KNIPSELS met kanttekeningen Ziek zijn thnis kleine vossen DOOR WATER EN VUUR GEESTELIJKE VOLKSGEZONDHEID Het boek van Ds. Telder vrijge maakt predikant te Breda heeft zo wel binnen als buiten de Vrijgemaakte Kerken reeds veel stof doen opwaaien, waarbij wel als voornaamste bezwaar van alle kerkelijke scribenten dit geldt, dat Ds. Telder zonder langs de kerke lijke weg een bezwaar tegen de belij denis in te brengen (H. Cat. vr. en antw. 57) in strijd met het onderteke ningsformulier voor ambtsdragers wel gaat leren tegen de inhoud van de be lijdenis. Sommigen vinden dat niet zo erg, getuige het pleidooi van Ds. Al- gra voor losmaking van de band aan de belijdenis, anderen daarentegen hebben de vraag gesteld hoe verhoudt het in het licht zenden van dit boek zich met de kerkelijke trouw Op 24 september schreef Prof. Kamphuis onder de titel ,,De geëigende term Woordbreuk" in de Reformatie, een artikel over deze zaak, waarin hij een dreigende chaos aankondigde „Niemand denke, dat ik hier voor m'n „plezier aan het schrijven ben of graag een kerkelijke „rel" ontketend wil heb ben. Het gaat mij ook niet om de per sonen, die hierbij betrokken zijn. Hoe zou het Maar het gaat hier om de hoogste goederen voor de Gereformeer de Kerken. Daarom moeten we dit schrijven. Want de chaos dreigt. We bedoelen niet, dat het op de weg, die de predikanten Telder en Algra wij zen, bij ons een „rommeltje" zou wor den en daarom de touwtjes maar wat strak gehouden zouden moeten worden neen, het woord „chaos" nemen we in religieuze en zedelijke zin. Dacht men werkelijk, dat het voor God bestaan kon, dat nog keer op keer aan aan staande predikanten een belofte ge vraagd kan worden, waar de oudere predikanten de schouders voor ophalen? Dacht men, dat het straffeloos kon in de Kerkeen belofte afleggen, die niet serieus genomen wordt, om te komen op de plaats, vanwaar gepredikt wordtuw ja zijv ja en uw neen neen en wat daarboven uit is, is uit de boze?" De chaos dreigt, dat schreef Prof. Kamphuis op 24 september, en nu drie weken later, spreekt hij van een crisis waarin de Vrijgemaakte Kerken door de discussies rondom het boek „Ster venen dan gekomen zijn „Wanneer Ds. Telder meent, dat God bij het sterven van de gelovigen als nar- cotiseur optreedt en de Zijnen niet bij Zich en bij de Christus doet leven in zaligheid, dan is dat vierkant in strijd met de Schrift, zoals in onze kring al overvloedig is aangetoond het is óók vierkant in strijd met de Belijdenis, Zondag 22. Dus is er een hemelsbreed verschil tussen de roep van wederkeer tot de Schrift en Belijdenis van de der tiger jaren èn deze betreurenswaardige publicatie. En wanneer dan ten overvloede een gereformeerd predikant komt verklaren: het ondertekeningsformulier voor predi kanten betekent een stuk verstarring en bevriezing van het Woord Gods en nog weer een ander (Ds. Van der Vliet) ons komt verzekeren „Er is altijd een zekere ruimte, omdat ook de belijdenis mensenwerk is", dan betekent dat, dat we midden in de crisis zitten als kerke lijke gemeenschap, een crisis, die de grondslag van ons bestaan raakt." Natuurlijk komen de „synodocrati- sche kerken" ook even aan de beurt in dit artikel, immers daar doet men niets anders dan aan alle kanten met de con fessie spelen en „ruimte" creëren. Daar zit men op de glijbaan, men speelt er met de leerbeslissingen van Assen 1926, kennelijk moeten deze „gruwel verhalen" dienen om te laten zien waar het heen gaat op de „glijbaan" mis schien ook als „buurmans leed" dat troosten moet. Wij zijn als „synodo- cratische gemeenschap" echter nog niet in de confessionele crisis verzeild ge raakt waarvan Prof. Kamphuis spreekt, deze crisis is er in het Vrijgemaakte kamp, niet dat wij ons daarover ver blijden, maar misschien en God geve het dat het daar tot verootmoedi ging leiden gaat. T. v. H. Nog een andere ontdekking deed ik in deze najaarstijd in m'n hof. Achter in onze tuin staat een jonge noteboom, die een grote aantrekkingskracht uit oefent op de jeugd. Deze boom droeg, gerekend naar zijn jeugd, want een noteboom kan zeer oud worden, al aardig wat smakelijke vruchten en 't is een emotie apart om te zien hoe de groene, bittere basten openbreken en haar gele zoete noten naar buiten druk ken en naar beneden laten vallen. Nu is 't zo, dat je heel moeilijk de groene noten tussen 't groene loof kunt ont dekken, ze kruipen weg door hun schuilkleur, hoewel de felle kijkers van de jongens ze eerder opmerken dan de afnemende ogen van de gaardenier. En nu waren we telkens van oor deel nu zijn de laatsten er af, er zit niets meer aan en er valt niets meer van te verwachten. De blaren vergeel den en dwarrelden naar omlaag af gelopen, geen noten meer Maar zie. daar loop ik op een morgen onder de kaalwordende boom door en vind daar notabene nog wel dertig noten, waar van m'n Vrouw de allereerste had ont dekt, met haar U nu bekende speurzin. En weer trokken we er lering uit, dat we bij het speuren naar vrucht op ons werk niet te voorbarig de conclusie moeten trekken de boom wordt kaal. je ziet er niets meer van groeien, je behoeft er niet meer naar om te kijken, want 't is alles toch tevergeefs. Dit vindt, evenals bij die noteboom, zijn vervolg op bladz. 3 Motto Het is niet nodig buitengewone dingen te doen. Het is enkel maar nodig, gewone dingen buiten gewoon goed te doen. Franciscus de Salis. De ziekte is in vrijwel elk gezin een met zekere regelmaat terugkerende gast en wij allemaal zijn dan ook min of meer vertrouwd met haar ver schijning in ons gezin. De meeste ziektenwaaraan de mensheid laboreert zijn niet van dien aard, dat daarvoor verpleging in een ziekenhuis nood zakelijk is en bijgevolg speelt het grootste gedeelte van ,,het lijden der mensheid" zich af in de beslotenheid van het gezin. Het is daarom, dat wij even stil willen staan bij het ziek-zijn thuis en een enkele facet daarvan willen belichten. Ziek zijn wordt steeds als iets onaangenaams ervaren en onze eerste reactie bij het ziek worden is er een van verzet. De opkomende verkoud heid, de beginnende angina, ze brengen ons er toe om gauw een asperien- tje te slikken of een grocje voor het naar bed gaan te nemen om op die manier de dreigende ziekte bij zijn aanvang reeds de kop in te drukken. Dit is geheel normaal en volkomen vanzelfsprekend. Mislukken echter deze pogingen en worden wij echt ziek, zo, dat wij het bed moeten houden en onze normale bezigheden moeten staken, dan blijft maar o zo dikwijls het verzet tegen het ziek zijn bestaan. In driftige haast wordt de huisarts opgebeld, teneinde van hem een overvloed van medicijnen te verkrijgen, die de genezing moeten bespoedigen. Wee de huisartsdie aan dit verlangen niet tegemoet komt en alleen enige dagen bedrust als voldoende medicijn beschouwt. Pijn moet onmiddellijk en afdoende bestreden worden. De lastige prik- kelhoest moet liefst na de eerste slok van het drankje verdwenen zijn en de diarrhee na het eerste tabletje gestopt. Slechts zeer gedwongen geeft de huisvrouw haar huishouden uit han den en bedilt liefst nog zoveel mogelijk mee, terwijl de heer des huizes ook nog zoveel mogelijk zijn zaken blijft behartigen. Heel het ziek zijn ademt een geest van verzet. Er is onrust en gespan nenheid bij de zieke en ook onrust in het gezin. De zieke is, door zijn veelal vruchteloos verzet, prikkelbaar, lastig en humeurig en verwerkt elke onaangename sensatie als een onbillijkheid. De huisgenoten lijden noodgedwongen mee. Men bagatelliseert zoveel mogelijk de ziekte en het ziek zijn om maar niet toe te moeten geven aan het feit, dat men nu echt werkelijk ziek is. Op de achtergrond van heel deze verzetshouding staat met grote let ters geschreven het woord ANGST. ledereen weet, dat elke, aanvankelijk onschuldig lijkende ziekte in iets ergers kan verkeren, levensbedreigend kan worden en tot de dood voeren kan. Noch de statistiek, welke aantoont, dat dit maar in een heel klein per centage gebeurt, noch de redeneringdat dat hem, die toch altijd zo ge zond en sterk is geweest niet zal overkomen, vermogen de zieke op dit punt geheel gerust te stellen. Soms diep verscholen blijft bij elke zieke de angst voor de dood op de loer liggen en bij elke verergering van de kwaal en bij iedere tegenslag in de genezing werkt deze angst zich omhoog om beslag te leggen op heel zijn denken en doen. Het is goed dit te weten en te erkennen. Want door dit weten en dit erkennen kan alles zoveel anders gaan. Allereerst door een aanvaarden van de ziekte. Wanneer wij „ons geborgen weten in Christus"zoals wij dit wekelijks van de kansel gepredikt horen en dagelijks in onze Bijbel kunnen lezen, dan moeten wij er ook toe kunnen komen, de ziekte in ons leven op ge lovige wijze te aanvaarden. Het is een er zich bij neer kunnen leggen, dat men gedurende vooralsnog onbepaalde tijd niet gezond zal zijn niet alles zal kunnen doen, wat men wilniet helemaal zogenaamd zelf leven, maar min of meer geleefd worden, eventueel met slapeloze nachten, moeite en pijn alles in het diepe vertrouwen, dat dit nu juist Gods weg met ons is. Het op deze wijze aanvaarden van de ziekte schenkt de zieke rust en mirabele dictu, daarmede de beste kans om weer spoedig te genezen. In een lichaam en een geest, welke niet gespannen zijn door allerlei verzetsreacties en angstemoties, hebben de krachten tot herstel van de gezondheid de beste kansen. De genezing gaat veelal voorspoediger en de ziekbedden kenmerken zich dikwijls door de lage frequentie der com plicaties. Liggen dus in het aanvaarden der ziekte tevens de beste kansen voor een voorspoedig herstel van het zieke lichaam, ook de ziel zal er wel bij vervolg hiernaast Feuilleton door J. BRANDENBURG Een verhaal uit de bezettingstijd III Uiterlijk al het tegenbeeld van Henk. Hij is donker, heeft een geweldige bos haar, dat maar moeilijk in de scheiding wil blijven. Zijn donkere ogen tintelen van le venslust en energie. Hij is het evenbeeld van zijn moeder. Die Wim zie je nooit anders in de bongerds dan om er eens het beste fruit uit te zoeken omdat op tafel te bren gen. De rest gelooft hij er wel van. Hij heeft het karakter van zijn vader en is meer zakenman, beweegt zich ge makkelijk onder de mensen en koopt of verkoopt alles wat los en vast is. Hij gaat op de handelshogeschool te Rotterdam. Zijn vader wil wat van hem maken. Het is anders een prachtig span zo. Henk, de fruitteler en Wim de zakenman. Zo splitst zich de energie van de vader en specialiseert zich in de twee zoons. Kan het mooier Dat wordt straks een gecombineerd bedrijf en de firma zal de naam krijgen „De Wilde Zonen". Maar dan zijn er twee dochters. Dina, die op Henk volgt en Gerda, die de jongste is. Ook al zo'n tegenstel ling. Dina, de stille, rustige, bedaarde geest en Gerda, de flap-uit, de spring-in-'t-veld, die er alles uitgooit wat er voor haar mondje komt, soms een beetje een enfant- terrible, maar de lieveling van allen. Ze is net vijftien jaar geworden. En je bent vader van zo'n gezin, heer van zo'n bedrijf. Wat zou je dan nog te wensen hebben 7 Je steekt een goede sigaar op, je lievelingsmerk, die je als fijnproever op de duur boven andere merken hebt leren waarderen en je stapt op de fiets om je bongerds langs te gaan. Je ziet je personeel onder de vertrouwde leiding van je meesterknecht en je zoon aan het werk. Je maakt eens een praatje en dan moet je al gauw naar huis, je gaan verkleden voor de veiling of je verwacht een telefoonoproep uit Rotterdam of Tilburg, of wie weet waar vandaan. Je moet wagons bestellen bij de stations chef, want er moet een lading fruit naar Dusseldorf. Je inspecteert nog eens de partij en je maakt de vrachtbrie ven klaar. Zo gaan de dagen. En wanneer het avond is verlang je naar de intimiteit van je woonkamer. Je kunt je niet onttrekken aan je verplichtingen van allerlei vergaderin gen, maar het liefst ben je toch thuis. Je leest de krant, of een boek, of je zit een beetje te soezen over je sigaar heen, terwijl Dina of Gerda achter het klavier van de piano zit en je je vrouw, .omkranst door het zachte lamp licht, bezig ziet aan een handwerkje. Dan is het tijd om naar bed te gaan, eer je het vermoedt. Dat is alles heel mooi en goed. Maar je woont niet op een geïsoleerd eiland. Dat weet De Wilde ook. Het is begirt maart 1938 en je kunt de kolommen met de grote zwarte koppen over het buitenlands nieuws in je krant niet negeren. We zijn geen struisvogels, die de kop in het zand steken. Daar is bijvoorbeeld het proces-Niemöller. Wanneer je kerkelijk meeleeft, kun je toch maar niet doen, alsof dit je niet aangaat. Ja, die Niemöller is een stijfkop. Hij heeft in 1918 rondweg geweigerd als duikbootkapitein zijn onderzeeër naar een Engelse haven te brengen, toen dit in de vredesvoorwaarden gevorderd was. En als ka pitein in het kerkelijk leven, weigert hij eveneens om te capituleren. Ze hebben hem in de gevangenis opgesloten. Nu schrijven de bladen, dat de Duitse rechtbank hem vrijgesproken heeft. En ze hebben hem ook vrij de ge vangenis laten uitgaan, maar ze hebben hem toen op last van de beruchte gestapo direct weer opgepakt en in een concentratiekamp opgesloten. De Wilde leest dat met klimmende ergernis. Zijn recht vaardigheidsgevoel komt er tegen in opstand en hij zegt tegen zijn vrouwnu moet je toch eens luisteren neen maar, dat zou bij ons toch niet moeten gebeuren ze doen daar maar met een mens precies, wat ze willen... Ja, we leven in een rare wereld. Ik vertrouw dat zaakje daar toch nietzegt hij. Zeg vrouw weet je van dat Rijnreisje, dat we in 1934 maakten, die zondag in de Taunus, daar achter Wies- baden Ze knikte en ze halen nog eens de herinneringen op. In dat jaar had hij er een dag of tien weten uit te breken en toen waren ze met hun kleine Fiat samen langs de Rijn getrokken, over Keulen, Coblenz, Mainz naar Wiesbaden. Ze waren daar ergens buiten die mooie stad in een berghotelletje beland. Het gehucht heette Sonnen- berg en het hotel droeg de naam van „Schützenhaus". Ze maakten op een heerlijke zondagmorgen een wandel tocht door het Taunusgebergte, waar je uren dwalen kunt zonder een huis of mens te zien. Maar ze hebben die zondag weinig van een zondagse rust kunnen genieten. Honderden jongelui waren de bergen in gegaan om mili taire oefeningen te houden. Ze waren allemaal in burger, maar ze hadden een stok bij zich. En nog dreunen de commando's hem in de oren, als hij er aan denkt. Het ging maarAugen rechts, Augen linksAugen gera- deausOnafgebroken. En dan maar weer marcheren, onder echt pruisische commando's. Dan hoorde je andere troepen de trommelslag leren. Ze stonden in troepen van een twintig man om een trommelslager, die het tempo en het rhythme aangaf en dan daverde het door de lucht, zonder onderbreking, je wist niet hoe ze het zolang ach tereen konden uithouden. Almaar trommelen, het echode tegen de hoge dennenwouden, die de bergrand omzoom den Dat was in 1934, het eerste jaar van Hitler's bewind, toen je je ergerde aan dat „Heil Hitiergeschreeuw, dat overal te pas en te onpas werd uitgekraamd met een gestrekte arm, alsof je in heel Duitsland plotseling niet anders meer dan automaten kon tegen komen. Ja, dat was in 1934, toen Duitsland nog niet bewapenen mocht en zich niet mocht oefenen. Urenlang, op die zondag hoorde je dat maar. Het was hem bij gebleven als het dreigend gegrom van een jong monsterlijk beest, dat zich de nagels scherpt en zich oefent in de verraderlijke sprong op zijn prooi. Ja, dat wordt van de zomer vier jaar, zegt mevrouw De Wilde. Wat is er allemaal niet gebeurd in die vier jaar (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1960 | | pagina 2