eeuwóe 3£erkbocle
qDat VERANDERT.
c~Yfleditatie
HU KOMT
L
i -J
TELE VISIE-DIENS TEN
Van de wijde, ruige Heide
16e JAARGANG No. 24
9 DECEMBER 1960
Z
OFFICIEEL WEEKBLAD TEN DIENSTE VAN DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND
Redacteur: Dr. C. Stam, Goes; Westwal 2, Telefoon 0 11005906
Medewerkers J. A. van Bennekom, Middelburg Dr. A. J. Boom, VlissingenDs. D. J. Couv'ée, Bennekom
Drs. A. Elshout, Koudekerke Ds. W. C. van Hattem, Terneuzen Ds. A. Koning, Oud-Vossemeer
Dr. P. C. Kraan, Vlissingen Ds. J. v. d. Leek, Kapelle Ds. P. van Til, Middelburg
Mej. F. A. Groot Nibbelink te Grijpskerke Mevrouw C. van Zwedenvan Alkemade, Goes
J. Wattel, Gapinge.
r
Abonnementsprijs
3,per halfjaar
bij vooruitbetaling
Advertenties
12 cent per mm.
Bij abonnement lager
Losse nummers 12 ct.
Drukkers-Uitgevers
Littooij Olthoff
Spanjaardstraat 47
Middelburg, Tel. 2438
Giro no. 42280
Doch wie kan de dag van zijn komst verdragen,
en wie zal bestaanals hij verschijnt
Maleachi 3 vs. 2a.
Maleachi spreekt van de grote dag des Heren. Zal het voor ieder
een blijde dag zijn
Zijn komst zal scheiding brengen tussen de oprechten en de geveins
den. Hij zal zijn als het vuur van de smelter en als het loog van de bleker.
Voor deze ziener vallen komst en wederkomst samen. Hij ziet ze als
in één verschiet.
Bij de kribbe zien we al de oordelende en scheidende kracht des Heren
openbaar worden.
Eenvoudige herders worden geroepen en keren met blijdschap terug,
God lovende.
Wijzen bukken neer in aanbidding voor de geboren Koning Isrels.
Maar rijken worden ledig heengezonden.
Ze zijn zichzelf genoeg en willen van genade niet weten.
De komst des Heren is als het vuur van de goudsmid. Het erts wordt
eerst uit de beklemming los gemaakt en daarna in de smeltkroes ge
worpen.
Het goud wordt vloeibaar, de onzuivere bestanddelen worden wegge
daan, dat is het schuim.
De bleker doet iets dergelijks. Met loog wordt het weefsel gereinigd.
Ook hier de scheiding tussen rein en onrein.
Wij zijn op weg naar de komst van Jezus Christus. Hij komt om te
oordelen de levenden en de doden.
Zalig die hun gewaden wassen, opdat zij recht mogen hebben op het
geboomte des levens en door de poorten ingaan in de stad.
Driewegen J. VAN DER VEEN.
Tegen het einde van het jaar gebeu
ren er allerlei dingen, die wij niet direct
moeten vergeten.
Daar hebt u in het grote leven het
bezoek van de aartsbisschop, Dr Fisher,
aan de paus te Rome. De grote leids
man van de anglicanen bij de leider
van de kerk van Rome.
Deze gebeurtenis moet in het karak
ter van deze tijd tot ons spreken. Geen
kleine veranderingdat nu deze
aartsbisschop welkom was in Vaticaan
stad Wanneer wij een 30 jaar in de
geschiedenis terug gaan, dan stond het
er anders bij. Een voorganger van Dr
Fisher moest van een voorgenomen
bezoek naar Rome afzien De „papie
ren" lagen toen anders op tafel.
Zeker, wij moeten hier niet gaan
„dromen" van toenadering tussen
Rome en het anglicanisme, maar dat
deze beide kerkelijke grootheden el-
kaars aangezicht wilden zien, geeft
toch te denken. Er waren tijden, dat
hierover niet werd gedacht.
Men kan zelfs zéggen, dat over het
algemeen dit bezoek welwillend werd
opgenomen. Wat voorheen niet moge
lijk was. Er is toch blijkbaar véél aan
het veranderen.
Wij zien de dingen nu anders dan
in de Middeleeuwse structuur. Wij
hebben een goedkeurend gebaar bij
zulk een ontmoeting. Ligt daar niet in
opgesloten, dat wij in de crisis der we
reld aan het „rijpen" zijn voor een an
dere kerkelijke houding, dan waarin
wij voor een halve eeuw nog vanzelf
sprekend vervielen
Als het inderdaad waar is, dat wij
naar het eind der tijden opschieten, dan
zullen wij als christenen anders tegen
over elkaar moeten staan dan in het
verleden.
Het is die welwillende houding te
genover mede-christenen, die met name
ook de jongere generatie toespreekt.
Nee, ik geloof niet, omdat de jongeren
„slapper" zijn dan een vorig geslacht.
Maar, zij komen anders met het leven
in aanraking dan wij voorheen. Zij voe
len ook, dat de christenen in de toe
komst elkaar meer zullen nodig hebben
en dat het „starre" ten opzichte van
elkaar niet meer op zijn plaats is.
Kijk, daar dacht ik aan, bij het be
richt over de studenten van Kampen,
dat in de richting van de wereldraad
wees. Nee, wij moeten ons hoofd niet
schudden. Wij moeten niet denken, dat
die studenten nu eens, in de trant van
de revolutie, het kerkelijk leven willen
aantasten. Wij moeten daarin iets voe
len van de verandering, die ook door
het kerkelijk leven heentrekt.
Voor het eerst in mijn leven heb ik
een kerkdienst gezien op het raam van
een televisietoestel. Zelfs twee gods
dienstoefeningen binnen twaalf uur na
elkaar.
De eerste was een Evangelische
Vesperdienst in de hoofdkerk van het
Duitse stadje Herborn. In mijn Duitse
Columbus Welt Atlas kon ik het niet
eens vinden.
De tweede vond plaats in een mij
bekende, pas in gebruik genomen, ul
tra-moderne kerk in Nederland.
Pracht materiaal dus om te verge
lijken.
Laat ik beginnen met te verklaren,
dat mijn twijfel of er wel genoeg „in
zat", is weggenomen. Al kan ik er ge
heel voor mij zelf niet mee dwepen.
Maar, ik ben weer geheel voor mij
zelf óók niet gebrand op een radio-
Ik geloof, dat onze kerkeraden en
vergaderingen deze dingen eens op
zich moeten laten inwerken. Men staat
bij de jongeren naar een band van ge
meenschap. Dat men daarbij niet alléén
kijkt naar chr. gereformeerden of vrij-
gemaakten, kan ik heel best begrijpen.
Dat behoeft niet uit te gaan van de
gedachte, dat „midden-orthodox" je
van hét genoemd moet worden.
Maar in het leven van vandaag kun
nen wij toch heel moeilijk de grote
kringen overslaan, waar óók de wor
steling om de waarheid aan de gang is.
Jammer is, dat er zo gauw van kort
sluiting sprake is, wanneer de scharen
op één of ander gebied samenkomen.
Mogelijk is het, dat wij graag nog
wat waren gebleven bij de traditionele
gang van ons bestaan. De onrust van
de tijd doet zich gevoelen. De verande
ringen treden in. Misschien dat door
die levensspanning de geslachten elkaar
niet meer zo goed begrijpen. De nei
ging om te blijven bij wat er bestaat,
wordt bij het ouder worden nogal sterk.
Maar, het leven schudt ons tegenwoor
dig door elkaar, en het is de vraag, of
wij daarbij direct moeten denken aan
een willen afglijden bij een volgend
geslacht. Zij staan anders in het leven.
Zij kunnen ook niet meer reageren als
een geslacht, dat de verwijdering tus
sen christenen zelf heeft meegemaakt.
En, wij komen heden ten dage wel heel
sterk onder de indruk van het werk
van God, dat in deze wereld ..anders"
verloopt dan wij wel eens hebben ge
dacht.
Mogelijk dat wij nu in de tijd zijn
gekomen, waarin „het gesprek" tussen
christenen belangrijke vrucht kan dra
gen. Ontmoetingen op hoog niveau zijn
soms aan de orde. U behoeft er geen
wereld-omkeer van te verwachten, maar
het moet u toch doen verstaan, dat
christenen, die elkaar voorheen niet
zagen of kenden, thans een verlangen
hebben naar ontmoeting met elkaar.
Stellig veranderen de verhoudingen.
Wanneer wij dat zien, vraagt God
van ons, dat wij onze aandacht zullen
richten op wat het leven ons voorstelt.
Er wordt een andere bijdrage gevraagd
van de generatie van thans dan van
vroegere geslachten. Zij willen bewust
in het leven staan, niet in de afweer
houding, maar met een belangstellende
tegemoetkomende houding. Dit laatste
kon wel eens beter zijn. Daarom vraagt
deze tijd een begrip voor elkaar in de
strijd van het christen-zijn. Wij zullen
daarmee ernstig rekening moeten hou
den. C. St.
kerkdienst. Het blijft te veel surrogaat
van iets, dat naar zijn wezen toch
eigenlijk niet te vervangen is.
Des te meer verblijd ik mij, dat beide
beurten mij zijn meegevallen. Want
voor onkerkelijken kan het 'n middel
zijn voor de weg terug.
Daarom lijken mij de twaalf duizend
gulden, die zulk een uur uitzenden in
ons land kosten, niet Weggegooid. Zé
ker heel wat beter besteed dan aan de
vele shows, al zijn zij van de veel be
wonderde Perry Como.
Nu men ook in de heel kleine kring
van „deskundigen" zelf nog aan het
experimenteren is, mag ik wel als
„leek" op televisie-terrein, maar ook als
gelovige, als zelf evangeliserend predi
kant én als kijker mijn mening geven,
'n „Oordeel" kan het na deze eerste
twee bekeken gebeurtenissen nog niet
zijn.
Bekeken schrijf ik opzettelijk.
Want, indien het de opzet is, dat de
kijker geen „toeschouwer" blijft, doch
zich geheel opgenomen, deelgenoot ge
voelt aan zulk een dienst, dan is dat
met mij niet gelukt. Of het moet nu en
dan 'n moment geweest zijn juist in die
Duitse dienst.
Nadat we door verschietende beel
den en summiere toelichting 'n indruk
hadden gekregen van de historische
kleine universiteitsstad Herborn, zagen
we professor dr. Willi Born, die de
dienst leiden zou, in toga buiten aan
de ingang van het Gothisch gebouw
nog enkele (zo fungerende) laatkomers
begroeten, de hand drukken en achter
hen naar binnen gaan onder goed klin
kend orgelspel.
We keken meteen in een reeds ge
heel gevulde kerkruim, waarin dr Born
nu terstond doorliep naar de altaarach
tige Avondmaalstafel, om daar de
dienst te openen. Achter hem zaten de
leden van een uitstekend koor. Van
ouds, meen ik, is het Luthers gebruik
om de liturgie niet van af de preekstoel
te leiden. Ook geen mondelinge opgaaf
en hinderlijk „herzeggen" en de dienst
nodeloos rekkend voorlezen der te zin
gen verzen. Spontaan zet orgel en ge
meentezang in. Eerst na zegengroet,
liederen, belijdenis, Schriftlezing enz.
besteeg de prediker de preekstoel voor
het houden van zijn preek.
Hier plaats ik mijn eerste opmerking:
gegeven dat het bij televisie nu eenmaal
gaat om het kijken en dan vooral door
niet-kerkelijke mensen, lijkt mij eento
nigheid het grote gevaar.
Welnu, tegenover deze Duitse me
thode van liturgie aan de avondmaals-
dis en eerst de preek op de pree/cstoel,
verloor voor mijn besef de minder af
wisselende manier van alles op de kan
sel te verrichten, het ten enenmale.
Ik pleit er niet voor om het ook in
niet-uitgezonden diensten zo te gaan
doen de slechte accoustiek van heel
wat kerken belet dit hoewel men
het ongeveer zo reeds doet in de Petra-
kerk te Veenendaal. Maar bij 'n tele
visie-uitzending, waarbij alles moet ge
richt zijn op het vasthouden van de
„toevallige" kijkers, lijkt het mij ge
wenst.
Het nadeel van de Nederlandse uit
zending scheen mij daarom zelfs nog
groter, omdat het moderne, nuchtere
kerkgebouw in het beeld ver onder deed
voor schone Gothische kerk 'n
kerk met haar prachtige kansel en
het mooie koor op de achtergrond.
De dienstdoende Nederlandse domi
nee kon het niet helpen, dat hij in zijn
jacquet meer had van 'n conférencier
in 'n zaadbakje.
Ik heb zelf wel eens 'n dienst bijge
woond in bedoeld gebouw en weet het
als moderne kerk te waarderen. Mét de
gelegenheid om vóór het binnentreden
zich van jas en hoed te ontdoen, de
prettig-zittende banken, het uitnemen
de licht overdag en de goede avond
verlichting, werkt alles mee om de mo
derne kerkganger te verwennen. Men
„kerkt" er dan ook graag. Maar op
het enge raam van de televisie lange
tijd achtereen te moeten kijken naar de
veel gebarende man in 'n als in de
luchthangende betonnen bak, met de
grillige schaduwen achter hem op de
witte muur, was niet alleen voor mijn
oog eer vermoeiend dan boeiend. Het
was de goede preek die alle kijkers,
hoop ik, niet heeft los gelaten. Maar
met de ogen dicht had men m.i. moge
lijk zelfs iets gewonnen, 'n Kennis, die
meekeek, veronderstelde zelfs, dat de
camera-man zelf zó intens naar de
preek luisterde, dat hij daardoor zijn
draaiboek vergat
Hoezeer deze onderstelling voor de
preek pleit, ik vermoed, dat zij wat het
draaiboek betreft, onjuist is. De camera
deed wat zij kon, maar vermocht de
profane zaadbak niet om te toveren in
een wijdinggevende kansel. Kon even
min beletten, dat de Nederlandse kerk
bezoekers, vanzelf wat onwennig, nogal
eens van de kansel weg in de camera
lens keken en daardoor de toeschou
wers buiten eer stoorden dan lokten tot
enkel eerbiedig meeluisteren naar het
Woord. Men werd door zulke zijde
lingse blikken recht in de lens als 't
ware naar buiten geduwd, buiten de
dienst, toeschouwer slechts in eigen,
verre kamer.
In de Duitse dienst scheen de ge
meente, als bestónd er voor haar geen
camera, echt verzonken in preek en
zang. Slechts één keer keek 'n oud
man, kennelijk gehinderd door het fel
le, hete licht op hem gericht, even in
de lens. Maar hij deed het eer afwe
rend dan uit kinderlijke nieuwsgierig
heid om het ongewone, die meer dan
één bezoeker van de Hollandse dienst
mogelijk parten heeft gespeeld. Had
niet één van de jongste kerkgangers
daar tevoren zijn thuis kijkende groot
vader al aangekondigd als de lamp op
me schijnt, zul je wel zien dat ik mijn
tong uitsteek Gelukkig heeft het vent
je de kans niet gekregen. Doch in de
Duitse dienst zou waarschijnlijk géén
jongetje die kans zelfs hebben willen
grijpen. Niet omdat hij braver zou zijn.
*é<y