Ziek zijn in het ziekenhui® kleine vossen DOOR WATER EN VUUR Officiële berichten Nieuws uit de Kerken 'VA/S GEESTELIJKE VOLKSGEZONDHEID A. J. Boom, Zenuwarts, Drs. A. Elshout, Dr. P. C. Kraan, Chirurg. Correspondentie over deze rubriek te richten aan Drs. A. Elshout, Koudekerke. Een halve eeuw geleden betekende een opname in een ziekenhuis niet veel anders dan een afgerekend hebben met het levenalsof met sombere letters boven de ingang van het hospitaal geschreven stondwie hier naar binnengaat, late alle hoop varen. Door de snelle evolutie der geneeskunde, de verdere ontwikkeling der verpleegkunde enz. enz. is hier aanvankelijk langzaam, doch weldra vlugger en vlugger, een radicale ommekeer gekomen en hoewel er ook vandaag ongetwijfeld nog patiënten het ziekenhuis binnengaan met de terecht bange verwachting, dat zij hiermede in de eindphase van hun leven gekomen zijn, de meesten zullen binnenkomen in de stellige en ook gewettigde hoop, hier genezing en herstel van gezondheid te vinden. Het is vandaag aan de dag zo, dat inderdaad de meeste patiënten, geheel hersteld van hun ziekte, het ziekenhuis weer kunnen verlaten. Met deze gang van zaken zijn wij zo langzamerhand zó vertrouwd ge raakt, dat wij hierop al een beetje gaan rekenen. Sterker nog, wij zijn dat min of meer als een vanzelfsprekendheid gaan beschouwen, een van zelfsprekendheid, die dikwijls de gedachte doet ontstaan, dat wij daar eigenlijk ook wel een beetje recht op hebben. Het is geloof ik deze gedachtegang, die dikwijls bepalend geacht moet worden voor de houding van de patiënt in het ziekenhuis. Beantwoordt de gang van zaken in het ziekenhuis nu maar aan de door deze gedachtegang gestelde verwachtingen, och, dan gaat het alle maal wel. De patiënt is in elk geval wel tevreden en zal het uit dien hoofde de behandelende arts en het verplegend personeel niet moeilijker maken dan hij met zijn karakter- en andere hebbelijkheidjes kan op brengen. Vérloopt de genezing echter eens niet zo voorspoedig en vertoont het ziekbed allerlei niet voorziene complicaties, dan komen de kaarten anders te liggen. Dan wordt de behandelend arts bij elke visite op velerlei wijze lastig gevallen, wordt het belletje van deze patiënt een met grote regel maat terugkerende nachtmerrie voor het verplegend personeel en is dit ziekbed voor de mede-patiënten er één, waar ze liefst maar zover mogelijk vandaan liggen. Van een tevreden patiënt is geen sprake meer. Dan komt de patiënt „IN VERZET" te voorschijn. VERZET tegen deze gang van zaken. VERZET tegen behandelend en verplegend personeel. VERZET tegen dat nu juist hém dit alles moet overkomen. VERZET tegen alles en nog wat enten diepste VERZET tegen zijn ziek zijn zelf, omdat hij dit eigenlijk ervaart als een inbreuk op zijn recht om gezond te zijn. Dat deze houding niet stoelt en niet stoelen kan in een Christelijke geloofs- en levensovertuiging, dat deze met zo'n overtuiging alleen maar in lijnrechte tegenspraak is, verhindert helaas niet, dat ook vele Chris tenen toch nog deze houding demonstreren. Dat het loslaten, het overwinnen van zo'n houding niet zonder worste ling kan gelukken, is heel begrijpelijk, doch dan moet zo'n worsteling ook plaats vinden en niet geheel achterwege blijven. Als stralende sterren, hoogtepunten van reëel en tastbaar Christendom, doemen voor mij de herinneringsbeelden van dié patiënten op, die, on getwijfeld steeds weer worstelden, maar ook even zeker telkens weer overwonnen en die door hun ziek zijn in het ziekenhuis een zegen waren voor vele mede-patiënten en een lichtend voorbeeld voor talloze anderen. Bij hun vertrek, na soms een langdurig en smartelijk ziekbed, lieten zij een leegte achterwas het, alsof ineens de zon achter de wolken schuil ging. Natuurlijk, wij kunnen niet allen tot zulke hoogten stijgen, doch wel kunnen wij pogen, althans een tocht naar deze hoogten te ondernemen, wanneer God onze weg zo bestelt, dat wij ook ziek zijn in het ziekenhuis. Dr. P. C. KRAAN. Een paar jaar geleden ontmoette ik in Zuid-Holland een oud schoolkame raad. Dan wordt er natuurlijk over en weer geïnformeerd, hoe het in het leven gegaan is, hoe 't is met vrouw en kin deren en kleinkinderen. M'n oude vriend was invalide, kon niet meer werken. Ik vroeg hem ,,wel Gerrit, of liever gezegd Gert, hoe staat 't met je Ja en hij noemde m'n voornaam dat is niet best, jongen. Lichamelijk gaat 't wel, maar geestelijk is 't droevig gesteld met me. Ik zit in de duisternis". ,,Zo", zei ik, ,,hoe komt dat zo ,,Och, ik heb tegen de Here gezegd: jarenlang heb ik U'getergd; getergd heb ik God, schrikkelijk heb ik gezondigd en ben m'n eigen weg ge gaan nee, jongen, er is geen uit komst meer, 't ziet er slecht met me uitEn tranen druppelden langs het gelaat. Ik was er diep bewogen onder en sprak van de genade van Christus, Die juist voor verloren mensen, voor god- delozen Zijn leven gaf. ,,Ook heb ik", zo ging hij verder, ,,veel verdriet van m'n kinderen, ze zijn geheel onkerkelijk geworden, 't Is treu rig." Ik sprak hem moed in en zei,,Gert, als je dat werkelijk meent en je zo'n groot berouw hebt, dan is juist de be lofte der verzoening voor jou, want Jezus kwam om 't verloorne te zoeken." Ik verliet hem met een handdruk, bewogen van hart. Daarop bezocht ik een familielid, die Gert ook heel goed kende. Ik vertelde hem, wat ik van m'n oud schoolkameraad gehoord had en hoe ik meende, dat Gerrit op de goede weg was, als hij nu maar de toevlucht tot Jezus nam. M'n neef hoorde me aan en wat bracht me dat in verwarring zei ,,Och, neef, wat hij jou daar vertelde, zei hij twintig jaar geleden ook aldat hij God getergd had, maar hij is in die twintig jaar niets veranderd en zet 't zelfde leven voort. Gaat weinig of Het adres van de scriba te Westkapelle is nu M. de Witte, Vikingstraat 2. Tweetal te IJmuiden (vac. J. van Leeu wen), A. Corporaal te Edam en R. Siert- sema te Aalten, van wie laatstgenoemde is beroepen. Beroepen te Andel (N. Br.) en te Oost- voorne, J. van Drie, kand. te Leusden te Coevorden, G. van Halsema te Fijnaard. Aangenomen naar Barneveld, J. W. Vlaanderen te Delfzijl naar Oosterzee, P. J. Westerneng, kand. te Edam, die be dankte voor Arum, Exmorra-Allingawier en Tjerkwerd en voor Wissenkerke naar Gorinchem (vac. A. C. Mooy), W. G. Scheeres te Weesp naar Koog aan de Zaan, C. H. Koetsier, kand. te Amster dam, die bedankte voor Baarland, Wes- terlee (Gron.) en voor Wons naar Hilversum (vac. J. Thomas), Dr. F. H. niet ter kerk en is zeer onbetrouwbaar. Ik zou zijn praatjes maar niet geloven". Werkelijk, dat deed me zeer, want nu ging ik twijfelen aan de oprechtheid van zijn tranen, aan de waarheid van zijn berouw. Hij loopt een of andere dominé, die naar z'n zin preekt, achterna, spreekt zware woorden", maar z'n leven is lichtzinnig. Vandaar dat zijn kinderen, die de tegenstrijdigheid tussen zijn vrome woorden" en zijn „lichte da den" heel goed opmerkten een afkeer hebben gekregen van de kerk, waar zulke schijnheiligen zitten te knikken bij een „zware" preek. Dit is een schrikkelijke vos „vroomdoenderij", die velen met weerzin de kerk de rug deed toekeren. Ik vrees voor Gert met grote vreze Als de „tranen-van-berouw" niet op wellen uit een waarachtig verbroken hart, dat treurt over de zonde, dan zul len er geen „trarien-van-vreugde" vloeien over de verlossing, die in Jezus Christus is. Want ware „droefheid over de zonde" moet gepaard gaan met een „haat tegen de zonde". We zeggen dit met grote voorzichtigheid, als we zeg gen „ik vrees voor Gert", ziende op zoveel zonden, waarin ook wij zelve telkens en telkens terug vallen. Moge 't zijn „tegen onze wil". P.S. Nu onze Franse dominé zo tra gisch om 't leven kwam en zijn vrouw met 8 kinderen achterbleef 6 kin deren van hen zelf en 2 aangenomen wezen nu zal onze zorg zich bijzon der hebben te richten op de Pastorie in Hypolitte du Fort. Uit welke bron nen deze weduwe putten zal, weet ik nu niet, maar er zal zeker grote nood zijn. Bij de vele roepstemmen om hulp uit vele werelddelen blijft zich voorlo pig paren de roep van deze zuster-in- den-Here, in 't Zuiden van Frankrijk En deze roep klinkt op uit 't nummer 220659 van de girorekening van Ds. A. Koning te Oud-Vossemeer. von Meyenfeldt te Leiden naar 's-Gra- venmoer, J. van Drie, kand. te Leusden, die bedankte voor Andel (N.Br.), Co- lijnsplaat, Kootwijkerbroek, Oostvoorne en voor Paessens en Moddergat naar Port Arthur (Canada) (Chr. Ref. Church) J. D. Pereboom te Pesse naar Doorn, J. Kuiper te Abcoude naar Nes (W.D.) kand. J. de Jongh te Amsterdam, die be dankte voor Roodeschool. Examens. Aan de V.U. slaagde voor het propaedeutisch examen theologie de heer G. Glerum te Arnhem. Voor het kandidaatsexamen theologie slaagde de heer M. V. J. Craene te Oosterbeek. Afscheid en intrede. Na bevestiging door Ds. J. H. de Boer van Leiden met Joh. 3 29 en 30, deed kand. P. C. Meyer, gekomen van Leiden, intrede te Valther- mond met Filipp. 4 47. In verband met zijn benoeming tot legerpredikant in lang verband, nam Ds. D. üngel afscheid van Bruchterveld met Neh. 2:19. Na bevestiging door Ds. H. R. Zijlstra van Buitenpost met 2 Tim. 29b, deed Ds. A. G. Baaijen, gekomen van Zuid-Beijer- land, intrede te Zuidland met Col. 1 27b en 28a. Ds. C. A. Wieleinaker is voor nemens 20 nov. afscheid te nemen van Bruinisse, om 4 dec. d.o.v. intrede te doen te Nieuw-Loosdrecht, na bevestiging door zijn vader, Ds. M. Wielemaker van Sil- volde-Gendringen. Ds. J. M. Bloemkolk is voornemens 27 nov. afscheid te nemen van Ede, wegens vertrek naar Eindhoven. Ds. H. Tien is voornemens 1 januari afscheid te nemen van Nijkerk, om 11 januari d.o.v. intrede te doen te Ede. Arnhem. Dr. J. de Vos, ouderling van de Herv. gemeente alhier, heeft in een Feuilleton door J. BRANDENBURG Een verhaal uit de bezettingstijd V Geloof d'r maer niks van, zegt hij grimmig, ik ken dat. Ik heb ie al meer gezeid Ik heb femielie in Duits land. Je hoort 'r noe netuurlijk niks meer van, ze benne, waerschienlijk allang gecrepeerd, maer die zoue je wat aeres kennen vertelle. Doch ie nou, dat Hitler tevreje is vóór ie heel Europa heb Geen sprake van. Wacht maer is, hia kriegt ons land oak nog. Hie zal niet rusten eer ie net als Haman alle Jode an de galg heit hange Ze kijkt hem verschrikt aan. - Wat ben jij somber, Hammelburger. Wat denk je wel, Hitler is alleen geen baas En je kent de geschiede nis van Haman toch ook wel verder. Als er een Haman is, zal God wel zorgen, dat er ook een Mordechai is. De tieje benne niet as vroeger, daer mot je niet op rekene. Ik denke wel is met zurg an mien wief en kien- ders, wat zal d'r nog bove d'r hoofd hange Hij slaat het deksel van zijn fietsmand met een harde klap dicht en tikt aan zijn pet. De wanhopige trek op het Jodengezicht blijft haar de gehele dag bij. Het is met meer dan gewone belangstel ling, dat ze de internationale berichten volgt. In november moet Henk onder de wapenen komen. Hij heeft al een paar keer uitstel gekregen, maar dat is nu afgelopen. En Henk is helemaal geen jongen voor de dienst. Hij geeft zich moeilijk en een goed soldaat wordt hij nooit. Onder een massa-discipline weet hij zich niet te buigen. De vorige malen heeft hij zijn diensttijd in verbetenheid vol bracht en naar zijn militaire spullen heeft hij sinds niet meer omgekeken. Maar zijn vader zegt, dat de dienst hem goed doet. De jongen leert er omgaan met andere mensen. 't Zijn me er nogal mensen, moppert Henk dan. Maar als Henk op een trieste novemberdag gepakt en gezakt het hek uitloopt, vergezeld van Dina en Gerda, die hem naar het station brengen, slaakt toch ook De Wilde een zucht en hij zwaait, naast zijn vrouw staande op de stoep van de voordeur, naar de jongen zo lang als zij hem zien kunnen. De volgende dag krijgen ze uit Tilburg een briefkaart, waarop hij met een paar onduidelijke potloodkrabbels vertelt, dat hij is ingelijfd bij een regiment, dat bij Mill in Noord-Brabant in stelling ligt. Zo vlak bij de grens zucht moeder De Wilde. En op de avond van die zelfde dag luistert het gezin, dat maar uit vader, moeder en de twee meisjes bestaat, weer naar de radio, die mededeling doet van de moord aanslag, welke een zeventienjarige Jood, Crynszpan, ge pleegd heeft op de secretaris der Duitse legatie te Parijs, Von Raht genaamd. Deze geschiedenis brengt de hele wereld weer in span ning en menigeen houdt de adem in, wanneer Hitler in een radiorede wraak toezegt. Op 9 november sterft Von Rath en een nooit gehoorde progrom breekt los over gans Duitsland. Duizenden Joden worden gevangen genomen en in koele bloede vermoord. Synagogen worden in brand gestoken en alle Joden uit het bedrijfsleven uitgestoten. Bovendien wordt hun een boete opgelegd van één milliard Mark. Nederland houdt een nationale collecte voor de stak kers. Deze brengt ruim vier honderd duizend gulden op. Het geld is bestemd voor de slachtoffers, wie het gelukt is de grens over te komen. Maar inmiddels zijn de gren zen gesloten. Hoe hartverscheurend het ook is, minister Colijn moet mededelen, dat niet eindeloos vluchtelingen uit Duitsland in Nederland kunnen Worden toegelaten. Ontroerende taferelen spelen er zich aan de grens af. Vele wanhopigen jagen zich zelf de dood in, liever dan in de inferno, welke de vroegere „Heimat" voor hen ge worden is, terug te keren. En wat heb ik ie gezeid vraagt de Jood Hammel burger aan mevrouw De Wilde, wat heb ik ie gezeid Hitier heeft netuurlijk in z'n handen gewreven toen die Poolse gek, die kwajongen die vent wilde vermoorden. Dat geeft 'm ommers een goeie reden om weer zoveel duzend Joden te vermoorden Let maer is op mien woar- de, we benne nog maer an 't begin Hammelburger geniet de achting van het gehele dorp. Hij is de enige Jood hier, maar hij leeft als gewoon burger met het hele dorp mee. Trouwens al drie geslachten wonen ze hier, de Hammelburgers, en er is nooit, ook maar van een lid der familie, volgens de oudste heugenis iets te vertellen geweest. Ze zijn stipt eerlijk en leveren beste waar. Het is ook bekend, dat ze niet gierig zijn. In het najaar worden de kerkelijke armen van alle drie de kerkegroepen royaal bedacht en het is bovendien be kend, dat de Hammelburgers ook in stilte veel wel doen. Vier kinderen hebben ze, allemaal zwarte kroeskoppen, zuivere Jodentypen, met grote, donkere amandelvormige ogen, waaruit de Oosterse zonnegloed nog onverzwakt je tegenstraalt. Allemaal met patriarchale namen Jacob en Benjamin en Simeon en Rachel. Hoe komt een Jood in zo'n christengemeenschap verzeild Hoe weet hij zich er een plaats in te maken en in te behouden ook Ja, wie zulke vragen stelt, zou naar de donkere diepten van het theologisch-psychologisch zieleleven van deze Zeeuwen moeten afsteken en nog een flinke dosis historisch besef moeten hebben bovendien. Onder de somberste perspectieven wordt 1939 ingeluid. Op „My Home" wordt van de jaarwisseling gemaakt wat er van gemaakt kan worden. Henk heeft verlof gekregen en Wim is ook thuis. Bo vendien heeft Wim zijn vriend Theo meegebracht, een studiegenoot, bij wiens ouders Wim op kamers woont. Theo is een beetje tragische figuur. Er zijn drie oude ren geweest, die de een na de ander zijn gestorven en hij is tenslotte maar alleen overgeschoten. Je wordt dan be waard als een oogappel. Wanneer je nog klein bent, loop je al met een dikke jas en een even dikke das om, wan neer andere jongens nog in hun trui lopen. Je krijgt lever traan te slikken, zo gauw de „R" weer in de maand ge komen is, en wanneer je niet persé iedere morgen je bord havermout waarvan je toch al walgt, omdat je die slijmerige kost nu eenmaal niet naar binnen kunt krij gen naar binnen werkt, is je hele dag voor goed be dorven. (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1960 | | pagina 2