de vlaamse gaai wat maken wij van ons geloof? Incarnatie kleine vossen van ie Een geleerd woord staat er boven dit artikel. Het komt ook uit een ge leerde wereld. Vorige week schreef ik over tent samenkomsten. Deze liggen doorgaans op populair peil. Het woord ..incarna tie" doet dadelijk veel geleerder aan. U kunt het ook minder geleerd zeg gen vleeswording, maar de bedoeling was ditmaal dat het in echt theologi sche stijl zou gebezigd worden. Wat was het geval Ergens dook in het brein van een Hervormd predikant een goede gedach te op. Hij vond, dat dominees zozeer in beslag genomen worden door het be hartigen en nalopen van allerlei zaken van de aan hun zorg toevertrouwde schapen, dat de studie wel eens een extra prikkel verdiende. Het bleek, dat niet alleen Hervormde, maar ook Ge reformeerde predikanten er zo over dachten. Hun was deze gedachte zelfs niet nieuw, daar zij voor de grote uit tocht" die ware zij in Afrika voor gevallen allicht als de tweede grote trek" zou bekend geworden zijn reeds een studiekring Reformatie-Rome hadden gevormd. Echter toen was het sjouwen en draven voor de achterge blevenen pas recht begonnen. Nog an dere predikanten en evenzo R.K. gees telijken bleken vatbaar voor de gedach te van gezamenlijke studie. Zo werd er wat georganiseerd en zo hangt er wat in de lucht, dat studie in de diverse pastorieën zal aanwakkeren. Ik ga daar nu niet verder op in, al heb ik mogelijk sommigen nieuwsgierig gemaakt, wat er nu ,.aan de overkant" op de stoof staat, want het feit van deze studie mag ieder gerust weten, maar hoe dat precies gaat gebeuren, dat hoeft niet iedereen te weten. Dat weet ik trouwens zelf niet, daar wordt nog aan gedokterd, maar U begrijpt zelf wel, dat het heel wat anders is of men opvattingen van andersdenkenden be studeert uit de boeken ofwel ten over staan van de belijder van betreffende leer in vleselijke gedaante voor U. Een ding wil ik nog wel zeggen, want dat hebt U natuurlijk zelf al begrepen in dit verband viel het woord „incar natie", vleeswording. U vormt hierover misschien zelf een gedachte vindt U dit een geschikt on derwerp voor een studiekring van zo uiteenlopende personen 'n Belangrijk onderwerp, natuurlijk, zult U denken, terecht, want wijdt niet het voorwoord, de proloog, van het evangelie van Johannes, hier de diep innigste woorden aan. Bovendien een zeer oude zaak, waar reeds de wereldkerkvergaderingen der eerste eeuwen (de oecumenische con- ciles), zich mee bezig hielden. En wat alles af doet een prachtige zaak, waar Rooms Katholiek en Evan- lisch Christen het toch hartroerend over eens kunnen zijn, want dit belij den gaat terug tot vóór de Reformatie. Hier ligt dus een kans om niet meteen fel tegenover elkaar te komen staan. Goede keus Ja. dat heb ik ook eens zo ervaren in de tijd van de bevrijding. Ergens in Roosendaal was langs de Bredase Baan een breifabriekje omgetoverd in een ge vangenis van politiek verdachten en aangeklaagden. Gereformeerden onderscheiden zich niet van andere bevolkingsgroepen en waren daar ook vertegenwoordigd. Daar vierden we Kerstfeest ter ere van de vleeswording van het Woord. Een van Nazistische ideeën beschuldigde begon, dan was het mijn beurt en daar na sprak de Kapelaan. Het was naar het vormelijke niet zo schoon daar. Als preekstoel fungeerde een trap langs de muur, waar men dwars op moest gaan staan om over de gevangenen enigszins heen te kunnen kijken. Dit viel de Ka pelaan waarschijnlijk moeilijker dan mij, gezien zijn gewaad, maar we spraken allen over het wonder van Gods gena de. De Kapelaan sprak m.i. zeer goed. Het ging alleen, zoals dat vaak gaat, zijn beminde parochianen gaven hem de verschuldigde eer niet, maar prezen een ander. Dit was jammer, want hij had schone woorden gesproken en we leken het zozeer, zo ontroerend met elkander eens op die dag. Evenwel, Gerard Brom, een Rooms theoloog van betekenis, dacht er anders over. Hoe bestaat dat Daarover vol gende keer. J. B. v. M. Een van de kleine vossen, die moei lijk te vangen zijn in de wijngaard, is wel de „jalouzie" en meer bijzonder de ,,vak-jalouzie". Enige tijd geleden, er gens in een provinciestadje, ontdekte ik dit diertje, en wel bij een kleermaker èn bij een dominé. In dit geval moet ik eerlijkheidshalve vaststellen, dat het exemplaar bij de snijder forser was, meer volwassen, vetter van vlees dan die bij de predikheer. Wat was 't ge val De dominé had het voorrecht op een zondagavond, nadat hij zelf elders had gepreekt, een collega te kunnen be luisteren. Na de dienst wandelde ik naar m'n pension, juist gestoken in de nieuw zwart colbert. Toevallig loop ik met m'n pas-aange meten pakje aan tegen een broeder- kleermaker, echte vakman, hoor Ik bemerkte direct, dat hij met z'n ogen, z'n kleermakersogen, mijn hele wezen aftastte en m'n costuum besnuf felde als een speurhond z'n belopen buit. Ook bemerkte ik aan een rimpeltje in z'n.neus en aan z'n beloken blik, een vervolg Levende hoop Bij dat kómen van mijn HERE, die ik verwacht. Want Zijn Woord heeft Zijn komst aangekondigd. Zijn Woord is de grond van mijn verwachting. Daarom verwacht ik niet tevergeefs. Evenmin als de stadwachters, die op de muren de wacht houden, tevergeefs op de morgen wachten. Elke morgen brak het licht door. Ze hebben nog geen nacht tevergeefs naar de dageraad uitgezien. Nu meer dan wachters op de mor gen mag ik er op vertrouwen dat ik niet tevergeefs uitzie naar de komst van de Zon der gerechtigheid. Ik verwacht de HERE. Want ik hoop op Zijn Woord. Er ligt in Gods toe zegging de garantie van volstrekte ze kerheid. Van die zekerheid voor de toekomst moet het christelijk leven getuigen. Voor die toekomst moet de kerk de aandacht der wereld meer en meer vragen. De HERE komtHij komt zéker Want Zijn Woord is niet een waarschijnlijk heidsformule, maar een garantie der zekerheid voor de toekomst. Hij komt zékerMet Zijn Woord valt niet te spotten. Integendeel. Op Zijn Woord moet gehóópt worden. Men moet er niet alleen maar „reke ning" mee houden dat het „wel eens waar" kan zijn. Neen, men moet er van uitgaan dat het waar IS en dat het in zijn vervulling alles-beheersend zal blij ken. Daarom moet die hoop nu reeds ons leven aangrijpen met de activiteit de bewogenheid en bewegelijkheid der verwachting. Onze christelijke hoop moet levende hoop zijn. Niet een verdwaalde aan tekening in een agenda, waar we later nog eens in bladeren o ja, daar had ik aan moeten denken, maar het is in middels te laatZó niét Levende hoop is geen pro memorie- post, maar het is, als ver-wachting, iets dat ons hevig beroert en bezighoudt en al onze activiteiten zin, inhoud en rich ting geeft. Levende hoop vórdert ons leven voor de komende Heer. De dichter van psalm 130 doelde uit eindelijk op Christus' eerste komst, zon der dat hem dit misschien helder voor de geest heeft gestaan. Een hoop, die vervuld werd toen de oude Simeon in de tempel de „ZALIG HEID", die Gód bereid had, als ver troosting Israëls, op de armen droeg. In onze mond krijgen zijn woorden een nóg wijdere zin. Als wij „den HERE verwachten" dan is in die ver wachting de tweede komst van Chris tus betrokken. Zijn komen in héérlijk heid. Hopende op Zijn Woord, moeten wij van die verwachting vol zijn. Tegenover de wanhoop der wereld, die alle zekerheden welbewust heeft weggeworpen, moet het christelijk ge loofsgetuigenis de blijde boodschap van de hoop stellen Ik blijf de Heer ver wachten A. V. misprijzend schouderschokje, dat 't vos je „vak-jalouzie" z'n kopje opstak. Ik dachtwacht, ik zal het roofdiertje wel te voorschijn graven uit z'n sluipgang en zeg „nou, broedertje, hoe vind je m'n pakje En daar schoot de ko nijnen- en kippendief in vol ornaat uit z'n hol door te zeggen „h'm, dominé, het lijkt nergens op, veel te smal in de schouders, moet je zien en wat een snit Vossenjacht, zo las ik juist in een mij toegezonden artikel in een Veluwse krant, is de moeilijkste aller jachten, maar daarom ook de meest interessante. Ditmaal viel 't mij niet moeilijk, hoewel anders, zo las ik, deze slimmerik zich onttrekt aan de greep van de jager door z'n nest te bouwen diep onder de grond, soms wel 2 a 3 meter diep en alleen langs allerlei sluipwegen is te bereiken. Maar dit „vak-jalouzie" vosje bleek zeer onnozel te zijn en gaf zich bij de eerste spit al bloot Het was een interessant schouwspel, zoals deze schelm spartelde in de greep van het nekvel. Natuurlijk zal er wel wat op het cos tuum aan te merken zijn geweest, want ja, volmaakt is er niets op aarde hoe wel het colbert van deze kleermaker zelf m.i. onberispelijk zat natuurlijk een wandelende reclame Maar ik wed er om, dat een collega snijder gewis wel 't een of ander zou hebben kunnen aanmerken. In plaats van nu te zeggen ,,'t jonge, dominé, dat zit U keurig, best spul hoor, alleen, als ik iets mag opmerken, het zou een tikkeltje ruimer in de borst moeten zittenpraat daar eens over met je kleermaker". Maar nee waar deloos, kan er uit zulk een dorpje iets goed zijn, terwijl hij niet wist, of een jongere collega over een diploma be schikken kan, dat zijn verouderde di ploma in de schaduw stelt. Bovendien wist hij niet, of ik niet bij een beroemd coupeur geweest was, een vroegere vriend of familielid, wat óók wel eens 't geval geweest is. O, die „vak-jalou zie" het is een spruit van, ja, van zelfgenoegzaamheid, in tegenstelling met de opwekking van Paulus, dat men een ander uitnemender dient te achten dan zich zelve. En „nederigheid gaat vóór de eer". Evenwel, de kleermaker in zijn vos senjacht was mij een leermeerster om er mijn eigen hof op na te zien of deze „vak-jalouzie" vos er niet rondsluipt en ja wel hoor, ik heb hem ontdekt. Volgend maal zullen we hem tentoon stellen. Uit het oude-Vossenland. Het is al geruime tijd geleden, dat ik eens een vergadering bijwoonde, waar gesproken werd over de omgang tussen jongens en meisjes. Een dank baar onderwerp. Er was ook goede be langstelling, hoewel er in die vergade ring geen enkele „jongere" aanwezig was. Ik herinner me, dat de spreker vertelde van twee jonge mensen, die elkaar zeker in enkele jaren niet had den gezien en ook verder geen enkel contact met elkaar hadden gehad en dat de liefde in die tijd toch heel krach tig was gegroeid. Waarop een bejaard man, die door allen werd gerespecteerd om z'n nuchtere kijk op het leven, op eens uitriep „dat begrijp ik niet, dat liefde kan groeien zonder vrijen". Ik meen nog altijd, dat die interrup tie juist was. Jonge mensen, in wier hart enige genegenheid groeit, zullen elkaar van tijd tot tijd eens moeten ont moeten, want anders ben ik bang, dat die genegenheid niet groeit, maar kwijnt. In het huwelijksleven staat het trou wens precies eender. Als man en vrouw op de dag van hun huwelijk op het standpunt staan „wij hebben elkaar lief en dat is dus voor elkaar" en dan nu gaan samenwonen en samenleven, zonder zich verder meer om die liefde te bekommeren, immers, dat is een vol dongen feit ik vrees, dat het dan in zulk een huwelijk niet goed gaat. Al wat leeft, moét groeien en om te kunnen groeien, moet het gevoed wor den. De liefde in verloving en huwelijk moet opzettelijk en doelbewust worden onderhouden en gevoed, want anders staat verarming voor de deur. Ten opzichte van het geloof geldt hetzelfde. Een enkele keer hoor ik wel eens de bewering, dat een mens er niets aan doen kan, of hij een sterk of een zwak geloof heeft. Immers, het geloof is Gods gave. Dat laatste erken ik ten volle. Hoe de geloofsverhouding tussen God en mens tot stand komt, is een geheim, dat wij niet kunnen naspeuren. Het is het verborgen werk des Geestes, dat wij alleen maar verwonderend kunnen aan bidden. Maar het is niet zo, dat de ontwikkeling van dat jonge geloofsleven buiten onze verantwoordelijkheid ligt. Het gaat niet aan, te zeggen „ik ge loof en dat is prachtig, maar verder bekommer ik me om dat geloof niet, dat is immers een zaak, die z'n beslag heeft gekregen". Ik geef toe, als dat geloof oprecht is, als het werkelijk een levende band is aan de Here, dan zal het stand houden, ook ondanks onze verwaarlozing en dan zal ook zulk een gelovige straks ingaan in het Vaderhuis. Maar daarmee zijn we zelf niet ver ontschuldigd. Ja, de inplanting van het geloof is Gods eigen werk, dat gaat buiten ons om, maar het is hier al net als in alle dingen van het leven als we iets gekregen hebben, dan zijn we er verantwoordelijk voor. Het geldt ook ten opzichte van het stoffelijk goed. Rijkdom is ook een goede gave Gods, maar wie niet met zorg z'n vermogen beheert en nog tracht te vermeerderen, maar eenvoudig rijk is in z'n rijkdom en daarbij de armen over de borst kruist, ik ben hard bang, dat er straks van die rijkdom niet veel meer over is. Als een vermogen niet uit groeit, zal het slinken en straks zijn de centen weg. Met de rijkdom van het geloof is het niet anders. De liefde kan niet bloeien, als we er geen hand voor uitsteken en het geloof ook niet. Het geloof heeft voedsel nodig. De jonge plant des geloofs moet met zorg worden gekweekt en onderhouden. Elke kweker zal aan z'n jonge planten in de tuin volle aandacht besteden. Hij is blij, als die planten gezond en gaaf zijn en er mooi bij staan,' maar hij houdt er het oog op. Schadelijke invloeden tracht hij te weren, bestrijdende insecten zal hij doden, als het plantje wat zwak is, zet hij er een stokje bij en bindt het vast, want hij is wel blij met dat jonge, gave plantje, maar hij wil ook graag vrucht zien. Die vrucht moet ook in het geloofs leven even rijpen. En heus, dat gaat niet vanzelf. Het is waarlijk niet altijd even gemakkelijk, om het geloof op peil te houden, evenmin als trouwens in het liefdesleven. Daar moeten we wat aan doen. Het zal onze voortdurende aandacht moeten hebben. Op de onderhouding en voe ding van het geloof hebben we doel bewust het oog te richten. Al dat zeggen „daar kan een mens niets aan doen, of hij een sterk of zwak geloof heeft", lijkt me wat al te gemak kelijk. Ik geloof zeker, dat we er iets kunnen doen. Tot op zekere hoogte geldt hier de vraag wat maken we van ons geloof Schadelijke invloeden hebben we te weren. Tegen allerlei sectarische stro mingen hebben we ons te wapenen. We moeten ons niet laten vinden op plaat sen, waar de zonde helaas zowat opper heerschappij heeft onder de schone schijn mijn geloof kan er wel tegen. De geestelijke wapenrusting mogen we niet laten liggen. Het wordt hoog tijd, dat we haar weer uit de motten- ballen halen en dat we ons het zwaard des Geestes aangespen. Met beslistheid hebben we „neen" te zeggen tegen al lerlei verleiding des satans. We zullen het oog terdege open hebben te houden tegen de verzoekingen, want meest komt hij op kousenvoeten. We hebben heus niet altijd persoonlijk met de boze te doen. Meest stuurt hij er z'n manne tjes op uit, maar dan trekt hij toch zelf aan de touwtjes. En daarbij blijft de geregelde voeding van de allergrootste betekenis. Als we in dit opzicht onze verantwoordelijkheid inzien, zullen we een trouw gebruik maken van de genademiddelen, Woord en sacrament. Waarbij ook van zo gro te betekenis is het persoonlijk bijbelle zen. Dat we telkens weer heel stil en kinderlijk eenvoudig ons door de Here laten aanspreken en toespreken. Dan zal ook het persoonlijk gebedsleven zich weer verdiepen en zullen we weer kin derlijk vertrouwend in het gebed tot onze hemelse Vader gaan.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1960 | | pagina 2