kleine vossen Incarnatie IV nieuws uit tie kerken Vooral bij de beantwoording van de vele vragen was hij op zijn kracht. Hij sprak over de bijbelse achtergrond van ons vraagstuk, waarmee heel het con gres van de aanvang af op een hoog nveau gebracht werd. Wij moeten aan de problemen van onze tijd en aan onze geloofsproblemen niet .doktoren" vanuit onze ervaringen en menselijke betweterijën, maar het be gin der wijsheid zoeken in het Woord Gods. De bijbelse achtergrond. Met nadruk stelde de referent voorop, dat hij niet met de vragen naar de bijbel, maar met de bijbel naar de vraagstukken zou gaan. Van de bijbel uit spreken en zó het leven belichten en onze taak ten opzichte van de wereld bezien. Nu is de bijbel erg véél-zij dig. Men kan, als men de tekstgegevens uit hun verband rukt, aan elke ketter gelijk ge ven. Maar men moet de eenheid van de openbaring zien, die onmiskenbaar is. Dan is de schepping de grondslag van alles. De christen staat niet in een .vreemde" wereld, maar in de door God geschapen wereld. De wereld is van God en het mensenleven is van God en vóór Hem. Dat is de onderstelling van alles in de Schrift. Het grote uit gangspunt. Maar dan ontplooit zich de openba ring van het handelen Gods in de ge schiedenis. De mens krijgt van God zijn grote cutuuropdvacht. Hij moet Gods wereld tot ontwikkeling, tot ontplooiing brengen. Die wereld, waarvan God gezegd had, dat het alles zéér ,,goed" was. Nergens in de bijbel wordt dit ooit teruggenomen. Ook niet na de droeve historie van de zondeval. God blijft al tijd de aarde trouw. Vanuit het verloren paradijs begint de /zer'/s-geschiedenis, waarin het her stel zal worden geschonken. God hand haaft zijn rechten op deze wereld tegen over zonde en afval. In die antithese, die opstand tegen God, gaat Gods trouw aan de wereld niet ten onder. God gaat er zelfs toe over een heel volk te heiligen, om alle geslachten van de aardbodem in HET ZAAD te zegenen. Daartoe dient het verbond met Abra ham en zijn nageslacht, ter voorberei ding van de komst van de Heiland der wereld. Dit volk Israël wordt in zijn afzon dering en in zijn verbonds-omgang met God het grote exempel van de christe lijke kerk in de wereld. In deze heiliging van Gods volk wor den alle dingen ook die van het da gelijks leven met de dienst van God in verband gezien. De hele geschapen natuur zal in het heil Gods delen. Het zo aards" getinte oude testa ment kent vooral in de profetie ook het uitzicht op hetgeen bóven dit aardse uitgaat in de grote toekomstverwachting van Israël. Bij dat laatste knoopt vooral het nieu we testament aan, met de prediking van Johannes ,,Het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen". Aanvankelijk brengt deze prediking van het komend koninkrijk een zekere achteruitstelling van de wereld en haar problemen met zich. Het schijnt alsof de aarde niet meer zo belangrijk is. De bijl ligt immers al gereed aan de wortel der bomen. Het oordeel schijnt aan staande en alles staat onder de spanning van de .toekomende eeuw", die met de komst van Christus als het ware in dringt in ons tijdelijk leven en dit tijde lijke terugdringt en onbelangrijk maakt. Als men alléén Johannes de Doper zou horen, zouden wellicht de weder dopers gelijk kunnen krijgen. Wereld- mijding was dan hét grote gebod. Maar in de prediking van Christus worden beide lijnen verbonden. Dat uitgaan van de schepping, die tot ontplooiing moet komen, en dat inkomen in de schepping van dat koninkrijk van bo ven de overrompelende werkelijkheid van de .toekomende eeuw" die ,,déze eeuw" binnendringt. Het koninkrijk, dat komen zal, IS reeds gekomen in de wereld en het zal zich bewegen binnen de banen der ge schiedenis tot in het einde. Dat zijn de beide polen van Jezus' prediking aangaande het Koninkrijk. Het IS er én het KOMT. Het is beide evenzeer waar. Het IS er, als we letten op de vlees wording des Woords, de geboorte van Christus uit de maagd Maria. Het is er, als we letten op Christus' opstan dingsheerlijkheid in de verschijningen. Denk aan Thomas ..Mijn Heer en mijn Gód Dan is Gods heil present in het heden. Tegenwoordige tijd, zou men kunnen zeggen. In het huis van de .sterke" (de overste dezer wereld) is Christus binnengedrongen en Hij heeft daar de zeggenschap overgeno men. Hij werpt door de vinger Gods de duivelen uit. Daarom mogen we zeggen, dat het RIJK GODS in Hem gekomen IS. Zo mogen de christenen de wereld waarin zij leven zien als .bezet gebied" van het koninkrijk Gods. Inzoverre geldt het woord Alles is Uwe ,,en Gij zijt van Christus". Zo gezien zijn al Gods gaven goed, met dankzegging genomen zijnde. Men zou kunnen vragen Is er nog wel behoefte aan een .toekomst" Zou den we maar niet, net als Petrus op de berg der verheerlijking van plan was, tabernakelen" bouwen Zouden we de zaak maar niet .fixeren", de toe stand zoals die nü is als emc/toestand beschouwen Kunnen we met de be reikte resultaten de wereld bezet ge bied van God niet méér dan tevre den zijn Hebben we nog behoefte aan de voleinding, nu de grote pacificatie de verzoening van God met de we reld de onderwerping der wereld on der Christus een feit is geworden Hebben wij aan dit HEDEN niet ge noeg Neen, want het koninkrijk is niet al leen een tegenwoordige", een nu reeds aanwezige werkelijkheid, het is ook een „nog-niet gekomen zijn", dus het bergt ook een toekomst in zich. Maar die toekomst is in het nieuwe testament als steeds op-handen-zijnd gedacht. Zó groot is de zekerheid van Christus' overwinning, dat die toekomstige" heerlijkheid als het ware voor de deur ligt. Het is niet meer dan een uo/tooiïng, een afmaken, van het werk dat Chris tus stellig doet. Daarom wordt zo nadrukkelijk ge zegd dat de tijd nabij" is. Het is het nabij van een toekomst, die, vanuit de zekerheid in het heden, als het ware nu reeds te tasten is voor ieder die gelooft. Vandaar dat we bezitten als niet be- zittenden en ten allen tijde bereid moe ten zijn om Christus' wil alles los te laten. Tussen deze beide polen van heden en toekomst koninkrijk Gods nü en koninkrijk Gods straks beweegt zich het christelijk leven. Er is onmiskenbaar een zekere geloofsspanning in, die in de ..voorlopigheid" van deze bedeling nooit zal worden opgeheven. Maar het is juist déze geloofsspan- ning. het staan in de heilszekerheid-nü én het uitzien naar de no/komenheid van het Godsrijk straks, die het christelijk leven in de wereld, ook in alle moeite die daaraan om Christus' wil verbon den is, ten allen tijde en onder alle om standigheden de moeite waard doet zijn. Temeer waar wij dit alles doorleven, niet als dwalende enkelingen, maar in de gemeenschap der heiligen, die in hun verbondenheid aan Christus elkaar in de wereld vinden en vasthouden. A. V. We gaan met vacantie D.V. en ver laten 't vossenveld. Er is toch weinig te vangen, al krioelt 't misschien van die Reintjes En als je vermoeid ben, beeft de hand aan de buks, knipperen de ogen en maak je meer ongelukken dan voordelig is voor het kerkeveld. Ik heb de laatste tijd een vos aangescho ten, maar dat is een slimme zaak, want een aangeschoten exemplaar krijg je moeilijk meer onder schot, hij is voor zichtiger, schuwer en listiger dan ooit De oorzaak ligt wellicht in overmoeid- heid, want het is een uitputtende bezig heid, een zwaar werk, zoals ik las in dat artikel, waarvan ik al sprak. Je moet niet denken, dat een gemakkelijk kar weitje is, je kunt beter olifanten en tij gers belagen, dan vossen verschalken. Bovendien kreeg ik een nieuw artikel toegestuurd, nu uit de buurt van Gouda, waarin me tot m'n verbazing werd ge leerd, dat vossen zich kunnen dood houen, zo, dat je er mee kunt sollen, ze kunt wegdragen, ergens neergooien, ze laten bekijken, terwijl ze springle vend zijn. Ik wist dat nietm'n studie inzake dit diersoort zal ik moeten uitbreiden. Gelukkig behoef ik overigens niet veel ten koste leggen aan boeken over vos- senkunde, want ieder mens bergt een hele stoet van deze schelmen in eigen hart. Als je meent, dat je een bepaalde slechte eigenschap, een verkeerde ge woonte, een zekere afkeurenswaardige karaktertrek of neiging voorgoed de baas ben, blijkt 't later, dat 't maar een schijndood was en sta je er verstomd van, dat het euvel nog springlevend is O, die sluimerende hartstochten, die ondergrondse woelingen en gistingen, ze bedreigen ons eigen leven altijd weer. Je hebt je hoogmoed en zelfdunk b.v. overwonnen, je doet erg nederig, neer buigend, maar o wee, een enkel prikje en opeens steken we de stekels op en 't blijkt, dat die stekels, in de tijd van de winterslaap, uitgegroeid zijn en nog puntiger zijn, dan te voren. Ons hart is een vossenhol vol broedend ongedier te. Romeinen 2 en 3 tekent ons het wie- melend, wroetend wangedrocht der zon de en je behoeft heus niet te neuzen over de schutting van buurmans tuin om in eigen hof voldoende voorzorgen te nemen om allerlei sluipend roofge dierte te belagen. Nee, de zonde is nooit ,,dood", alleen maar schijndood". Vandaar de dage lijkse bede ,,leid ons niet in verzoe king" en de verklaring van de H. Ca techismus ,,daar we van onszelf zó zwak zijn, dat we geen ogenblik kun nen bestaan en daartoe onze doodvijan den, de duivel, de wereld en ons eigen vlees niet ophouden ons aan te vech ten, zo wil ons toch staande houden en sterken door de kracht Uws H. Geestes". Nee, nee, we hebben niet en nooit te doen met dode vossen, maar alleen met schijn-dode besluipers van ons levens- bezit, ons geloof, onze vreugde, onze zekerheid. Dus we gaan rusten, uitrusten van de jacht misschien dat ik aan de boorden van de Gelderse Yssel, in Gorssel, nog een bijzonder exemplaar betrap, maar ik hoop hem niet aan te schieten, want dan wordt hij bepaald gevaarlijk. Tot ziens D.V. op 't jacht veld Uit het oude-Vossenland. P.S. Reeds kwamen onderscheiden giften in voor onze Franse Broeders in de pastorieën in Galliï. Reeds nu har telijk dank De beurs loopt nog niet over, er kan nog veel in en de nood is groot, maar ook de dank is groot, ja, beschamend. Dus laten we 't nummer 220659 maar lokken A. Koning, Oud-Vossemeer. van de vlaamse gaai Het is voor ons stellig een onwennige gedachte, die van de .voortgezette menswording" ofwel de „progressieve incarnatie". Ik eindigde er vorige maal mede, dat de R.K. leer de opvatting hul digt, dat de Vleeswording des Woords zich nog voortzet in de kerk der eeuwen. Prof. Mag. Dr J. H. Walgrave O. P. schrijft in „Theologisch Woordenboek" (R.K.) onder het artikel „Kerk" in de zelfde geest. Hij omschrijft m.i. heel duidelijk „Door de menswording treedt God binnen in de menselijke geschiede nis, en bewerkt er het heil volgens de condities van het historische bestaan. Wanneer Hij na zijn dood als verheer lijkte Heer persoonlijk uit het historisch bestaan treedt, blijft Christus nochtans op aarde zijn werk voortzetten volgens dezelfde bestaanscondities van de his torische mensheid „de Kerk is de voortzetting, of beter, de blijvende ac tualiteit van Jezus Christus, de histori sche incarnatie (menswording) van Gods Woord". „Christus verricht zijn onzichtbare heilsactiviteit door de zichtbare heils- activiteit van de Kerk." „Het eerste, wat de Kerk als heilsinstituut doet, is de bediening van de Sacramenten, waarin wij Christus gelovig kunnen ont moeten." Hoe men dit dient te verstaan, leert het volgende „Zo treedt men de kerk binnen door het Sacrament van het doopsel. In de H. Schrift is het geloof de voorwaarde om het doopsel te ont vangen. Uiterlijk aangesproken door het woord der prediking en innerlijk aangetrokken door de Vader, komt de mens gelovig tot Christus in de kerk. Christus trèedt hem in de poort van de kerk objectief tegemoet door het Sacrament van zijn dood en verrijzenis. In die gelovige ontmoeting wordt de mens in Jezus' dood en verrijzenis om geschapen naar Gods gelijkenis zuiver van zonde krijgt hij het goddelijk leven, dat reeds deelachtigheid is aan Jezus' verrijzenis." De omzetting van het leven wordt hier dus kennelijk pas toegekend aan het Sacrament van het doopsel, dat de kerk toedient met de macht van Chris tus, Die door haar werkt. Het centrale Sacrament is de lucha- ristie (Avondmaal). Walgrave schrijft: „In dit Sacrament komt het wezen van de kerk volmaakt tot uiting levens voeding uit Christus' volheid door de werking van zijn kruisoffer, aanschou welijk gemaakt voor ons geloof in een symbolische akt (handeling) van eten en drinken". Wie dit misschien op Ge reformeerde wijze zou willen verstaan, moge uit deze droom worden geholpen door G. Brom (p. 218 v. Gesprek): „Ver van het kruisoffer te verdringen, is de Mis eenvoudig het kruisoffer zelf. In één adem leert het Nieuwe Testa ment, dat Christus zich voorgoed ge offerd heeft en dat Hij Priester blijft voor eeuwig". „Op het hoogtepunt van de Mis blijft de priester niet meer na mens het volk bidden, maar dan leeft Christus in Persoon vóór ons en fluis tert door de mond van de priester, wat aan het Avondmaal werd gezegd „Dit is mijn LichaamDoet dit tot her innering aan mij." U moge dit alles verstaan vanuit de zin, waarmee Brom zijn bespreking van de Eucharistie opent „De Eucharistie bestendigt de Incarnatie en laat ons voortdurend deel hebben in het wonder. De Moederkerk benadert niet alleen, ze bereikt het levend Lichaam, dat uit de moederschoot is voortgekomen, wanneer ze bidt „Ave verum Corpus, natum de Maria Virgine". (Wees gegroet, waar achtig Lichaam, dat geboren is uit de Maagd Maria.) Verschillende van bovenstaande za ken waren, naar ik aanneem niet al te gemakkelijk. Ik hoop de leer van de voortgezette menswording enigszins ge- illustreerd te hebben. Christus leeft dus voort in de kerk, met name in de hiërar chie de priestermacht om de leden der kerk naar hun „bovennatuurlijk" doel te leiden) en de sacramenten. Hiër archie en sacramenten zijn onafschei delijk, naar R.K. opvatting. Lichamelijk in Christus aanwezig op het altaar. Zijn offer wordt daar, niet herhaald, naar Rooms gevoelen, maar tegenwoordig gesteld, want bij Christus' priesterschap denken zij toch vooral aan die hande ling van de priester aan het altaar. Christus' offer eenmaal volmaakt en dat offer toch ook weer elke dag voortge zet, zijn in onze gedachtenwereld moei lijk met elkaar te verbinden zaken voor een Roomse met zijn voortgezette mens wordingsgedachten liggen deze dingen nader, hoewel het duidelijk moet zijn, dat dit soort gedachten niet zozeer aan de H. Schrift ontsproten is, als veeleer stamt uit een min of meer vooropgesteld uitgangspunt, dat aan philosophie of theologie ontleend is, van waar uit men tot de leer van voortgezette menswor ding komt. J. B. v. M. Vakantie. ZAAMSLAG De volgende zondagen hoop ik met vakantie te zijn 31 juli, 21 en 28 augustus en 4 september. Voor voor ziening in de Dienst des Woords is door de scriba gezorgd. Mededelingenbord. Het bord in het portaal van de kerk is er. Dit bord is uitsluitend bestemd voor mededelingen van vergaderingen van onze verenigingen. Mededelingen van z ui ver-kerkelijk karakter kerke- raadsvergaderingen, collecten -gebeu ren natuurlijk vanaf de kansel. Vereni gingen, die een vergadering uitschrijven en dit op het bord bekend willen ma ken, kunnen zich daarvoor wenden tot onze koster. Die zorgt er dan gaarne voor, dat het 's zondags op het bord staat. M. den B. Orgelconcert In het kader van de arbeid van de Stichting Orgelcentrum, wordt dezer dagen opnieuw een orgelconcert geor ganiseerd. Deze orgelbespeling wordt gegeven in de serie, die alhier elk jaar wordt voorbereid. Daarbij wordt zorg gedragen voor een gevarieerd program ma, waarbij orgelwerken uit verleden en heden, alsmede uit verschillende or- gelscholen, worden uitgevoerd. Wij ge ven hieronder de nadere gegevens plaats: Serooskerke kerk: Geref. Kerk; organist: Feike Asma aanvangtijd: 8 uur n.m. (deuren open 7.30); datum: dinsdag 26 juli 1960.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1960 | | pagina 2