Do Bijhei over ziekte (II) DAGBOEK PREDIKANT DOOR WATER EN VUUR GEESTELIJKE VOLKSGEZONDHEID A. J. Boom, Zenuwarts, Drs. A. Elshout, Dr. P. C. Kraan, Chirurg. Correspondentie over deze rubriek te richten aan Drs. A. Elshout, Koudekerke. (Het Nieuwe Testament) Terwijl het Oude Testament ons betrekkelijk weinig wonder- genezingen verhaalttreffen we er in het Nieuwe Testament zeer vele aan. De Heiland gaat het land door, goeddoende, en ook de bedoeling van de genezingswonderen wordt ons verhaald: die ernstig ongesteld waren genas Hij allen, opdat vervuld zou worden, hetgeen gesproken werd door dè profeet Jesaja, toen hij zeide: Hij heeft onze zwakheden op Zich genomen en onze ziekten heeft Hij gedragen" (Matt. 8 16-17vgl. Jes. 53 4). Steeds zullen we dus de wonderen van de Here Jezus moeten zien als vervulling van de profetie. Het zijn de tekenen van het g e- k om en Koninkrijk. Maar tegelijk blijkt, dat de volheid van het Koninkrijk nog komen moet, want niet alle zieken worden ge nezen. Bij het badwater Bethesda „lag een menigte zieken, blinden, verlamden en verschrompelden(Joh. 5), terwijl Jezus toch alleen de éne man, die reeds 38 jaar lang ziek geweest was, genas. Jezus doet dan ook slechts zoveel wonderen als Hij voor de bezegeling van Zijn prediking noodzakelijk achtte. Bij de discipelen kan nog sprake zijn, dat zij niet in staat waren te genezen vanwege de kleinheid van hun geloof (Mare. 9 14 vv.), van de Here Jezus geldt dit stellig niet. Nu mogen we ongetwijfeld zeggen, dat Jezus bewogen was met alle zieken en lijdenden. Maar ook Hij kon toen nog niet doorstoten tot de volkomenheid van het Rijk, dat eerst aan het eind der dagen zijn voltooiing zal ontvangen. Nil is de schepping nog onder „de dienstbaarheid aan de vergankelijkheid"in de hoop daarvan straks te worden bevrijd (Rom. 8 18 vv.). Ook de door Jezus opgewekten zijn later weer gestorven. Herstel uit ziekte betekende geen be vrijding van de dienstbaarheid aan de vergankelijkheid. Hetzelfde geldt vandaag nóg Toch betekent deze dienstbaarheidniet, dat we het gebed om genezing zonden moeten nalaten of ervan zouden moeten afzien medische hulp in te roepen. Naast het ongelovig, opstandig verzet tegen de ziekte is er ook een geoorloofd, ja zelfs geboden verzet. God heeft in Zijn algemene goedheid vele middelen gegeven tot instand houding van de gezondheid en bestrijding van lichamelijke en geeste lijke ziekten. Het zou wel heel erg ondankbaar zijn deze goede gaven van God te minachten. Het oude gezegde „middelen en wegen gaan samen" bevat een grote waarheid. Die gezond zijn hebben de genees heer niet nodig, maar die ziek zijn. Het zou wel volkomen in strijd zijn met de bedoeling van de Schrift dit woord zonder meer te „vergeestelijken"alsof het alleen sloeg op de Heiland zelf. Paulus zal er op zijn reizen heel veel gemak van gehad hebben, dat hij Lukas, de geneesheer, bij zich had. (Dat Paulus meermalen met ziekte te kampen had, blijkt behalve uit de bekende plaats over „de doorn in het vlees" (2 Cor. 12 7-10) ook uit Gal. 4:14, „toch hebt gij de verzoeking, die er voor u in mijn lichamelijke toestand gelegen was, niet als iets verachtelijks beschouwd, of er tegen gespuwd Het Nieuwe Testament geeft ons geen aanleiding om te zeggen, dat achter elke ziekte duivelse invloeden gezocht moeten worden. Maar het kan wel, zoals met name blijkt uit de vele gevallen van bezetenheid, die in het Nieuwe Testament ons beschreven worden. Bij de uitwerping van boze geesten blijkt wel in het bijzonder, dat Jezus gekomen is om de werken van de duivel te verbreken. Door de verleiding van de duivel is de dood de wereld ingekomen. Die dood openbaart zich ook in het sterven van zijn vriend Lazarus. Hoe sterk Jezusverzet tegen dit droevig gebeuren was, blijkt wel uit Joh. 11 33: Jezus „werd verbolgen in de geest en diep ontroerd". De opwekking van Lazarus is profetie, dat ook de machten onttroond worden: „Hij, heeft de overheden en machten ontwapend en openlijk ten toon gesteld en zo over hen gezegevierd" (Col. 2 15). Vanuit deze overwinning van Christus mag ook gelovig gebeden worden om herstel uit ziekte, mag er zijn een „gelovig verzet" (vgl. Ps. 6:3). Het gebed van de rechtvaardige vermag veel (niet alles), Jac. 5, en met deze beperking geldt: „het gelovig gebed zal de lijder gezond maken en de Here zal hem oprichten" (vs. 15). Het probleem van schuld en lijden wordt fel belicht in de ge schiedenis van de blindgeborene in Joh. 9, waarbij Jezus zich met name keert tegen het leggen van een al te mechanisch verband tussen zonde en ziekte: „Noch deze heeft gezondigd, noch zijn ouders, maar de werken Gods moesten in hem openbaar worden". Er is dus ook ziekte onder het aspect van „Uit deze ziekte zal Gods eer naar voren komen", hetzij in genezing of doordat God de kracht ertoe geeft in het gelovig aanvaarden. Zelfs indien er zonde op de achtergrond is, is er troost: „En als hij zonden heeft gedaan, zal hem vergiffenis geschonken wordenna belijdenis van schuld (Jac. 5 15-16). Tenslotte vindt de gelovige rust ook bij de onbegrepen vragen in het ondoorgrondelijk bestel van God (Rom. 11 33-36) en mag hij het blij aanvaarden „Wij weten nu, dat God alle dingen doet mede werken ten goede voor hen, die God liefhebben." o Uiteraard was het in deze twee korte artikelen slechts mogelijk enkele hoofdlijnen te trekken. Over enige tijd hopen wij enkele artikelen te geven over „de geloofsgenezing" en over „bezetenheid en geestesziekte"Uiteraard kunnen dan verschillende Schrift gedeelten meer uitvoerig besproken worden. A. ELSHOUT. UIT HET VAN EEN Mag ik U weer eens iets vertellen Het is niet een bepaald blaadje uit mijn „dagboek", want ik ben er zo vaak ge weest. Maar in m'n geheugen heeft het zo'n vaste plaats gekregen, dat het daar heus niet uitslijten zal. Ze was zo heel ernstig ziek, een ouderwetse pneumonie. Tegenwoordig is de medische wetenschap zo ver ge vorderd, dat de dokters middelen we ten, waardoor die ernstige crisis voor komen wordt. Maar vroeger was het er öp of er onder. Ik had haar al vaker bezocht, maar de ziekte nam in hevigheid toe. Natuur lijk was alle bezoek verboden, zelfs van de allernaaste familie, maar gelukkig gold dat verbod niet voor mij. Toen ik haar weer bezocht, zal de ziekte wel juist ongeveer op haar hoog tepunt geweest zijn. Ze lag in branden de koorts en ik heb mijn koele hand op haar gloeiend voorhoofd gelegd en alleen maar de bekende woorden uit psalm 43 gezegd zend, Heer, Uw licht en waarheid nederVerder heb ik ook niet met haar en voor haar gebe den. M'n bezoek had zeker niet langer dan twee minuten geduurd. „Dominee, U zult er niet veel aan hebben", hoe vaak horen we het niet Maar ik meen, dat het niet allereerst de vraag is, wat wij er aan hebben, maar wat onze zieken er aan hebben. Ik geef direct toe, dat wij er ook veel aan kunnen hebben. Het is heus niet zo sporadisch, dat wij aan het ziekbed meer ontvangen, clan wij geven. Wat heeft het ons al dikwijls verkwikt, die stille, blijmoedige overgave, ook in de vaste wetenschap, dat het einde nadert. Dat hoe langer hoe meer los worden van dit leven, dat de banden eigenlijk zo stuk voor stuk doorgesneden wor den en dat die éne band, de band aan Jezus, hoe langer hoe sterker wordt. Als we onze zieken zien in het hevigst lijden en het lichaam letterlijk ver scheurd wordt en dan uit hun mond te mogen horen „in de grootste smarten, blijven onze harten, in de Heer gerust". Of, gelijk ik het eens een broeder hoor de zeggen in zijn hevigst lijden „al slaat de Here mij nog zo, ik blijf Hem toch nalopen". Aan de waarheid van Gods Woord twijfelen we niet, want dat Woord is waarachtig en getrouw, maar het sterkt ons en het is ons tot bevestiging van ons geloof, als we het ook eens voor ogen zien. Wat is het leven vaak niet gebrekkig. De mensen komen in de kerk, wij preken en alles blijft maar zo bij het oude. Er verandert zo wei nig, de kracht van het Woord en de blijdschap van het evangelie wordt zo weinig openbaar. Een dominee moet eens zijn preek begonnen zijn met de woorden „wat preeken wij veel en wat geeft het weinig". Mogelijk zal deze of gene die verzuchting wel ver staan. Maar dan is het ziekbed vaak ver rassend. Dan zeggen we ja, het is toch waar. Onze vromen durven de grote reis aan, ze zien er niet tegen op, ze weten, dat ze er dóór komen en met gebroken stem zingen ze want na de dood is 't leven mij bereid, God neemt mij op in zijne heerlijkheid. Menig ziekenbezoek zal de pastor tot grote vertroosting en zegen zijn. Maar toch, op de voorgrond staat, wat zij er aan hebben. Daarom meen ik ook, dat ons de toegang tot de ziekenkamer niet mag geweigerd worden, behalve dan in misschien zeer uitzonderlijke gevallen. Natuurlijk zal dan ook geen dominee zo onverstandig zijn, dat hij bij een ernstige zieke een half uur blijft praten en zijn laatstg preek repeteert. Of, als hij bij iemand komt, die het zo heel hard nodig heeft en nu juist rustig slaapt, zal hij niet zeggen dan moet hij maar wakker worden, want ik ben gekomen, om met hem te spreken en te bidden. Gelukkig, dat deze gedachte ook hoe langer hoe meer veld wint. We hebben de laatste tijd over hartelijke samen- Feuilleton door J. BRANDENBURG k Een verhaal uit de bezettingstijd k XI Die nacht ligt hij lang wakker, of beter, hij soezelt een beetje tussen waken en dromen. Hij heeft een gesprek met dominé Versendaal, die hem vermaant toch zijn geduld met die Sanders niet op te geven. Hij zit in zijn auto op weg naar Mill, maar de Duitsers zitten al in Den Bosch en verhinderen hem door te rijden. Zijn beste kersen boomgaard staat blank van het brakke water, dat de sol daten de polder hebben laten inlopen. Zijn bomen zijn voor jaren onbruikbaar, misschien wel voor altijd ver nietigdTussen zijn visioenen schrikt hij wakker en keert zich op een andere zijde. Zijn vrouw ademt diep en regelmatig. Eindelijk zinkt ook hij weg in een vaste droomloze slaap. Hij wordt plotseling wakker door heftig schudden van zijn vrouw aan zijn arm Man word wakker, luister eens, wat is dat Verwezen van de slaap richt hij zich half op een elle boog op. Wat is er vraagt hij. Hoor je dat leven niet op straat Wat zou er aan de hand wezen Er is wat, man ga eens kijken. Hij luistert en hoort praten op de weg. Er staat een groepje volk. Arbeiders, anders niet, zegt hij. Neen, ze staan er al lang en er komen geregeld meer mensen bij staan. Hij springt het bed uit en kijkt door het raam. Er staan verschillende mensen. Geen arbeiders. Ze ges ticuleren druk. De gemeentesecretaris staat er ook bij. Plots bespringt hem een bang vermoeden. Hij loopt de trap af en draait de knop van zijn radio op Hilversum. De lampen gloeien en meteen hoort hij een gejaagde, ner- versterkt moet zijn. Daar komen de Duitsers zo nog maar veuze stem Hier luchtwachtparachutisten ne.erge- niet door heen. En aan de IJssel staat ook een sterke ver-, komen bij Dordrechtparachutisten neergekomen dediging. En dan heb je de waterlinie immers nog. Eer bijDordrechtStilte. ze daar zijn, hebben we al lang versterking van de Fran- Zijn vrouw staat naast hem. De hand, die ze op zijn sen en de Engelsen, arm legt, beeft. De gemeentesecretaris is een lange, magere kerel met Wat is er vraagt ze. lenzen in zijn bril, zó dik, dat je er niets anders dan een We zijn in oorlog, vrouw. blauw, waterig reuzenoog achter ziet. Hij geeft zijn be- Zijn gelaat verstart in een dodelijke bleekheid. schouwingen ten beste en de mensen knikken toestem- Opnieuw komt de stem Hier luchtwachtpara- mend. Zo zal 't wezen. Maar de man heeft geen zoon chutisten neergekomen bij GorinchemVliegtuigen aan het Limburgse front staan. vliegen boven Den Bosch van Oostelijke richting naar De Wilde keert het groepje de rug toe en op zijn weg Westelijke richtingparachutisten dalen bij Den Haag, naar het dorp ziet hij dominé Versendaal. Hij komt de bij Rijswijk, bij Delft, bij Haarlem, bij Voorburg. pastorie uitdraven. Zijn lange haren wapperen over zijn Wim en Theo zijn ook de kamer ingekomen. hoge voorhoofd. Die ploertenzegt Wim hartgrondig. Ook hij is nerveus. O, man, onze jongen snikt mevrouw De Wil- Jouw jongen staat in de voorste linie, zegt hij en de. Hij wil haar kalmeren, maar de woorden verstikken grijpt met beide handen de rechterhand van De Wilde. in zijn keel. God spare hem, en Hij spare al onze dappere jongens... Nederland in oorlog met Duitsland. De Duitsers zijn Dat meeleven doet De Wilde goed. Het maakt iets los de grenzen over gerukt en zijn jongen staat in de eerste in zijn keel en zijn ogen worden vochtig. linie, vangt de eerste stoot op. Misschien is hijal-Wat zullen we belevenzegt hij. doodMisschien ligt hij verminkt in het veldNiet meer en niet minder dan God over ons beslo- misschien is hij gevangen genomenmisschienEr ten heeft, zegt Versendaal gedecideerd. zijn tientallen misschiens. De onzekerheid aangaande het De Wilde knikte. lot van je kind heeft je besprongen als een beest en het Het komt er nu op aan, wat wij van ons geloof laat je niet meer los. Het grijpt je aan, dan hier en dan behouden hebben en aan de mensen laten zien, vervolgt daar. Versendaal. De Wilde probeert telefoonverbinding te krijgen met Dan haast hij zich weg, het dorp in. Hij wil weer gauw het naburige stadje, maar de verbinding schijnt verstoord. bij zijn vrouw en kinderen zijn. Ook de meisjes zijn nu het bed uitgekomen, ze beven en De Wilde gaat ook maar weer naar huis. Je voelt dat de dodelijke angst over het lot van Henk houdt hen allen daar op 't ogenblik-je plaats is. bevangen. Om acht uur geeft het A.N.P. met de vertrouwde stem Dan kleedt De Wilde zich aan. de nieuwsberichten door. Heel Nederland staat aan het Hij gaat naar buiten. De gemeentesecretaris weet hem toestel en luistert ademloos, te vertellen, dat de Duitsers' om drie uur de grens zijn Een groot aantal Duitse vliegtuigen is boven ons land overgekomen, ook in Limburg. Ze zijn Brabant al binnen- verschenen in de afgelopen nacht en heeft het voorname- gedrongenlijk op de vliegvelden voorzien. Er wordt op verscheidene Jouw jongen staat immers ook aan de grens vraagt plaatsen hard gevochten. Overal laat de vijand parachu- een boertje, dat met zijn melkkar naar het land gaat om tisten neer. Velen in Nederlandse uniform de koeien te melken. Hij knikt stom. Hij hoort beschouwingen over de Peel, die reusachtig (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1960 | | pagina 2