de tweede kerkdienst wat gaat u doen Incarnatie II. van de Vlaamse gaai Het leek ons de vorige week allemaal zo schoon, zo harmonieus met ons ge sprek over de vleeswording van het Woord, zo dat we zelfs met een Room se gesprekspartner terug konden gaan op oude kerkvergaderingen als van Chalcedon en konden wijzen op de practijk van heden, waarin onze opvat tingen zouden samenvallen. Doch bij het scheiden gaf ik de vraag ter overweging of Gerard Brom, een vooraanstaand theoloog, ook gelijk kon hebben, toen hij opmerkte, dat juist hier de wegen van Rome en Reformatie uiteen gaan. Dit lijkt heel merkwaardig. Aanvaarden beiden, de Rooms Ka tholiek en de Reformatorische Christen, niet, dat Gods Zoon vlees en bloed heeft aangenomen uit de maagd Maria? Is dit niet één van de punten, die de Reformatoren als vanzelfsprekend als erfenis van de voor-reformatorische kerk aanvaarden, terwijl zij zich op zo veel andere punten van het toen als waar voorgedragene los maakten G. Brom ziet dit natuurlijk ook wel. In zijn boek .Gesprek", dat in 1946 uit kwam, schrijft hij het aldus (p. 76): Daarom ligt het verschil tussen Katho lieken en Protestanten ook niet hierin, dat de eersten de Incarnatie zouden be lijden en de laatsten die zouden ontken nen, maar dat alleen de eersten dit ge loofsgeheim met klaar besef van de ge volgtrekkingen handhaven, het met al zijn draagkracht zien doorwerken en er het leven van de Kerk volledig van la ten doordringen. Daarentegen dreigt een mysterie, dat van gemeenschap en overlevering wordt losgemaakt, vroeg of laat, zo niet vergeten te raken, dan toch het een en ander van zijn oorspron kelijk gehalte en daarmee van zijn gees telijke waarde te verliezen. Eerst binnen het grote geheel van de Openbaring, in levende voeling met de eenheid van de Kerk houdt de Incarnatie het vermogen tot uitwerking van de wondergaven, die er in geborgen liggen, om de zielen door de genade te herscheppen". Dit was een lang citaat, maar interes sant genoeg, dunkt me, om het geheel op te nemen. Brom wil dus zeggen de Reforma toren hebben het leerstuk der Incarna tie wel over genomen, maar eigenlijk wel wat al te gemakkelijk. Ze hebben zich niet geheel ingedacht wat ze deden, want toen ze dit leerstuk overnamen, De toenemende ontrouw in het be zoek van de tweede kerkdiensten komt telkens aan de orde in onze kerkelijke vergaderingen en eveneens in onze ker kelijke pers. Omdat bezinning hierover en naar ik meen, ook bekering in dit opzicht voor velen, ook in onze omge ving nodig is, neem ik voor dit onder werp een paar stukjes over. Eerst een artikeltje van ds. Donner van Scheve- ningen, dat hij schreef naar aanleiding van een paar boekjes van Henk de Jong. Ik vond het in de Westlandse Kerkbode onder de titel ,,De onzichtbare gemeen te". „Onder de onzichtbare gemeente ver staat de schrijver dat deel van de ge meente. dat zondags verstek laat gaan, maar dan niet om wettige redenen, maar omdat men vergadert in bed of bij de radio of rondom de haard of in de kerk van ongekorven hout. Die onzichtbare gemeente is de be proeving van menige dominee. In onze gemeente groeit die onzicht bare gemeente ook gestadig. Zondagsmorgens gaat het nog wel, maar met de middagdiensten is het vaak droevig gesteld. Nu is dit verschijnsel niet nieuw. Henk de Jong heeft een duik in de his torie genomen en laat zien, hoe ook vroeger de klacht over lege banken en plaatsen niet ontbrak. Zelfs zeer beroemde predikers als Willem Teellinck, in 1613 predikant te Middelburg en een Jodocus van Loden- stein, die in dezelfde eeuw leefde, schre ven er al over dat het een schande was, dat de kerken somtijds zo leeg waren. U zult het niet willen geloven, maar niet zelden werden er dwangmiddelen toegepast. Ds. Ledeboer die van 1631 1690 te Weerselo stond, wist de Drost te bewegen om een verordening uit te vaardigen, dat uit alle boerenhuizen zondags altijd één in de kerk moest ko men, op zware boete bij nalating. Te dachten ze dat ze het ongerept overna men, maar ze sneden het onbewust af van zijn basis, de moederkerk, ze rukten het uit zijn natuurlijk verband en toen moest er natuurlijk wel een vergroeiing of een zekere mate van onvruchtbaar heid aan de dag treden. En dat dit zo is, wil Brom dan in zijn boek verder aantonen. Nu is het voor ons wel interessant, dat ook van onze kant een boek is ver schenen, dat op deze dingen in gaat. De bekende hoogleraar aan de V.U. Dr. G. C. Berkouwer, heeft nadien een bekend boek geschreven (1948) „Con flict met Rome". Deze gaat, uit de aard der zaak, op verschillende betuigingen van Brom in. Hij schrijft (p. 256): „Het kan ons niet onverschillig zijn als Rome aan de Reformatie verwijt het mysterie der incarnatie te hebben geschonden. Het is immers juist de overtuiging der hervormers geweest, dat zij door het teruggaan tot de Heilige Schrift het beeld van de Christus weer hadden be vrijd van alles, waarmee het in de ver wording van de Rooms-Katholieke Kerk was verduisterd. Daarmee bedoelden zij ook niet te zeggen, dat door Rome de incarnatie werd geloochend, maar men was van oordeel, dat ook bij een belij denis van de incarnatie nog niet van tevoren de waarborg gegeven was, dat Jezus Christus als Middelaar Gods en der mensen werkelijk ten volle naar de Schriften werd geëerd. Het ging ook voor de hervormers niet om een geïso leerde incarnatie-belijdenis. Integendeel: ze waren zich er van bewust, dat een waarlijk belijden van de vlees-geworden Zoon Gods onlosmakelijk verbonden moest zijn met het totale belijden der Kerk naar Schrift". 't Is weer een lang citaat, maar niet minder belangwekkend dan dat van Brom. Het is duidelijk, dat Brom al bij voor baat een verwrongen incarnatiebeeld verwacht bij de kerken der reformatie, alleen reeds op grond van het verbro ken contact met de Roomse Kerk. Ber kouwer stelt ook een eenheid aan de orde, maar deze is anders van aard het is de eenheid naar de Schriften. Dit laatste, is voor ons doorslagge vend en zal van bijzonder belang blij ken vooral als het gaat over de vraag van de „voortgezette" of „progressieve" vleeswording". J. B. v. M. Tunhem in Zweden waren er contro leurs en als ze iemand buiten de kerk aantroffen, dan moest hij drie daalders betalen, of een zondag in de cel zitten In Fijnaard werd in 1686 bepaald, dat een ouderling of diaken, die verstek liet gaan van de ochtenddienst 3 stuivers boete kreeg en voor de middagpreek 2 stuivers. De troost, dat lege kerkbanken tij dens de dienst door engelen bezet zou den zijn, kon menige Dominee niet ver kwikken, ook al liet hij misschien zin gen „Eng'len helpt ons Hem 't aanbid den" (Gezang 147:5). Ik zei reeds ledige banken zijn een beproeving voor menige predikant. Bekend is het gebed van een dominee op de wijze van Agur in Spreuken 30 „Twee dingen vraag ik van U, Heer, onthoud ze me niet, voordat ik sterf houd liefdeloze critiek of gemene vleie rij verre van mij. Geef mij lege noch volle kerken, geef mij een behoorlijke opkomstopdat ik, bij overladen ker ken, U niet vergete en mene, dat ik wat ben. Noch ook, staande voor stoe len of banken, moedeloos worde en mijn werk niet meer met vreugde doe". Nu is het helemaal niet zó, dat volle kerken altijd een predikant, als ik het zo zeg gen mag „op gang brengen" en lege kerken hem ontmoedigen. Dr. Gunning en dat is ook mijn persoonlijke ervaring werd meer ge stimuleerd door een kleine groep, welke uit behoefte kwam, dan in beurten waar velen verschenen uit gewoonte. „Een klein getal prikkelde mij slechts te meer om zo goed mogelijk te preken", ver klaarde hij. „Bovendien vergeet ik nooit, dat de Heiland zijn machtige preek over de wedergeboorte voor één mens hield en zijn Leerlijke uitlegging van het water des levens schonk aan één vrouw, nog wel een bijzonder slechte, bij de put van Samaria." Van doorslaggevende betekenis kan en mag het voor een predikant niet zijn of een kerk gevuld is of slecht bezet. Broeders en zusters dit zijn zo maar enkele losse opmerkingen in verband met het genoemde artikel „de onzicht bare gemeente". Maar ik vind, als men ziek is of aan huis gebonden, de zondag de donkerste dag van heel de week. Wat een gemis als men niet met de gemeente mag op gaan naar Gods huis om God te ont moeten, om elkander te ontmoeten, om samen God te bidden en te loven en te prijzen. Ik begrijp niet hoe iemand, die wel gaan kan maar zo gemakkelijk wegblijft en zich-zelf en zijn gezin berooft van wat het hoogste is „in Gods huis te mogen zijn". Nooit zal ik vergeten hoe een reeds lang in Jezus ontslapen broeder, als ik hem bezocht, me op het hart bond wijs toch, dominee, de gemeente op haar voorrecht naar Gods huis te kunnen gaan ik zou wel alles willen geven, als ik nog één keer kon gaan. Het is de grote zonde en dwaasheid van onze tijd we kijken veel te veel op wie er preekt, en we zien veel te weinig op die God, Die ons de zegen moet geven en ons een zegen kan geven zelfs door een dienaar, die maar met weinig talenten begiftigd is. Als de ziele maar luistert En in de classicale kerkbode van Utrecht schreef Ds. A. Schouten over hetzelfde onderwerp een artikel onder het opschrift ..Trouw". De tweede kerkdienst is voor velen onderwerp van gesprek en voor enkelen stof er over te schrijven. Dit vindt zijn oorzaak in het feit, dat voor het meren deel het bezoek aan het afnemen is. Indien het A.K.B. eens zo vriendelijk is te publiceren welke cijfers daarover op de statistiek-formulieren zijn binnen gekomen en daarbij een vergelijking ge ven met tien jaar geleden zullen we pre cies kunnen zeggen hoe ernstig dit feit is. Misschien kwam het nog scherper uit als we eens een vergelijking konden maken met 20 a 30 jaar geleden. Voors hands moeten we het er wel voor hou den, dat het kwaad van minder kerken in de tweede dienst zich voortzet en groter wordt. Ofschoon er direct aan toegevoegd moet worden, dat op vele plaatsen de jongeren meer trouw aan de dag leggen dan de mensen van mid delbare leeftijd. Gegeven het feit, dat het niet naar wens en naar de noodzaak gaat, wordt er over gesproken en geschreven. Alle vragen die met dit probleem maar ver band kunnen houden worden aan de orde gesteld. Voor deze en gene is het zelfs een vraag of het wel juist is twee diensten op zondag te houden. Wie hiervoor een gebod in de Bijbel zoekt hoe kinderlijk of slaafachtig dit door een gebod te willen laten bepalen zal het niet vinden. Wel kan misschien als aanwijzing dienen het feit, dat Gods volk tijdens het oude verbond zijn morgen- en avondoffer had. Ook krij gen wij de indruk dat de jonge kerk des avonds samenkomsten hield. Evenwel. We behoeven ons toch niet gedrongen te voelen ons vast te klem men aan een gebod Andere argumen ten kunnen aangevoerd worden. Letten moeten we op het karakter van de dag. Die is toch de Dag des Heren en daar- Juli en augustus zijn de vakantie maanden. Vroeger, toen dit slechts gold voor een zekere elite en de gewone man van vakantie verstoken bleef, zou je hier over beter niet kunnen schrijven. Thans nu er bijna niemand is, die in de zomer niet enige dagen vakantie krijgt, kunnen we ieder vragen Wat gaat u doen Waar gaat u heen Doch liever vraag ik wat gaat u doen? Je kunt ergens heengaan zonder er zelf persoonlijk bij betrokken te zijn'. Vraag je iemand wat ga je dóén dan betrek je hem daarbij in zijn eigen ac tiviteit, die verantwoordelijkheid mee brengt. Vorig jaar liep ik vlak voor de bouw vakvakantie met een aannemer over een in aanbouw zijnd werk. Wat ga jij doen vroeg hij aan een schilder. En toen kwam dat beste antwoord „eens heerlijk mezelf zijn". Mezelf-zijn. Dat is het. Wat gaat u doen Uzelf-zijn Er zijn mensen, die ik zou willen toe roepen probeer dat nu eens, ga nu eens U-zelf-zijn. Zij kunnen dit zo moeilijk. Misschien laat hun werk 't niet zo toe. Altijd in 't gareel lopen, altijd datzelfde niet-interessante werk, dat je niet boeit, waarin je jezelf niet geven kunt. Of, misschien voelen ze zich te afhankelijk van de critiek van anderen. Ze zouden om gereserveerd voor Zijn speciale dienst. En wanneer men volstaat met een samenkomst enkel in de ochtend, dan verliest deze dag zijn karakter. We zien het bij vele Roomsen, die met het bezoek van een vroegmis content zijn en de rest van de dag besteden voor van alles en nog wat, behalve voor za ken, die behoren tot de dienst des He ren. Met name in het Zuiden van ons land en nog verder zuidelijk valt dat sterk op. Me dunkt, daar ligt voor ons wel een dringende waarschuwing in. Er is echter nog meer. De viering van de dag des Heren is ook een zaak van kerkelijke orde, zelfs van de Kerk orde. Daarin hebben de kerken hun ge loofsovertuiging vastgelegd. Hier blijkt, dat de kerken de mening zijn toegedaan dat op de zondag tweemaal dienst ge houden behoort te worden. Nader blijkt, dat dit zo is om de eer des Heren en de opbouw van het geloofsleven der leden en van de basten van buiten. Als ook om de versterking van de onder linge band der gelovigen en de verdere beleving van de gemeenschap der hei ligen. En dat is toch in elk geval in de lijn van Gods Heilige Schrift. Niet minder moet hierbij in aanmer king worden genomen dat we hier te doen hebben met een zaak van kerke lijke trouw. Wie belijdenis aflegt ver klaart daarmee niet alleen, dat hij of zij in Christus gelooft als persoonlijke Zaligmaker, maar verbindt zich ook tot het dankbaar en blij volbrengen van de dienst des Heren. En dat maar niet al leen voor zijn persoonlijk leven. Stellig niet minder in de gemeenschap. Zo is ieder lid mee-verantwoordelijk voor de bloei van het kerkelijke leven. Mee-ver- antwoordelijk dat de orde, die de ker ken aanvaard hebben als geloofsover tuiging, nageleefd wordt. Wie zich daaraan onttrekt kan niet doorgaan voor trouw lid in de eigenlijke zin van het woord. Natuurlijk valt hierbij de nadruk op dat woord onttrekken. Om misverstand te voorkomen zet ik er dat bij. Er zijn velen, die niet kunnen komen. Kinderen, die het nog niet opbrengen kunnen tweemaal gaan en ouderen, die er niet meer toe .in staat zijn. Voorts mensen van allerlei leeftijd, die er geestelijk niet toe in staat zijn. Zich onttrekken betekent zich zonder geldige, dus voor God verantwoorde reden, weg houden van de plaats, waar hij of zij geroepen wordt. Evenwel, dat zich niet enkel voordoet ten opzichte van de avonddienst maar evenzeer te vinden is bij hen, die nodeloos laat uit hun bed komen en daarom des ochtends ontbreken. Zeker in het licht van deze beschou wing moeten we wel vaststellen, dat trouw kerkbezoek een zaak van het hoogste gewicht is. En wie zich daar maar niet aan geeft, moet zich wel ern stig afvragen of hij of zij wel recht staat tegenover de Koning der kerk en de kerk zelf aan welker orde men zich door zijn belijdenis verbonden heeft. Kerkgaan is eigenlijk een zaak van liefde en dankbaarheid. Hoe erg als deze verminderen Of in' feite er niet eens zijn graag anders willen leven, maar ze dur ven niet. Die critiek van anderen, van de buren, van de kerkmensen, misschien van man of vrouw, van vader of moe der En ze komen krampachtig in 't leven te staan, durven zichzelf niet te zijn, voelen zich door anderen in de engte gedreven, weten zich niet vrij. Sommigen zijn zelfs bang voor die vrijheid, in wezen bang voor zichzelf, omdat zij vrijheid verwarren met ban deloosheid. Wie werkelijk zichzelf is, laat zich maar niet willoos gaan. Ik zou het zó durven stellen God verwacht van ons dat wij ons-zelf zijn, zijn die wij in wezen zijn, althans kunnen zijn, naar de mogelijkheden, die Hij in ons gelegd heeft. Dit is het machtige van Zijn schep ping, al die mensen weer anders, an ders naar lichaam, maar ook anders naar geest, die ieder op hun wijze waar nemen, genieten, liefhebben, geloven. Dat hindert ons juist in dat massale, waarin je persoonlijk niet aan je trek ken komt, maar moet doen als al die anderen. Dit nu is het heerlijke van de vakan tie, dat een mens eens kan zijn die hij is. Maar daarom moet hij zijn vakantie juist doorbrengen op eigen persoonlijke wijze. Dit is het hopeloze van deze tijd, dat de mens net wil doen als die ander.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1960 | | pagina 2