kSeine vossen JeugdWEEK en Jeugd WERK wachten we het, maar laten dan ook de ambtsdragers zelf er toe meewerken, dat we elkaar weer leren, naar de kerk te gaan, niet om iets .goeds" te horen, maar dat we daar komen in diepe ver wondering en aanbidding, om er het evangelie te horen, dat onze zielen za lig maakt. ,,Laat er toch zijn de heilige verba zing, dat na een nieuwe week van zon den op zondagmorgen zowaar de kerk deuren nog opengaan, dat we daar achter nog een plaats mogen zoeken en dat ondanks alles wat er gebeurd is, God nog een woord voor ons heeft en ons zelfs met genade en vrede groeten wil" (rapport bladz. 14). En de brenger van die boodschap, wie hij ook zij, ontvangen we als een ambassadeur van de qrote Koninq. K.-B. v. d. L. van de vlaamse gaai Niet iedere classisvergadering kan even levendig zijn. Dit heeft zeker zijn goede zijde. Ditmaal waren we al spoe dig klaar. Zo kort na de vacantie was er blijkbaar nog niet voldoende stof en moed bijeen geraapt om breedvoerige zaken aan de orde te stellen. Zodoende waren we reeds klaar, voordat Terneu- zens volijverige koster en zijn echtge note de soep had opgeschept. De heu genis van de vorige zeer lange verga dering was nog niet geheel uitgewist, zodat ieder zich in het vlotte verloop verheugde. Intussen bleek, dat er nog enkele resten van oververmoeidheid der vori ge vergadering waren overgebleven, want niet alleen was de datum der ver gadering vroeger dan normaal gesteld, doch ook de plaats van vergaderen was mis, want we hadden aan de andere zijde van de Braakman moeten bijeen komen, waaruit mogelijk deze gunstige conclusie mag getrokken worden, dat deze vroeger nog al geduchte grens scheiding tussen 4e en 5e district met de drooglegging aan betekenis sterk heeft ingeboet en dat de afstand van Oost naar West en West naar Oost aanmerkelijk kleiner is geworden. In tussen krijgt Schoondijke toch nog compensatie, want de volgende verga dering zal zij weer gastvrouwe zijn. Het verwondert niet meer, wanneer onze kleinste zuster in de classis, de kerk van Breskens, op bescheiden wijze overigens, ditmaal bij monde van haar eigen hulpprediker Ds Grafe, de aan dacht vraagt voor zaken van verreiken de betekenis. Een voorgaande vergade ring had immers iets losgelaten over goodwill der zusterkerken ten aanzien van pastoriebouw. Breskens wist heel tactisch te voorkomen, dat dit draadje slap ging hangen, zonder ook weer zo hard te trekken, dat het gevaar liep te breken. Pastoriebouw is immers een zaak, waar men niet in een dag mee klaar komt. Het is goed een zaak als deze warm te houden op een klein pit je. Dit heeft Breskens bereikt, want de laatste Particuliere Synode heeft aan de classis Axel opgedragen de verdere voorbereiding van een eventueel evan gelisatiepredikantschap zelf ter hand te nemen, opdat de volgende P.S. beslis sen kan. Nu de classis zelf een evan- gelisatiedeputaatschap in commissiale vorm rijk is, zal er overleg tussen dit deputaatschap en de kerk van Breskens moeten plaats vinden en in die gesprek ken krijgt ook het pastorievraagstuk een plaats in organische samenhang. Waar zou een plantje beter kunnen groeien dan in het klimaat, waar het thuis hoort ,,De Witte Hei" was ook ter tafel met een keurig plattegrondje van de omstreken van het Jeugdcentrum, als mede met een uitnodiging tot het zen den van een afgevaardigde (vgl. Korte notulen). Het onderwerp: Jeugd groeit naar volwassenheid" is niet alleen een zaak, die de belangstelling waard is, de formulering doet ook wat. De ad junct-directrice van de ,,Nyenburgh", Mej. Dr. W. F. van Stegeren zal dit onderwerp inleiden. Aan haar boek „Groei naar de volwassenheid", waar mee onze spreekster, dunkt me, nog al opgang gemaakt heeft, is het onder werp van de conferentie zonder twijfel ontleend, 't Is een actueel onderwerp, dat ook in evangelisatiekring in de voorafgaande tijd aandacht heeft ge trokken. Nieuw geformuleerd voor ons Jeugd werk met een rhytme in de woord klank, dat prettig aandoet, is dit een vondst, die iets belooft voor de frisse geest van de conferentie. En dan één dame, die een college van dominees onderricht, een duif tussen de zwart- „gerokten", een leeuwerik, die zingt over de Witte Hei Zo iets móét sla gen en een goede inleiding zijn op het gesprek in de discussiegroepen. Intussen, van mijn onderwerp (clas sisvergadering) wat afdwalende, te vens er bij blijvende (jeugdzaken) zwerf ik even uit naar de jeugdweek. De jongelui werken, als ik het goed opmerk, hard aan het jeugdappèl. De kerken zijn bij de jeugdweek bijzonder betrokken door de jeugdzondag. Er is zelfs een orde van dienst aangeboden. Deze voorziet in een zeker aandeel van de jeugd in de dienst. Schriftlezing, zo wel uit het Oude Testament als uit het Nieuwe, het collecteren en een deel van de zang vormen de jeugdige bij drage tot de dienst. Hoewel ik meen, dat deze liturgie niet zonder meer over al ongewijzigd kan toegepast worden, verdient de daarin geopperde gedachte van een jeugdaandeel toch wel ernstige overweging. Ik neem aan, dat onze jongelui in het algemeen dit aandeel graag leveren. De kerk kan ze in dit verlangen m.i. zonder enige bezwaar, integendeel met alle dingen vóór, tege moet komen. De jeugd van haar kant zou hierdoor niet alleen een injectie ontvangen ter bevordering van haar eigen vrije jeugdorganisatie en de prin cipiële studie, maar evenzeer een prik kel krijgen om niet slechts in een der gelijke speciale dienst, maar ook in de overige diensten van die dag en van het jaar en bij elke andere in aanmer king komende gelegenheid zich een le vend en trouw deel van de kerk te be tonen. Eén ding viel mij nog op. Zou het niet aanbeveling verdienen, dat we in zulke diensten de bondsliederen kon den zingen In het ontwerp Uitbrei ding gezangenbundel, waarover al veel te doen is geweest, mis ik voor mij deze liederen. In zou daar veel meer aan hechten dan aan een lied als het gepresenteerde voor de eerste-steenleg- ging van een kerkgebouw. Hier zal misschien gelden zoveel hoofden, zo veel zinnen, maar toch, de speciale jeugddiensten-voor-heel-de-gemeente (dit in onderscheid van elders inge voerde vormen van jeugddiensten) zul len toch wel geregeld terug keren in het kerkelijke jaar. Daarom schept dit ook een behoefte en de inhoud van deze liederen past toch heel goed in een kerkelijke bundel, zeker even goed als het Wilhelmus of andere liederen van nationale gekleurdheid. Niet bij belse gronden vormen hier een belet sel, maar wel het stadium, waarin onze kerkelijke organisatievorm is aangepast aan opduikende behoeften. Mogelijk is hier op de duur in te voorzien. Ik keer terug naar de classisverga dering. Onder het „kleingoed" behoort ook de nare aanmaning, dat onze clas sis nog schuld heeft terzake van de „kwartjesbijdrage" voor hulp aan „ge scheurde kerken". Dringende geldnood van deputaten drong tot de aanmaning. Voor een classis is het onaangena me, dat deze classicale zodanig geen schuld heeft aan de achterstand. Zij heeft bij herhaling getracht te weten te komen, gelijk zij ook thans weer poogt, waar de hiaten zitten. Er zijn echter wel cijfers van het totaal, dat nog uit de classis vereist is, maar er is geen enkele aanwijzing betreffende de détailgegevens, over wat de afzon- drelijke kerken schuldig zijn. Er is voor de classis ook geen voldoend controle middel om eventueel te goeder trouw gemaakte vergissingen op te sporen. Als alle kerken rapporteren wij heb ben naar beste weten onze schuldig heid volbracht, dan ben je weer even ver. Als een biecht van de kerken zelf niet voldoende oplevert of als de op- volgers-boekhouders het uit de boeken van hun voorgangers niet goed kunnen opmaken dat zou waarlijk zo'n won der niet zijn, want alle boekhouders zijn geen mannen-van-het-vak, dan kan een classis de zaak toch weinig vooruit helpen. Deze gegevens zouden van de kas van het generaal deputaatschap te moe ten komen. Doch het schijnt dat deze gegevens niet of zeer moeilijk te ver strekken zijn. Er komen tenminste niet anders dan globale cijfers voor de ker ken der classis tezamen. Dat is het moeilijke voor de classis en voor de zaak zelf niet bevorderlijke en voor de getroffen kerken zeker schadelijke. Tenslotte. Het was verrassend, hoe grote eenstemmigheid er was terzake van de persvrijheid der meerdere ver gaderingen. Doorgaans zijn op een classicale vergadering geen anderen dan afgevaardigden aanwezig. Daarom wordt er practisch niet onderscheiden tussen openbare en gesloten zitting. Om misverstand te voorkomen zal eventueel bij de vaststelling der korte notulen aangewezen worden, wat tot „comité" behoorteen goed besluit. J. B. v. M. M'n „vriend" de spiritist, uit verre oorde, bracht me tot nadenken over de boven-natuurlijke verschijnselen, waar bij, zo te zien, weinig onderscheid is tussen hetgeen gepresteerd wordt in spiritistische genezingswonderen en die van de Pinksterbeweging van allerlei gading. Ik geloof evenwel, wat ik m'n „vriend" ook schrijf, dat er een hemels breed onderscheid is tussen wat de Heilige Geest, ook nu op 't gebed tot stand kan brengen en soms ook brengt in het herstellen van ongeneselijke zie ken èn wat de onheilige geest kan bewerken, zoals we dat lezen in Exo dus, dat de Egyptische tovenaars de zelfde wonderen verrichtten als Mozes. Een mens wordt te spoedig bekoord door het buitengewone en schrijft soms aan God toe, wat m.i. aan de duivel moet worden toegeschreven. Wat m'n „vriend" meedeelt, in alle oprechtheid, is inderdaad verbijsterend en we kun nen er niet mee spotten. Paulus schreef ook over 't verschij nen van de duivel als een engel des lichts en tevens noemt hij als nood zakelijke gave van de christen dat hij de geesten heeft te beproeven, of ze uit God zijn. En ook spreekt Paulus van de gave van „onderscheiding der geesten", namelijk om te weten te ko men, of de geesten, die spreken, door God of door de Satan gezonden wor den. (Grosheide.) En dan is het onderscheid ten dezen wel duidelijk, daar hetgeen inderdaad aan bijzondere genezingskracht wordt meegedeeld door middel van de gees ten der afgestorvenen, zoals m'n „vriend" met volle overtuiging beweert en meemaakt, terwijl bij de Pinkster beweging toch wordt uitgegaan van de kracht des geloofs in Jezus Christus, de enige Heelmeester. Het is te verstaan, dat een familie, die jaar in jaar uit worstelt met een ook finantiëel - zwaar ziektegeval, haar toevlucht neemt tot gebedsgene zers, genoeg als ze zeggen te hebben van al dat bidden van dominé's, wat niets geholpen heeft. Als men er evenwel zó tegenover staat en men een zekere wrevel koes tert tegenover die koude, onmachtige kerk, dan is er weinig onderscheid tus sen de vlucht naar een spiritistische geneeskrachtige of naar een gebeds genezer. Want dan ligt alle nadruk op de genezing van het lichaam, terwijl de De jeugdweek is zo langzamerhand een begrip geworden. De dominé's speuren naarstig naar een geschikte tekst voor de jeugdpreek. De vereni gingen speuren met dezelfde naarstig heid naar een brillante spreker, die op de „startavond" een bezielend betoog moet houden. De kerkbanken prijken met een kleu rige folder. Men is druk in aktie voor de muzikale en culturele omlijsting van de jeugdavond. Hele muziekgezelschap pen komen er hier en daar aan te pas. Declamators beleven een „gouden week". De jeugdweek Vroeger hadden we geen jeugdweek. Ook geen „startavonden". We begon nen zó maar weer. Geruisloos. Wij zeggen geen woord kwaad van de jeugdweek. Noch van de jeugd preek. Noch van de startavond. Noch van twee zingende zusjes. Noch van de enorme stuwende kracht, die uit Huis ter Heide komt. Wij juichen dat alles ten volle toe. Het schijnt tegen woordig niet anders te kunnen. Boven dien is het waarschijnlijk een tijdsver schijnsel, want de mannen- en vrou wenverenigingen beginnen er ook al mee. Ook een spreker, ook een start avond, ook een forse openingszet. Het gaat ons in dit artikel dan ook niet om critiek op dit alles, maar het gaat ons om het verband tussen de jeugd week en het jeugdtuer/c. Het is een tijdsverschijnsel, zeiden we net. Er zit iets boeiends in. Geeft achtAppèl vóór de heraanvang van het werk. Bezieling en bezinning. Dat is het allemaal, maarik kan me er niet aan onttrekken, dat er toch ook een zekere armoede achter schuilt. Géén armoede bij hen, die jeugdweken organiseren. Geen armoede bij onze jongens en meisjes, die meedoen aan ons gereformeerde jeugdwerk. Geen armoede bij de bondsbesturen van ons jeugdwerk. Wat daar gepresteerd Heiland steeds Zijn wonderen verricht te als „tekenen" van de verlossing van zonde en schuld. Wat evenwel ons aanklaagt als kerk, is zeker dit, dat we veel te weinig le ven uit de alles-overwinnende kracht van het geloof in Jezus Christus en dat we te spoedig ons neerleggen bij de gedachte, dat ziekte en gezondheid ons nu eenmaal van Gods Vaderlijke hand ons toekomen. Een van de vossen, die de wijngaard onder meer bederven, is de vos van „gestroomlijnd-belijden", waarbij we stoer-Gereformeerd zijn, maar waaruit de spanning, waaruit de verwondering, de aanbidding, de verbazing, de ont zetting, de siddering wegvloot. De Pinksterbeweging, waarbij men terug grijpt op de wondere Geestesga ven van de eerste eeuw, is een begrij pelijke reactie op de vaak duffe, doffe, dode rechtzinnigheid, die zweert bij Gods alvermogen, bij Gods onbegrens de trouw, bij de wonderen van Gods bescherming maar er meteen bij denkt dat was in 't verleden, nu moe ten we 't zonder doen en daar leg gen we ons bij neer en dan maar zingende Heer in Israël geprezen, doet wond'ren, Hij alleen. Ik ben erg bang voor opgezweepte ,,geest"-drift, maar net zo bang voor matte, muffe moeheid, waaruit alle geestelijke veerkracht week. Uit het oud-Vossenland. P.S. De groene giro-enveloppe wordt steeds met zekere spanning door ons geopend. En telkens weer kijkt m'n meelevende Echtgenote over m'n schouder om mee te genieten van de cijfers, die spreken van hulpvaardig heid en die ons de mogelijkheid ont sluiten om onze Franse Broeders in hun pastorieën te helpen en hun lasten enigszins te verlichten. Hier zijn die moed-gevende cijfers N.N. te Z. 5,- O. te M. 2,50 H. te W. 10,- B. te M. ƒ2,50 C. te M. 25,— F. te G. 2,50 N.N. te M. 10,'Zr. D. de V. te St. L. 5,- Br. B. te H. 5,-. Alles tezamen 7555,—. Dank uit de Thoolse pastorie voor de Franse pastorie De groene enveloppe houdt het num- mer 220659 van Ds A. Koning te Oud-Vossemeer. wordt, dwingt slechts bewondering af. Maar wij menen, dat deze septem- beraktie wèl te maken heeft met de ar moede van een steeds groeiend deel van onze gereformeerde jeugd. Dat deel, dat zich aan het jeugdwerk ont trekt, niet meedoet, aan de kant staat, soms aan de kant staat te schimpen In al deze jeugdweek-akties klinkt door het dringende appèl op de indifferente jeugd, op hen, die de temperatuur der lauwen reeds op zeer jonge leeftijd be reikt hebben. Deze jonge mensen komen uit gere formeerde gezinnen. Daar zijn ze op gevoed. Daar heeft men ook een be paalde houding aangenomen tegenover ons gereformeerde jeugdwerk. En wij kunnen ons doorgaans niet onttrekken aan de indruk, dat de ouders van deze jongens en meisjes wel iets met deze lauwheid te maken hebben. Het opval lende is, dat deze groep jonge lui, al thans voor een zeer groot deel, wèl de catechisaties bezoekt. Soms zelfs met vrij grote trouw. Uit belangstelling Ofomdat vader en moeder wèl de catechisatie, maar niet de jeugdver eniging stimuleren Ik zou zo zeggen men moet het ene doen, maar het an dere niet nalaten. De catechisatie draagt een gans ander karakter. Is on getwijfeld (en ik zeg dat niet uit chau vinisme) belangrijker. Maar het vor mend karakter van ons gereformeerde jeugdwerk wordt, naar ik meen, door vele ouders ernstig onderschat. En daar ligt de fout. Men geeft dan aan sport en cursus zó maar de voorrang boven het jeugdwerk. Men berust er al te ge makkelijk in, dat Jan niet naar de J.V. en Truus niet naar de M.V. gaat. En ter sussing van het geweten doet men, als ouders, dan vaak mee aan min derwaardige en ondeskundige kritiek op het jeugdwerk. Hier staan grote belangen op het spel. Wij zijn geen voorstanders van een ongezond intellectualisme, maar wij weten tevens, dat onze jonge men sen dringend behoefte hebben aan een goede, verantwoorde, principiële vor ming. Dat eist studie. Grondige studie. Het eist tijd en inspanning. De pas te

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1960 | | pagina 2