eeuwóe
3£erkbocle
Dg Bijbel over ziekte (I)
INLEIDING TOT HET erótjeeót
16e JAARGANG No. 23
2 DECEMBER 1960
OFFICIEEL WEEKBLAD TEN DIENSTE VAN DE GEREFORMEERDE KERKEN IN ZEELAND
Redacteur: Dr. C. Stam, Goes; Westwal 2, Telefoon 0 11005906
MedewerkersJ. A. van Bennekom, Middelburg Dr. A. J. Boom, VlissingenDs. D. J. Couvée, Bennekom
Drs. A. Elshout, Koudekerke Ds. W. C. van Hattem, Terneuzen Ds. A. Koning, Oud-Vossemeer
Dr. P. C. Kraan, Vlissingen Ds. J. v. d. Leek, Kapelle Ds. P. van Til, Middelburg
Mej. F. A. Groot Nibbelink te Grijpskerke Mevrouw C. van Zwedenvan Alkemade, Goes
J. Wattel, Gapinge.
Abonnementsprijs
3,per halfjaar
bij vooruitbetaling
Advertenties
12 cent per mm.
Bij abonnement lager
Losse nummers 12 ct.
Drukkers-Uitgevers
Littooij Olthoff
Spanjaardstraat 47
Middelburg, Tel. 2438
Giro no. 42280
vJ
De decembermaand is er weer.
Een gezellige maand, zo hebt u mis
schien al opgemerkt. Het werk raakt
een beetje achterop. Dat is eerst: St.
Nicolaas, en daarnaKerst
Dat ligt nogal een heel eind uit
elkaar.
Ook al draagt het eerste feest de
naam van een Sint, het is toch een
echte wereldse vermakelijkheid.
Of ik het ,,erg" vind
Helemaal niet
Viert u maar ,,met vee en magen"
het feest van cadeautjes uitreiken en
wat plezier maken. Heus, St. Nicolaas
doet een mens geen kwaad en je kunt
nog eens ongemerkt een ander goed
doen.
Van St. Nicolaas naar Kerst, dat is
wel een hele stap. De etalages ver
anderen de figuur van de Sint in een
kerstmannetje. Verder kun je ook
„werken" met sneeuwvlokken enz. Ge
zellig wordt dat in ieder geval.
Wie intussen wel eens gelezen heeft
over advent in vroeger eeuwen, die
heeft het een beetje moeilijk met die
gezelligheid.
In afscheiding en doleantie was men
daar nogal „tegen". En in de oude kerk
was het niet anders. Advent was eigen
lijk meer „een rouwtijd" dan een
vreugdetijd. De vrolijke klanken ver
dwenen die weken uit de diensten en
de kerkgebouwen kregen een sombere
uitrusting. Men ging immers gedenken
hoe Christus kwam in het vlees om zich
tot in de dood over te geven.
Eerst met de kerstdag brak de jubel
los Dan was het feest, omdat Christus
gekomen was. Maar tot zolang werd
het feestbetoon ingehouden.
Wanneer het nu voor ons „advent"
is, behoeven wij dit niet te houden als
in de oude kerk, maar ook niet als ons
voorgeslacht in de vorige eeuw. Want
elke dag leven wij uit de vervulling
Het is toch eigenlijk maar „verto
ning", om de weken voor de kerstdag
somber te kleuren, terwijl dan ook elke
dag vertelt van het heil in Christus. En
wij kunnen de jongeren meer prepa
reren voor feestelijke gedenkdagen,
dan dat wij eerst „werken" met een
waas van somberheid.
Wég met deze onnatuurlijkheid
Laten v/ij maar kénnen de vreugde in
Christus en dóór Christus. Dan mogen
wij de decembermaand „vieren" als een
maand, die veel moois brengt.
Vermoeiendis die voortdurende
herhaling van Kerst.
Toch, aan de mensen kan ik dat echt
niet merken. Elke club viert Kerst „op
zijne wijs", en van combinatie van
vele kerkdiensten tot een enkele is
nooit veel te merken. Zodat ik maar
zeggen wil, dat de mensen er blijkbaar
toch niet zó moe van worden, dat zij
naar inperking staan. Nee, die opmer
king over de vermoeidheid bij de her
haling neem ik maar met een korreltje
zout.
Voor de dominees is de tiendaagse
veldtocht veranderd, maar hij kan zich
nu „kwijt" in verschillende feestelijke
herdenkingen. Sommigen zijn er een
hele week mee bezet. Dit kan een
mooie inleiding zijn voor een groot
feestelijk herdenken; maar het is ook
mogelijk, dat de overlading verkeerd
werkt. Uit mijn prille domineesperiode
herinner ik mij, dat ik heus niet bezet
was door tal van spreekbeurten. Een
pas-beginnende stond er 35 jaar ge
leden wat anders voor dan tegenwoor
dig een „aankomer". Maar, misschien
heeft het Kerstwonder nooit zo tot mij
gesproken als die stille Kerst, getuige
het feit, dat ik het nu nog weet. Ook
uit later tijd kende ik kerstdagen van
vijf keer optreden achter elkaar, enz.
Misschien vonden de mensen het goed.
Maar voor jezelf ontbrak tenslotte de
meditatie.
Hoe moet nu onze inleiding tot het
kerstfeest zijn
Wij zullen stilstaan bij dat aangrij
pend wonder, dat God er bij komt. Dat
Hij er tussenin komt in dit menselijk
bestaan en daar hemelse hulp brengt.
Immanuël wil zeggen: God met ons.
Het Kind in de kribbe draagt ons
menselijk leven. Maar, het brengt God
in ons vlees En het Kind van Bethle
hem brengt God zó in ons vlees, dat
het verderf van het vlees verdwijnt en
dat dit vlees weer komen mag tot
vrije ontwikkeling
In dit licht moeten wij het kerstfeest
tegemoet gaan.
Geloofd zij God Die Zijn genade
Aan ons heeft groot gemaakt.
Ochdan zeuren wij niet over
„romantiek" op ons kerstfeest. Wilt u
in een kale behuizing vertoeven, ga
gerust uw gang. Maar, leg het niet aan
een ander op als voorbeeld om beslist
na te volgen.
Laat de inleiding al het karakter
dragen van het groot gebeuren, dat zal
worden herdacht.
Verheugt u, Sion, want uw Koning
komt, in de heerlijkheid van Zijn uit
eindelijke openbaring.
C. St.
UBTHET B3AGEBQEB€
VAM EEN PREDIKANT
Maandagavond. Vandaag een ver
rassing beleefd. Wat heb ik al vaak
die trage kerel aan z'n jas getrokken
en z'n totaal onkerkelijke vrouw zat er
maar een beetje bij. Vandaag er weer
geweest. Zelfde resultaat, of liever:
geen resultaat. Maar toen kwam de
vrouw ineens los. Zij vindt het niet
netjes van d'r man, om de dominee zo
te laten praten. Hij was toch zeker ge
doopt en als je gedoopt bent, hoor je
naar de kerk. Tenminste, als de domi
nee het al zo vaak gevraagd heeft. En
toen kwam ineens de verrassing: ik
ben niet gedoopt, maar als hij niet naar
de kerk wil, dan kom ik. Ik heb er al
een hele poos over nagedacht, maar
m'n besluit staat nu vast. We hebben
tegelijk ook maar een afspraakje ge
maakt voor catechisatie.
Ja, wonderlijk is dat, je verwacht het
van het oosten en het komt van het
westen. Het lag volkomen in de lijn,
dat ik mij bij m'n bezoeken in hoofd
zaak richtte tot de man, die in onze
kerk de heilige doop had ontvangen, al
wisselde ik natuurlijk ook wel eens een
vriendelijk woord met z'n vrouw. We
moeten toch beginnen van Jeruzalem
uit. En Paulus richtte zich ook aller
eerst tot de Joden. Pas, toen zij het
evangelie verwierpen, wendde hij zich
voluit tot de heidenen.
Maar de Geest blaast, waarheen Hij
wil. Wij kunnen niet anders doen, dan
in ambtelijke trouw doorgaan met no
digen, lokken, vermanen, aan te hou
den, tijdig en ontijdig, maar zo nu en
dan leren we het wel, dat we de vrij
macht des Geestes hebben te eren.
Of die gedoopte jonge man nog ooit
terug zal komen en nog op zal staan uit
z'n doodsslaap, zullen we moeten af
wachten. Het is ook soms een lang-
GEESTELIJKE VOLKSGEZONDHEID
(Het Oude Testament)
Wanneer we de Bijbel lezen valt het ons op, hoe dikwijls er
gesproken wordt over zieken en ziekte. Hoe kan het ook anders
Want de Bijbel tekent het leven zoals het in werkelijkheid is. Zelfs
in de tegenwoordige tijd, nu de medische wetenschap over zoveel
meer middelen beschikt dan in de oudheid, is de ziekte nog allerminst
de wereld uitgebannen.
Daarom is de vraag: wat zegt de Bijbel over ziekte en dood nog
altijd actueel. Er zijn heel wat dingen, waarover men puur theo
retisch kan praten. Maar de vragen omtrent ziekte en dood raken
ons allen heel persoonlijk. Het is immers maar een zeldzaamheid
dat iemand zich van zijn jeugd tot in hoge ouderdom in een prima
gezondheid mag verheugen. C zijn tijd hebben we allen de dokter
nodig en worden we met dt ragen rondom het ziek-zijn gecon
fronteerd.
Juist in dit verband kan h goed zijn, dat we ons bezinnen op
enkele Bijbelse gegevens, ditmaal over die van het Oude Testament,
volgend maal over die van het Nieuwe Testament.
o
Over de vraag, waarom er ziekte in de wereld is, laat de Bijbel
ons niet in het onzekere. Centraal staat hier het verhaal van de
zondeval (Gen*3) met de bedreiging van Gen. 2 17: „Ten dage dat
gij daarvan eet, zult gij voorzeker sterven". Deze bedreiging is niet
„op die dag" tot volle uitvoering gebracht. De mens mocht nog op
aarde blijven leven, hij kreeg nog „genade-tijd"Maar als gevolg
van de zonde streedt wel het lijden, de ziekte, de dood in deze
wereld in.
Deze dingen zijn onder ons „gemeengoed"ze worden algemeen
aanvaard. Het is de vraag alleen, of wij ook de consequentie eruit
trekken voor onszelf: we hebben geen recht op het leven, we
hebben geen recht op de gezondheid. Zo Gij in 't recht wilt
treden wie zal dan bestaan We kunnen er niet aan ontkomen
het te belijden, dat in de ziekte, in het lijden, in de dood de toorn van
God openbaar wordt tegen de zonde.
Maar tegelijkertijd is er Gods genade in. God laat ons onze nietig
heid beseffen, onze zwakheid en daarin het schuldig karakter van
onze breuk met onze Schepper. Gods genade is juist dit, dat Hij door
de zondestraf heen ons tot Zich trekken wil.
Natuurlijk gaat dit niet buiten Christus om. In hetzelfde verhaal
van de zondeval is ook de moeder-belofte van het Vrouwenzaad,
dat het slangenzaad de kop vermorzelen zal. Van het Leven dat de
dood zal overwinnen. (Gen. 3 15.)
Nu is het alleen aan God voorbehouden, gericht te oefenen. Dat
past ons mensen niet. De vrienden van Job zagen een te rechtstreeks
verband tussen ziekte en zonde en God zegt tot hen: „Mijn toorn is
ontbrand tegen u en tegen uw beide vrienden, want gij hebt niet recht
van Mij gesproken zoals mijn knecht Job" (Job 42 7). Job is de inzet
geworden van een satanisch spel, waarbij uit zal moeten komen,
dat Job God dient omdat Hij dat waard is en niet vanwege Gods
geschenken. Voor Job zelf is de achtergrond van zijn lijden groten
deels verborgen gebleven, Gods antwoord uit de storm bracht geen
antwoord op Jobs vele vragen, maar beter geen antwoord dan het
verkeerde antwoord. Veel moge ontvallen, wie God heeft, heeft toch
alles.
Ook in Ps. 73 komt zo heel sterk naar voren, dat het in het leven
geen gesloten systeem is van: de goddeloze gaat het verkeerd, de
vrome gaat het goed. Onderweg gaat die regel zeker niet op, dat
geldt alleen „aan het einde der baan".
Anderzijds kan ziekte een gevolg zijn van schuld. Dat dat verband
bestaat, ontkent de Bijbel niet. Alleen, WIJ mogen dat verband niet
zo maar vaststellen. „Wie is het toch, die het raadsbesluit verduistert
met woorden zonder verstand Dat rcuadsbesluit is voor ons in
ieder geval te hoog. En ook in wat wij „persoonlijke schuld" noemen,
zit dikwijls een groot brok „gemeenschappelijke schuld". Als voor
beeld zouden we kunnen noemen: de plag<en van Egypte, de vurige
slangen op de woestijnreis, waardoor welen van Israël stierven
(Num. 21 4-9), de pest in Israël na Davids volkstelling („en er vielen
zeventigduizend man") 2 Sam. 24 15, enz.
Maar boven deze verschrikkelijke dingen uit klinkt het evangelie
ook in het Oude Testament: „Looft Hem, dié al uw ongerechtigheid
vergeeft, die al uw krankheden geneest" (Ps. 103 3). Vergeving en
genezing zijn hier ten nauwste verbonden. Xn Ps. 6 en Ps. 38 vinden
we ditzelfde verband.
Vergeving is in beginsel ook: genezing. Dat kan zijn in dit leven
(Hiskia's genezing, 2 Kon. 20), of straks: „En geen inwoner zal zeg
gen: Ik ben ziek; het volk dat daar woont, zal vergeving van on
gerechtigheid hebben" (Jes. 32 24).
Ook het Oude Testament predikt ons Christus als de Hersteller
van het leven. „De HERE heeft ons aller ongerechtigheid op Hem
doen neerkomen. Onze ziekten heeft Hij op zich genomen, en onze
smarten gedragen" (Jes. 53).
Door op Hem te zien, kunnen we „altijd goede moed hebben". En
wellicht zal ook het besef, dat onze schuld verzoend is, nadat we deze
eerlijk beleden hebben, ertoe mogen medewerken, dat ook het ge
nezingsproces bevorderd wordt. „Een vrolijk hart bevordert de ge
nezing, maar een verslagen geest doet het gebeente verdorren"
(Spr. 17:22).
„Vrees de HERE en wijk van het kwaad; het zal medicijn wezen
voor uw vlees en lafenis voor uw gebeente (Spr. 3 7-8).
Met deze enkele notities uit het Oude Testament willen we voor
ditmaal volstaan. Een volgende maal over enkele Nieuw-Testamen-
tische gegevens.
A. ELSHOUT.
rA/Nw/Nt,