incarnatie
lil-
kleine vossen
nieuws uit tie kerken
van de vmamse gaas
Op een film, die ik uit oogpunt van
filmkeuring eens moest zien, kwam een
vermakelijke, dramatische scène voor,
die tot grote chaos aanleiding gaf. Een
kleine jongen gritste een sinaasappel
onder uit de grote berg sinaasappels
van de marktkraam. Daardoor ging met
onbegrijpelijke vaart de hele berg aan
het rollen onder begeleidende kreten
van de koopvrouw. Dit bracht grote
consternatie teweeg, want er kwamen
ook een paar koeien op drift, deze lie
pen andere kramen onder, mensen gin
gen uit angst aan de haal, op laatst
werd het een grote ruïne, allemaal door
dat ene schuldige jongetje, dat nooit
had voorzien, wat hij allemaal overhoop
gehaald had.
Zo is dat ook met dit begrip Incar
natie.
Wanneer men dit woord noemt, dan
duiken daar allereerst heel wat oude
namen op, die men misschien al sinds
jaren niet meer gehoord heeft. Ik begin
maar met een naam, die velen nog zul
len kennen Athanasius. Deze naam is
nog wel bekend uit het rijtje van de
algemene belijdenisschriften, die in de
meeste psalmboekjes wel te vinden zijn.
De geloofsbelijdenis van Athanasius is,
wat de klank betreft, nog wel bekend.
Welnu, deze Athanasius, naar wie een
geloofsbelijdenis genoemd wordt, heeft
ook een werk geschreven over de mens
wording van Gods Zoon. Het heet ,,De
Incarnatione Verbi" (over de vlees
wording van het Woord). Men stelt
de tijd van schrijven tussen 330 en 350.
Vrijwel niemand leest dit boekje van
daag nog. Het ligt ook meer in de lijn
van Oosters dan van Westers denken.
Toch hebben Athanasius' gedachten en
werk zeer grote invloed gehad op de
leer van de kerk.
Twee andere namen duiken ook al
spoedig op, namen, die men allicht zich
nog van de catechisatie herinneren kan:
Eutyches en Nestorius. Het is U mo
gelijk gegaan als menig ander, dat U
deze oude heren met hun ideeën enkel
maar taai en onaangenaam vond, maar
ontegenzeggelijk spreken hun gedach
ten nog vandaag aan de dag telkens in
de discussies mee. Zo wordt Calvijn
meermalen beschuldigd teveel Nestori-
aan te zijn, terwijl aan Luther verweten
wordt, dat hij teveel in het Eutychiaan-
se spoor liep. In beter verstaanbare taal
overgebracht betekent dit, dat Calvijn
de twee naturen van Christus te zeer
van elkander scheidde en dat Luther
ze te zeer met elkander vermengde.
Deze woorden kunnen nieuwe herin
neringen oproepen. U hebt misschien
moeten leren het bekende viertal van
het concilie van Chalcedon „onver
mengd en onveranderd, ongedeeld en
ongescheiden". Deze woorden, die te
vens de grote betekenis van Leo de
Grote, bisschop van Rome, terugroepen,
waren toen het verlossende woord in
de grote en bittere strijd om de verbin
ding van de twee naturen van Christus.
Toch is deze strijd nooit geheel tot stil
stand gekomen. Zowel Rome als de
Reformatie aanvaardden en aanvaar
den de besluiten van Chalcedon terzake,
maar het is duidelijk, dat zij ze niet ge
heel op dezelfde wijze benutten. Rome
verwijt zowel Calvijn als Luther een
zijdigheid, hoewel Rome zich toch meer
met Calvijn als met Luther meent te
kunnen verenigen. Evenwel zijn er ook
tussen Rome en Calvijn nog markante
verschilpunten.
Reeds op deze manier brengt het
noemen van het woord „Menswording"
heel wat namen uit de geschiedenis naar
voren. Het zal voor ieder verstaanbaar
zijn, dat ik slechts een greep deed.
De sneeuwbal groeit echter nog op
een heel andere manier. Wanneer men
in het boek van Gerard Brom, dat ik
slot wat wil je worden
Want'een verkeerde beroepskeus kan
een ramp voor het leven zijn.
Bovenal zoek je weg biddend.
Vraag aan God om een open weg naar
de toekomst, een duidelijke weg. God
beschikt over de gaven en de krachten,
over de mogelijkheden en middelen.
En vergeet nooit dat elk beroep dienst
is. Dienst aan God. Dienst in het grote
bedrijf, dat God er op na houdt de
wereld, die grote werkplaats van God,
waarin alle mensen of ze het erken
nen of niet ZIJN arbeiders zijn. Be
roepskeus is als het er op aankomt een
door en door godsdienstige zaak. In
feite is het de altijd terugkerende vraag:
„Here, wat wil GIJ dat ik DOEN zal
A. V.
noemde, eens loopt langs de onderwer
pen, die hij in dit verband meent te
moeten aansnijden, beseft men, dat er
wel een begin is, maar nauwelijks een
eind. Ik noem zo maar iets Natuur en
genade, filosofie en theologie, Schepper
en Verlosser, beelden, huwelijk Kerk,
als Lichaam van Christus, haar eenheid,
algemeenheid, apostoliciteit, heiligheid
Kerk en Bijbel, Traditie; Liturgie;
Sacramenten Maria Genade en wil,
waaronder horen geloof alleen, goede
werken, geloof en liefde, verdienste.
Dit is een greep uit de veelheid.
Dit hangt samen met een heel belang
rijk onderwerp, n.l. of de vleeswording
des Woords een heilsgebeuren is, dat
eenmaal heeft plaats gevonden met de
komst van Christus in het vlees en zich
daartoe beperkt óf zich nog voortzet in
het leven der kerk van alle eeuwen.
Dit laatste staat de Roomse theolo
gie voor. Deze leer wordt genoemd die
van de „progressieve incarnatie". Brom
zegt daarvan „Van die voortlevende
Godmens is de Moederkerk zo vervuld,
dat ze een voortgezette Vleeswording
dient te heten", p. 143. „In de Kerk
heeft de goddelijke Waarheid een li
chaam aangenomen, het Woord een
vaste stem gekregen of, om het met de
Heilige Schrift uit te drukken, de Wijs
heid zich een huis gebouwd. Bestemd
om alles samen te vatten in Christus,
verwezenlijkt de Kerk de door Christus
herstelde orde. Meermalen wordt de
Kerk in het Nieuwe Testament met
Christus vereenzelvigd en eenvoudig
Christus genoemd. Zij heeft dezelfde
zending en hetzelfde gezag. Zij is zich
vanaf de Apostelen bewust Gods ge
heimen te beheren" (p. 144/145).
Hier komen we dus wel voor een heel
andere gedachtenwereld ten aanzien
van de vleeswording dan die, welke
door de Reformatie gekend wordt.
J. B. v. M.
Bij het lezen en overdenken van de
brief van de Franse dominé, zoals U
die verleden week zag afgedrukt, kreeg
ik allerlei gedachten over ons eigen
staat en stand als dominé.
Ik geloof, dat ik met de gelijkschake
ling en optrekking van mijn inkomen
tot het welvaartspeil en de levens
standaard in Nederland veel kans heb
ben verloren aan geestelijke waarden,
en dat velerlei „kleine vossen" de pas
torale wijngaard kunnen verderven.
Ik heb b.v. in heel mijn predikants
jaren nooit behoeven te bidden, zoals
onze Franse collega, om uitkomst uit
zeer benarde finantiële nood. Zeker, ik
weet van collega's, die vroeger de sla
ger voorbij moesten sturen, in wier ge
zin banquet, krentenbrood e.d. volstrekt
onbekend was, Waar de pastoorse veler
lei zorgen had om de kinderen orden
telijk gekleed te doen gaan, waar een
vacantietocht zich nimmer over de gren
zen kon uitstrekken, waar men ook
nu nog veel verzuchtingen slaakt om
de zonen te laten studeren, maar 't zal
wel niet veel zijn voorgekomen, dat de
dominé aan tafel, of in 't verborgen,
moest bidden, als onze Franse collega
„Here, hoe moet 't met de brandstoffen
deze winter, hoe zullen we onze tafel
voorzien van 't nodige voedsel, hoe ko
men we aan 't zo nodige schoeisel voor
de meisjes, ze lopen op totaal versleten
schoenen". „Here, help ons toch, want
we weten niet te komen aan een nieuw
costuum, 't oude is tot de draad versle
ten."
Nee, dat kennen we gelukkig
niet, maar dan kennen we ook niet de
vreugde der verhoring op zulke smeek
beden en weten we niet van Elia's ra
ven, waarover de Franse collega schrijft.
We denken er niet bij na, als je tot
de vrouw zegt Welk pak zal ik van
daag eens aantrekken, iets wat die do
miné niet behoeft te vragen met een
paar versleten pakjes. Ook zal 't niet
voorkomen, dat vrouwlief, als de tem
peratuur 12 a 14 graden is, zegtMan,
we zullen de oliestook maar aanzetten
of 't electrisch kacheltje aansteken, brr,
het is zo koud
Zeg vrouw, we hebben nu al zo dik
wijls gehakt gegeten, zouden we nu
weer eens carbonade nemen en koop
ook eens paling, mens, dat is zo lekker!
Wat zullen die pastoriebewoners blij
zijn, als een arm Frans boertje ze eens
verrast met een stuk spek of een mand
fruit, of een hoeveelheid brandhout.
Nee, die vreugde kennen we niet
die dankbaarheid is ons onbekend en
bovenal, die verhoring op ons gebed is
ons vreemd.
Nu verlang ik niet naar die nood,
mag ik niet naar verlangen, maar ik
verlang wel naar die afhankelijkheid,
naar dat leven uit Gods hand, naar die
erkentelijkheid, zelfs voor het geringste,
van Gods gaven.
Ik verzin dit alles niet, ik fantaseer
maar niet wat nee, een gemeentelid
van mij is in die pastorie geweest en
vertelde onder anderen, dat opgroeien
de meisjes met begerige blikken een
paar damesschoentjes met de ogen
streelden, terwijl 't maar heel gewone
modellen waren, waarvoor onze dames
de neus.zouden optrekken. En dan
nog een paar Algerijnse wezen in huis
opnemen Nee, ik voel me ver onder
de maat der dankbare waardering, ver
geleken bij deze Franse dienaar Gods
Uit het oude-Vossenland.
De vorige week heb ik iets gezegd
van de bijbelse portretten en dat we
daarin onszelf herkennen.
Dat geldt ook van de mensen, met
wie we omgaan. Ik geloof altijd, dat we
allemaal heel erg op elkaar lijken. Wat
de aangezichten aangaat zeker. Het zijn
maar heel, heel kleine verschillen, die
bij de mens het eigene stempelen. Daar
in is de oneindige wijsheid van de
Schepper, dat Hij toch eigenlijk met
precies dezelfde gegevens zó weet te
toveren, dat er ook weer geen twee
mensen aan elkaar gelijk zijn.
Maar dat alle gezichten op elkaar lij
ken, is buiten kijf. Maar het kon wel
eens zijn, dat we van binnen nog meer
op elkaar lijken dan van buiten. Dat
de harten nog meer gelijken dan de
aangezichten.
Maar als we nu echt onszelf willen
herkennen in de medemens, in de broe
der, dan moeten we in de spiegel zien.
En dat moeten we rustig doen.
Denk maar aan wat het Spreuken-
boek zegt van die waterspiegel „het
water weerspiegelt het gelaat". Maar
dan moet het wateroppervlak ook effen
zijn. Wie er stenen in gooit of op an
dere manier het water in beroering
brengt, moet niet verwachten, dat het
spiegelglad erg zuiver wezen zal.
En als we onszelf in de ander zullen
herkennen, dan zullen we daar ook niet
te veel drukte bij moeten maken.
Er zijn mensen, die in de ontmoeting
met anderen altijd zelf aan het woord
zijn. Het is een zekere geldingsdrang,
ze willen zich laten gelden, ze willen
voor vol worden aangezien, maar het
resultaat is negatief. Straks zal het wel
blijken, dat de ontmoeting ons niet rij
ker maakte.
Daarom is luisteren een eerste voor
waarde. We zullen de ander en ook
onszelf pas leren kennen, door te willen
luisteren. Ge zoudt natuurlijk kunnen
zeggen „maar als dan ook de ander
alleen maar luistert, dan komt het niet
tot een gesprek". Nee, dat is óók de
bedoeling niet, maar toch meen ik, dat
luisteren een eerste voorwaarde is in de
omgang met elkander en dat dan ook
de harten zich voor elkaar openen.
Doorgaans praten we veel te veel. Er
zijn huwelijken, waar óf de man óf de
vrouw aan het woord is, soms beiden
tegelijk en de radio ook nog, maar het
valt te betwijfelen of dan de harten
zich wel voor elkaar openen.
Onze jonge mensen moeten in hun
verkerings- en verlovingstijd er op let
ten, of ze ook wel eens een heel eind
kunnen wandelen of een avond bij el
kaar zijn, dat ze bijna geen woord te
gen elkaar zeggen en dat het hart z'n
eigen taal spreekt. Als dat niet moge
lijk is, als er altijd gepraat moet worden,
is er gegronde reden om ernstig te over
wegen, of ze wel bij elkaar passen.
Want dan ligt het gevaar voor de deur,
dat ze'elkaar nooit zullen leren kennen,
ook nog niet, als ze straks hun gouden
bruiloft zullen mogen vieren.
Juist in het luisteren spreekt het hart
z'n eigen taal en spiegelen we ons aan
elkaar. In de meeste gevallen is ook
onze conversatie veel te druk. Als we
bij elkaar op visite zijn, praten we maar
honderd uit, maar we nemen er niets
van mee, we verrijken elkaar niet.
Ik herinner me een vriendenkring,
waar één van de dames haast nooit mee
sprak. Zij was een zeer beschaafde per
soonlijkheid, maar inderdaad waren
haar woorden weinige. Maar iedereen
hield van haar en als zij er niet bij
was, was het gezelschap niet compleet.
Zij hóórde er bij. Het is al heel wat
P.s. Mooie, misschien aandoenlijke
woorden, zijn waardeloos, ja ze zijn er
gerlijk, wanneer die niet onderstreept
worden door mooie daden. Anders zou
den we vallen onder het oordeel van
Jacobus 2 14—17. Lees dit maar even
en denk dan aan die „Franse broeders".
Och, ik weet 't wel, er is zoveel nood
te lenigen, onoverzichtelijk Heirlegers
hongerlijders, millioenen, honderden
millioenen gebreklijders, maar als er
honderd drenkelingen ronddrijven, zul
len we trachten, al was 't maar één, te
redden.
Ik durf geen punt te zetten achter
onze hulpverlening voor onze Franse
pastoriebroeders en houd 't nummer
220659 open.
A. Koning, Oud-Vossemeer.
jaren geleden, dat ik die vriendenkring
heb moeten verlaten, slechts bij hoge
uitzondering ontmoet ik nog eens
iemand uit de oude kring, zodat het
beeld van de verschillende personen
wat begint te vervagen, maar haar beeld
staat me nog altijd glashelder voor de
geest, hoewel ik haar na het scheiden
niet eenmaal meer heb ontmoet.
Luisteren, zouden we het ook niet
moeten doen, als we de bijbel lezen
Misschien zijn we in de omgang met
de bijbel ook wel eens wat te rumoerig.
Misschien blijven we zelf maar aan het
woord en kunnen we de stem van eigen
hart maar niet tot zwijgen brengen.
Maar eerste voorwaarde is luisteren,
alleen maar luisteren. Stil willen luis
teren naar wat God mij door zijn
Woord te zeggen heeft. „Spreek, Here,
want uw knecht hoort." Alle lawaai en
drukte om ons heen en de lawaaierige
stem van ons eigen hart staat de Geest
in de weg.
Daar kan de Geest niet doorheen
schreeuwen. Hij mint de stilte. De Geest
is als de dauw, die stil en onzichtbaar
neerstrijkt en de aarde bevochtigt.
De Here vraagt er zelf om, om die
stilte. En wij erkennen zelf ook, dat liet
nodig is, als we zingen „ik neig het
oor, daar 'k op Gods inspraak wacht".
Dan gaat het Woord Gods voor ons
leven, dan zullen ook al die geschilder
de portretten in de bijbel voor ons gaan
leven. Als je vlug langs een portret heen
loopt en er zo terloops maar even naar
kijkt, dan heb je het vast niet écht ge-
zien. Dan heb je het niet in je opgeno
men, het lèèft niet, je hebt het beeld niet
vast gehouden.
Als we Gods Woord werkelijk willen
horen en de portretten in de bijbel goed
willen bekijken, dan moeten we daar
even de tijd Voor nemen en dan moet
het stil zijn.
Dan is Gods Woord wel degelijk een
spiegel, waar we ons aangeboren aan
gezicht in ontdekken. (Jac.).
K.-B. v. d. L.
ZAAMSLAG
KUipstukje.
Wat de duur van de vergadering be
treft, heeft de brede kerkeraad vorige
week woensdag een record geslagen.
Om 7 uur begonnen waren wij om 8
uur klaar. Het was dan ook voor het
merendeel wat „kleingoed", dat op het
agendum stond een stapel ingekomen
stukken, waar wij ons vlug door heen
werkten rapporten, die kort en bondig
werden uitgebracht en weinig bespre
king vroegen, enz. Iets breder werd ge
sproken over een eventuele „ophaal
dienst" van verafwonende oudere broe
ders en zusters. U wordt daar nog na
der over ingelicht. Na gehouden censura
morum in verband met de avondmaals
viering, waarbij niemand der broeders
bezwaren had, wenste de praeses allen
een gezegende zondag toe en kon de
vergadering van de brede kerkeraad
worden gesloten. Hierna werd in smal
verband verder vergaderd.
Ophaaldienst.
In onze gemeente hebben wij al een
„ophaaldienst". De jeugd haalt van tijd
tot tijd oud papier bij u op. Daarover
wil ik het nu echter niet hebben. In aan
sluiting aan wat u lezen kunt in het
bovenstaand klapstukje, wil ik er u op
attent maken, dat de kerkeraad bereid
is, 's zondags een ophaaldienst te orga-