons heeft ingenomen. Deze
man, die zo dikwijls de gang naar het kerk
hof voor eigen vrouw o£ kinderen heeft
moeten maken, heeft anderen getroost met
de troost, waarmede hij zelf door God
vertroost werd (2 Cor. 1).
Nu is aan dit strijdend leven hier een
einde gekomen. Hij heeft het beseft, dat
niet „de beginselen voor kerk, staat en
maatschappij" waarvoor en terecht
hij zozeer gestreden had, hem konden red
den, maar alleen „Jezus, Uw verzoenend
sterven".
Daarom mogen we ook geloven, dat ook
tot Ds. Heij gezegd isGij, getrouwe
dienstknecht, ga in tot de vreugde van
uw Heer
„En de hoop maakt niet beschaamd,
omdat de liefde Gods in onze harten uit
gestort is door den Heiligen Geest."
A. ELSHOUT.
99
Naar verluidt moet er een deur we
zen in de Centrale regeringsgebouwen
te Moskou waarboven, in kapitale let
ters, geschreven staat„COMMISSA
RIAAT voor de Electriciteitswerken
van geheel Rusland".
Wanneer men toetreedt op die deur
ziet men, onder de drukkop voor de
electrische deurbel, een stukje papier
vastgeprikt, waarop geschreven staat
„Kloppen s.v.p. de electrische bel
defect".
Kan dit verhaal dienen tot een droe
vige gelijkenis van de christelijke kerk?
Vast staat in elk geval dat het op
schrift dat de kerk mag dragen wel op
gewassen is tegen hetgeen met kapitale
letters daar in Rusland staat. Natuur
lijk ligt in deze technische eeuw de glo
rie voor de communisten in de paarde-
krachten van de industrialisatie. Ik her
inner mij eens een voorplaat van het
blad „de Godloze" dat in de U.S.S.R.
wordt uitgegeven. Daar stonden vijf
hoogovens naast elkaar, die spraken
van het vijfjarenplan. Iedere volgende
was groter getekend dan de vorige. Er
liep een pijl doorheen, die naar boven
schoot, waar God uit de hemel tuimel
de. Men wilde daarmee zeggen dat de
industrie God overbodig maakt. En wij
zouden zeggen dat ze tie industrie ge
maakt hebben tot hun god. Het kan
ons dan ook niet verwonderen dat ze
daar weg zijn en met pompeuze letters
deze hun glorie aankondigen. Op de.
Expo hebt u het allen kunnen zien hoe
het beeld van de industrie-arbeider en
de gemechaniseerde landbouw aan
deze afgoderij gestalte heeft gegeven.
Maar onze gevel siert méér dan dit
alles. Zij moeten het met aardse mach
ten doen en proberen daarmee God te
overtroeven, te bannen uit de harten
der mensen. Wij echter, verblijden ons
bovenmate, dat God in de hemel zijn
hemelse kracht stelt in dienst van de
aarde. Vooral op het Kerstfeest zijn
onze gedachten daar vol van. Jesaja
zei reeds, dat men het kind dat geboren
zou worden, noemen zal Wonderbare
Raadsman en Sterke God. En de engel
zei van hem dat Hij groot zou zijn en
de Zoon des Allerhoogsten zou ge
naamd worden. En als je later de apos
tel Paulus hoort over Jezus, dan ziet hij
Hem als een die staat boven alle macht
en kracht en noemt Zijn energie over
weldigend groot.
En als deze dingen zo zijn, dan is het
met een duidelijk dat, hoe hoog men
ook van de toren schettert over wat hier
uit de aarde aan energie opkomt, dit
alles verre overstemd wordt door de
bazuinen die van de hemel zelf uit, de
eer van God verkondigen.
Is het een wonder dat wij Christenen
duizendmaal liever ons bergen onder
de schaduw van Gods vleugelen dan
dat wij op een mens en zijn
zullen steunen.
en ook Maria bracht haar ontroering en
blijdschap ook zó onder woorden.
En dat doorbreken van het grote
Licht doet alle lichten op aarde verble
ken.
Veelal wordt er de nadruk op gelegd
dat de komst van Christus in de duis
ternis van het mensenleven wat licht
brengt. Daarvoor is nodig dat het dé
cor donker moet zijn om een kerstpreek
kwijt te worden. Er moet een ziekbed
wezen ergens, bittere armoede, nood,
verdriet, problemen, rouw of zo. Dan
verstaat men pas wat Jezus betekent.
De aangrijpingspunten voor deze visie
zijn dan de koude winternacht, de arme
herders, die tot het uitschot van de sa
menleving behoorden, de stal en de
kribbe.
Ik zou de waarde van dit décor ook
niet willen ontkennen.
Maar dat is niet het enige décor. Er
is meer aan de hand.
Er waren ook engelen bij, zalige en
gelen. Er waren ook rijken bij, rijke
wijzen uit het oosten. Simeon zal wel
licht een welgestelde burger van Jeru
zalem geweest zijn, en de oude Hanna
had toch zeker haar schaapjes op het
droge, anders had ze niet zo doorlo
pend in de tempel kunnen zijn.
Bovendien is het niet waar dat de
wereld in de grootste nood was in die
volheid des tijds. De Keizer kreeg de
bijnaam Augustus, dat is de heerlijke.
Zijn wetten werden evangeliën, goede
boodschappen genoemd, zijn geboorte
noemde men ook een evangelie, want
door hem heeft het romeinse rijk orde
en grote voorspoed ontvangen.
Ook de Joden stonden er in die da
gen nogal goed voor onder een Hero
des die de bijnaam de grote heeft ge
kregen, omdat hij zoveel glorie aan het
jodendom heeft toegevoegd, een heer
lijke tempel heeft doen verrijzen en de
steden versierde door zijn machtige
bouwwerken. Maar God doet zijn licht
niet alleen opgaan over hen die aan de
donkere zijde van het leven vertoeven,
maar ook juist daar waar alle mense
lijke lampen branden.
Als de zon opgaat merken wij het
kaarsvlammetje niet meer, maar even
min de neon-lampen van Kruiningen.
En al zouden ook alle lampen van men
selijke heerlijkheid, rijkdom, welvaart,
gezondheid, wijsheid en vernuft bran
den, als wij daarmee vergelijken de
heerlijkheid van dit Licht, zo groot, zo
schoon, dan gaan toch alle lampen uit
en zijn als niets in onze ogen.
God verlicht niet alleen de duisternis
van het menselijke bestaan, maar over
treft verre alles waardoor een mens
meent gelukkig te zijn.
Het is natuurlijk mooi wanneer een
arme dankbaar knielt bij de kribbe,
maar het is ontroerend als de rijke wij
zen zó overstuur zijn en zó gering wor
den in eigen ogen dat ze neervallen in
aanbidding voor het kind dat de za
lige engelen in verrukking komen over
wat God in Christus doet. Zij hebben
daarboven toch wel vaker iets moois
gezien, maar nu is de hemel hun te
klein en ze persen naar buiten om hun
vreugde uit te dansen en uit te zingen.
Als een koning, zoals David, voor de
Ark Gods huppelt en danst, dan is het
toch wel duidelijk, dat Gods presentie
ver uit gaat boven alles wat heerlijk
heet op aarde.
God neemt het met Kerstfeest op te
gen alle menselijk geluk en voorspoed.
Wij spreken graag van het kerstfeest
der armen dat is mooi.
Er is ook een kerstfeest der voor-
spoedigen.
Dan knielen de herders samen met
de wijzen uit het oosten in aanbidding
neer bij de kribbe en dan brengen zelfs
de koningen hun eer en heerlijkheid
binnen de heilige stad, en ze weten dat
ze met al hun schatten van wierook,
goud en myrrhe eigenlijk niets gegeven
hebben vergeleken bij Gods onuitspre
kelijke gave, die als een licht schijnt in
de duisternis en onze lampen doet ver
bleken en waardeloos maakt.
„Hier is de wijsheid ongeacht
Hier geldt geen adel, staat noch pracht:
De Hemel heeft het kleen verkoren
Al wie door ootmoed wordt herboren
Is van het hemelse geslacht."
Dan weten wij dat er geen culturele,
maatschappelijke, technische ontplooi
ing is, hoe groot die ook in onze men
selijke ogen moge zijn die dit feest van
God kan versluieren.
Want God bedoelt ons te leren dat
wat Hij brengt in Christus alle aardse
heerlijkheid te boven gaat.
En deze woorden staan met kapitale
letters geschreven op de gevel van het
huis, waarin wij wonen, de kerk.
Dit is ons gezicht dat naar de wereld
gekeerd is. Dit wekt, hoe kan het an
ders, grote verwachting.
Dan kan men toch voor het minst
veronderstellen dat het binnen die kerk
echte blijdschap en dankbaarheid en
troost en diepe vrede is. En als nu eens
blijken mocht dat het binnen die kerk
guur en zuur is van nijd en twist, van
schrielheid en ongevoeligheid, van zon-
dedienst en ongehoorzaamheid, hoe
zouden de „vreemden" dan nog kunnen
geloven dat hét Licht der wereld red
dend is verschenen Laat het niet zo
zijn dat de kapotte bel achter een bluf
fend front een goede typering van de
kerk van Christus kan heten. Het lijkt
mij een brandende vraag voor de kerk
dat ze er op verdacht moet wezen om
het Licht van Christus niet te versluie
ren. Wij zijn Gods volk. Laten wij dan
ook spiegels zijn waarin Zijn heerlijk
heid weerkaatst.
TIL.
GEESTELIJKE VOLKSGEZONDHEID
LEVEN EN DOOD
De decembermaand is een periode, waarin de mens de reserves van zijn
psychische en geestelijke energie moet aanspreken. Het is een tijd van
intensief gezinsleven, maar wat is er voor de man of vrouw zonder gezin
of met een gebroken huwelijk Het is een tijd, waarin de kerk een blijde
boodschap mag brengen, maar wat is er voor de mens, die deze boodschap
niet meer verstaat Het is een tijd van inkeer en bezinning, maar in toe
nemende mate zien wij de mens deze bezinning ontvluchten in hotels,
bioscopen, bij de t.v. etc.
Het is psychologisch juist gezien, dat de diakenen in december zich
extra inspannen. Enerzijds mogen zij op de gemeente een speciaal beroep
doen, immers wanneer zullen wij ons rijker weten dan in de tijd, dat wij
ons concentreren op het feit, dat Christus voor ons werd geboren. Ander
zijds zal juist in deze maand de arme, de zieke, de eenzame, de vermoeide,
de gebrekkige en de gedetineerde mens hulp en troost nodig hebben.
Laat ieder gemeentelid echter beseffen, dat hijzelf ook diaconaal actief
moet zijn, zodat hij zich er niet met een gave in geld vanaf kan maken.
De persoonlijke inzet van ons allen wordt gevraagd.
Eigenlijk is december ook dè maand voor evangelisatie. Ook de onge
lovige mens wordt in deze donkere dagen teruggeworpen op de primaire
vragen van het leven. Ook hij zoekt een levensbron door de zonnewende
te vieren, zijn feest van het licht, zijn feest bij kerstboom en kaarslicht.
Ik geloof, dat het onjuist is om de naar waarheid zoekende mens deze
symbolen te verbieden, wel moeten we hem helpen er inhoud aan te ge
ven, zodat hij de wezelijke betekenis gaat begrijpen. Hoe kan een onge
lovige begrijpen, waarvoor hij leeft Als hij zich deze vraag durft te stel
len en dat doet hij in december, dan zal het ons niet moeilijk vallen hem
het gebrekkige van zijn antwoord duidelijk te maken. Hebben wij dan
ons antwoord klaar Helder, waarachtig, verstaanbaar. We moeten be
ginnen met naast de ander te gaan staan, te erkennen, dat ook ons leven
vuil en liefdeloos is, maar dat wij toch leven ter ere van God, onze Schep
per, dankbaar voor alle rijkdom, bereid tot lijden en sterven, hunkerend
naar de wederkomst van Christus. Zeg dit aan Uw vriend, Uw buur
jongen, dienstmeisje, Uw dokter, burgemeester of kruidenier, maar zeg
het niet zoals het hier staat, maar zodanig, dat de ander het kan verstaan
en beleven. Leven is blij zijn, want Christus is geboren.
Terwijl de Kerst ons doet denken aan het leven, is het Oudjaar een
aanraking met de dood. De jaarwisseling is het duistere, mysterieuze en
vaag onheilspellende en bedreigende feest gebleven. De kerstening er van
is maar gedeeltelijk gelukt. Op oudejaarsavond voelen we de macht der
demonen, onze onderworpenheid aan de afbrekende invloed van de tijd,
onze machteloosheid tegen eigen en andermans kwaad. De beangstigende
invloed van deze beleving wordt gecamoufleerd door veel eten, alcohol
en grollen. We doen net of we al onze fouten van het oude jaar kunnen
vergeten en opnieuw mogen beginnen en we jagen dan met veel lawaai
om 12 uur alle nare fantomen weg en hopen weer verder te leven. Maar
intussen hebben we weer gemerkt, dat de tijd voortgaat en dat wij in deze
wereld niet kunnen leven zonder te slijten en zonder de dood in de armen
te snellen.
De ontwikkeling van de geneeskunde heeft de gemiddelde leeftijd zeer
sterk doen stijgen, maar er is nog geen enkele aanwijzing, dat de absolute
leeftijdsgrens wezenlijk is gestegen. Ook vroeger werden wel eens men
sen 110 jaar. Door dit ouder worden van de bevolking zijn de arts en
vele anderen voor het probleem gesteld, dat niet alleen moet worden ge
tracht jaren aan het leven toe te voegen, maar ook leven aan de jaren.
De ouder wordende mens zal moeten leven, en wij moeten hem helpen
om de extra jaren, die hij krijgt echt te leven, inhoud te geven, zinvol te
maken. Het zijn niet alleen de kinds geworden bejaarden, die een pro
bleem vormen, maar ook al die oude mensen, die zich vervelen, hun kin
deren tot last zijn en hun tijd vullen met roddelen.
Er zal dus nog veel kunnen en moeten verbeteren. De geneeskunde, de
psychiatrie, het maatschappelijk werk kunnen nog veel bijdragen aan het
verlengen en het meer harmonisch en zinvol maken van het leven. On
danks de verdere organisatie bij de uitvoering van de langs wetenschap
pelijke weg verworven kennis zal ons steeds gevraagd worden om ook
zelf mee te doen, om zelf naaste van de ander te durven zijn. Ook psy
chologisch gezien is dit een voorwaarde voor ons eigen leven we zijn
pas volop mens als we ook medemens hebben leren zijn.
Toch weet iedereen, dat de strijd tegen de dood uiteindelijk verloren
wordt. De absolute leeftijd stijgt niet. Op zijn gunstigst worden we allen
straks 110 jaar. Als LI dit leest, zult U merken, dat Uw reactie hierop niet
zo erg enthousiast is. Velen zullen zeggen, dat Zij 80 jaar wel genoeg
vinden. Ik betwijfel of zij dit zullen volhouden, wanneer zij eenmaal 80
jaar geworden zijn, maar zeker is, dat ook zonder opvallende ziekten en
gebreken de mens toch eenmaal levensmoe wordt. Een visioen van on
sterfelijkheid in onze wereld is beangstigend. Wij kunnen ons geen uto
pie voorstellen waarin alle medische en sociale problemen opgelost zijn,
zonder daarin een plaats te geven aan de dood. Wij moeten, wij mogen
en ten diepste willen wij dan ook sterven, zelfs de ongelovige mens:
strijdensmoe, opgeleefduitgeleefd.
Nu is doodgaan iets wat niemand van ons kan overnemen. Maar toch
is het elkaar helpen sterven een van de meest grootse daden van naasten
liefde. Dit kan soms te ver gaan, bijv. waar de arts geconfronteerd wordt
met het probleem van de euthanasie. Deze hulp bij het sterven begint al
lang voor het sterfbed, eigenlijk al bij het opvoeden van onze kinderen.
Is er een grotere hulp denkbaar, dan als wij onze kinderen, onze vrienden,
onze naaste kunnen wijzen op het feit, dat de dood zijn macht is ontno
men door Christus' overwinning
Als wij als gemeente van Christus bij willen dragen aan de geestelijke
volksgezondheid van ons volk, laten wij dan blijk geven dat wij weten
te leven en durven te sterven.
Vlissingen
A. BOOM.
Vragen omtrent deze rubriek te zenden aan Ds. A. Elshout, Beatrixlaan 17,
Koudekerke.
v.
energie
God is bij de mensen Immanuël
Hij bemoeit zich met onze zaak. Neen,
dat bemoeien is een irriterend woord.
Er is een beter woord God ziet naar
ons om Zó zei Zacharias het destijds
Feuilleton
door
J. BRANDENBURG
Een verhaal uit de bezettingstijd
XIII
Daar heb je die smerige uniformkwestie, zegt Wim,
schor van woede.
Zijn vader wenkt hem te zwijgen. Er wordt verder be
richt, dat de inundatie zich volgens het vastgestelde plan
voltrekt. Het water stijgt op de landerijen
Holland achter de waterlinie. Dat geeft enigermate een
gevoel van veiligheid. Maar in Brabant moeten onze jon
gens de barbaren tegenhouden. Ze vechten daar tegen
een overweldigende overmacht.
Van het ontbijt wordt niets aangeroerd.
Wim zegt, dat Engeland en Frankrijk nu wel spoedig
zullen komen helpen. -Maar De Wilde is niet zo zeker
van die hulp. Wat hebben zij gedaan, toen Polen onder
de voet werd gelopen Wat deden zij toen Duitsland
Noorwegen binnenviel
Maar hij zwijgt. Hij wil de laatste sprankelen van hoop
aan zijn gezin niet ontnemen. Hij kijkt naar zijn vrouw.
Hij merkt, dat ze zich enigermate hersteld heeft. Ze ziet
er bleek uit, maar er ligt een vastberaden trek om de ge
sloten lippen. Met de beide meisjes verricht ze het Vrij
dagse werk en over Henk spreekt ze niet meer.
De Wilde tracht telefoonverbinding te krijgen met Hol
land, maar Zeeland is voor het particulier verkeer ge
sloten. Ze zijn aangewezen op de radioberichten, die ech
ter wel de ondragelijke spanning telkens nog verhogen,
maar geen geregeld overzicht van de algemene toestand
geven.
Was ik maar in Rotterdam gebleven, zegt Wim.
Daar kun je tenminste wat doen.
Kind, wees blij, dat je bij je vader en moeder bent,
zegt zijn moeder.
Ik zou willen vechten, net als Henk. Licht dat ik
ook nog een paar van die schurken afmaak
Jongen, wat bezielt je Je weet niet wat je zegt
antwoordt ze.
Theo ziet hem verschrikt aan.
Zou jij een Duitser kunnen doodschieten? vraagt hij.
Henk werpt een verachtelijke blik naar zijn vriend.
Natuurlijk, ik zou heel de dag achter elkaar moffen
kunnen neerpaffen. Hoe meer hoe liever. Wat wou jij
dan Je vecht toch zeker voor je land Ik hoop, dat Henk
er een massa kapot maakt, het zijn niet anders dan ploer
ten, schurken
De Wilde zwijgt.
Moet hij zijn jongen verbieden Hij kan het niet. In
zijn hart denkt hij er precies zo over. Hij weet op dit
ogenblik nog niet of deze haat geoorloofd is of niet. Maar
hij begint er wel iets van te begrijpen hoe het mogelijk
is, dat een mens in één nacht een goed soldaat kan wor
den, dat wil zeggen, in staat wordt gemaakt zoveel mo
gelijk medemensen te vermoorden.
Wim en Theo zijn op de fiets naar de stad gegaan om
nieuws op te vangen. Ze lezen een bulletin, waarin de
Koningin verklaart, dat Nederland met Duitsland in oor
log is dat Duitsland zonder de minste waarschuwing des
nachts ons land is binnengevallen, waartegen Zij een
vlammend protest laat horen en nu van ons volk vraagt
zijn plicht te doen.
De radio geeft intussen al meer berichten over het da
len van parachutisten en het belegeren van strategische
punten, voornamelijk vliegvelden.
Wim heeft geen rust. Hij is al weer naar de stad, maar
komt een uur later weer binnenstuiven met de sensatio
nele mededeling, dat de Fransen al in Zeeland zijn en
door zullen trekken naar Brabant.
De Wilde kan het bericht bijna niet geloven. Hoe zou
den ze nu al hier kunnen zijn
Maar om vijf uur trekken de eerste kolonnes werkelijk
door het dorp. Ze zijn uit Zeeuws Vlaanderen via Bres-
kens en Vlissingen Walcheren binnen gekomen.
Alle dorpelingen staan langs de kant van de dorpsweg
de intocht te aanschouwen.
Het is een moedgevend gezicht. Geen jonge broekjes,
maar grimmige gezichten van kerels tussen de dertig en
veertig jaar. Ze hebben allemaal al met de Duitsers ken
nis gemaakt in de Maginotlinie. Ze zijn goed gewapend.
Ze hebben lichte tanks bij zich en motorvoertuigen,
snelle kanonnen van tamelijk zwaar kaliber en de kerels,
die op de motor met zijspan het dorp binnentrekken zijn
tot de tanden gewapend. De Franse lelie is op elk voer
tuig geschilderd. Een vreemd gezicht in het hartje van het
vredige Zeeuwse land.
Een paar officieren stappen het gemeentehuis binnen.
Een detachement zal in het dorp blijven en er moet kwar
tier worden gemaakt.
Intussen heeft de bevolking al vriendschap met de zui
delijke buren gesloten. Er worden repen chocolade, siga
retten en sigaren uitgedeeld en een dikke Zeeuwse boerin
komt met een grote emmer melk aanschommelen. Haar
goedmoedige lach vertolkt de beste bedoelingen. De sol
daten, die blijkbaar dorst hebben, willen op de melk aan
vallen, maar er schiet plots een officier naar voren en
beduidt de boerin, dat ze eerst zelf van de melk moet
drinken. Ze begrijpt het niet goed en kijkt hulpeloos en
met een verlegen gezicht naar de omstanders. Wim komt
naderbij en vertolkt, dat de officier wil hebben, dat ze
zelf eerst drinkt. (Wordt vervolgd)