kleine vossen
viaamse gaai
hei leven laai zieh
niet splitsen
Ergens langs de weg wandelend liep
ik voorbij een Chr. school. Het was
blijkbaar speelkwartier de jongens en
meisjes huppelden en dartelden rond.
Dit mag ik altijd graag zien
Enigszins afgezonderd van de ande
ren liep een viertal vriendinnetjes wat
te slenteren, al keuvelend en pretheb-
bend. Ze waren zo van de leeftijd van
11 tot 13 jaar.
Ik begon een gesprekje met deze
deerntjes -zo heten ze in sommige
streken van ons land en vroeg haar,
wat ze dachten te worden, als ze van
school afgingen. Ja, dat wisten ze nog
zo net niet. Nou. zeg ik, dan weet ik
een prachtig werk voor jullie, fijn meis-
jeswerkZe keken me nieuwsgierig
aan, vol spanning, wat ik bedoelde.
Wel, zei ik, jullie moeten worden
verpleegster
Nu, 't leek wel, alsof opeens de lucht
betrok, en trokken ze, in letterlijke zin.
haar jonge neusjes op. 't Scheen me
toe, dat ze dachten die man wil ons
zeker in een gekkenhuis" hebben, want
ze zeiden hardop ,.ja, we zullen ,,gek"
zijn, in een ziekenhuis, a bah
Eerlijk, ik schrok er van. Het huis
der barmhartigheid en van liefdebetoon
leek hun een soort concentratiekamp
toe.
Ze keken me aan met een blik vol
verachting en afkeer en zeiden nog
nee hoor, ik niet in een ziekenhuis en
dan zuster zijn, verpleegster, da's niks
voor mij Toen zei ik je zult wellicht
toch wel eens in een ziekenhuis terecht
komen, maar dan om verpleegd te wor
den. En als er dan eens geen zusters
waren Ja, dat kan wel, maar ik wil
toch geen verpleegster worden, altijd
tussen zieke mensen, nee hoor
Nu weet ik wel, dat deze meisjes nog
wel erg jong zijn om een keuze te doen.
hoewel ik wel meisjes gekend heb en
ken, die al heel jong zich voornamen
verpleegster te willen worden en het
ook geworden zijn. En, verreweg de
meesten, hebben nooit spijt van haar
keus. Ik ken iemand, van zeer nabij,
(slot het anker vast)
zou dit zeker op de duur tot verschra
ling leiden. Iedere moeder weet, als
haar kind niet voldoende eet (opgroei
ende kinderen kunnen van die perioden
hebben), dat straks beslist vermagering
optreedt en dat de levensopenbaring
naar buiten ook zwakker zal worden.
Zulke kinderen worden gauw moe bij
de sport kunnen ze niet meer mee doen;
tegen een eind fietsen of een fikse wan
deling zien ze op en de rapporten op
school vertonen een dalende lijn.
En als de kerk ons aller moeder is,
dan zal zij voor dit gevaar het oog niet
mogen sluiten.
Natuurlijk staat het onmiddellijk met
elkaar in verband, het naar buiten ge
keerde en het naar binnen gekeerde
het één is niet los van het ander maar
ik meen toch, dat het laatste het eerste
is.
Zeer beslist heeft de prediking een
taak, om het licht van Gods Woord te
laten schijnen over het brede leven de
prediking heeft Gods kinderen de weg
te wijzen langs alle kronkelwegen en
gevaarlijke kuilen ze heeft de christe
nen te sterken in de grote strijd des
levens, opdat ze daar hun roeping kun
nen volbrengen. Maar dat alles komt
pas óp uit de bewuste zekerheid van
het persoonlijke kindschap Gods. Het
eerste is, of we ons persoonlijk het
eigendom van onze Zaligmaker weten.
Want als deze zekerheid ontbreekt,
zie ik in het openbare leven toch onge
lukken komen. Dan kunnen we wel
hard roepen ,,help ons toch" en ,,wijs
ons de weg", maar het zal niet veel hel
pen, als de voet zelf niet vast staat in
Gods Woord.
Het eerste nodige, zo nodig als brood
in onze inderdaad moeilijke en gevaar
lijke tijd, is, dat we ons het eigendom
des Heren weten. Dat we zelf gevoed
worden met het brood des levens, dat
het met ons persoonlijk geestelijke le
ven wél is, dat we dicht, heel dicht bij
de Here Jezus leven en uit de wijnstok
gevoed worden.
De persoonlijke beleving van het
kindschap Gods moet voorop staan en
een prediking, die onder de sterke aan
drang van ,,wijs ons de weg" déze zijde
van het christelijk leven zou verwaar
lozen, zou in ernstige mate in haar roe
ping tekort schieten.
Het anker moet vast liggen. En als
het vast ligt, ik meen, dat ons levens
scheepje dan altijd nog wel een stootje
hebben kan.
K.-B. v. d. L.
die 40 jaar verpleegster is geweest en
nog steeds met enthousiasme over haar
werk spreekt en 't heerlijk vindt, dat ze
het heeft mogen doen.
Ik geloof ook, dat er in de liefdevolle
toewijding van het verpleegster-zijn een
grote voldoening ligt. Wanneer even
wel de eerste vraag is wat kan je er
mee verdienen, is het een goed-betaalde
baan, dan moet je dit werk zeker niet
verkiezen. Toen ik gymnasiast was,
vroeg me een tandarts, onder de behan
deling, waar ik voor studeerde. Ik zei,
dat ik dominé wilde worden. Toen ont
plofte de tandheelkundige maar m'n
beste krullebol. ben je nu hartst... gek
dominé -'t slechts betaalde baantje
van de wereld
Nu schikt dit tegenwoordig wel, hoe
wel vergeleken met tandartsen en der-
gelijken, de dominé's maar armoedzaai
ers zijn hoewel ik me gelukkig prijs,
dat ik dit ambt mag bedienen en ik me
vaak vergelijk met Paulus, die 's nachts
tentzeil zat te fabriceren de grootste
der leraren en zonder tractement
Ik geloof, dat de schoolmeesters,
vooral in deze tijd van zoveel te korte
aan verplegend personeel, de kinderen
óók 't schone en heerlijke werk der ver
pleging moeten schetsen als ze b.v.
behandelen de gelijkenis van de barm
hartige Samaritaan en niet 't minst,
als ze de liefde, de zelfverloochening
van onze Heiland hebben te tekenen.
Uit het oudeVossenland.
ven de
Hiermede wil ik de aandacht vesti
gen op een zaak, n.l. de wenselijkheid
van publicaties over hetgeen in kerke
lijke vergaderingen geschiedt.
Kort gesteld kan men het zo zeggen:
is een kort, officieel verslag voldoende
en zelfs de enige gewenste mededeling
van hetgeen in meerdere vergaderingen
wordt verhandeld.
Uit de aard der zaak gaat het dan
over het verslaan van niet-besloten zit
tingen.
Het kan van algemene bekendheid
geacht worden, dat er persverslagen
verschijnen van zittingen der Generale
Synoden. Als ik wel ben ingelicht', is
dit een andere gedragslijn dan gevolgd
wordt bij de Synode van de Hervormde
Kerk, die de berichtgeving uitsluitend
in eigen houdt.
Ik kan met deze methode van onze
Generale Synode van harte instemmen.
Wanneer iemand meent, dat er meer of
minder besloten zittingen moeten wor
den gehouden, dan is dat een zaak van
heel andere orde, die ik dus hier buiten
kan laten.
Deze pers heeft dan de vrijheid om
zelf te verslaan, wat ze belangrijk vindt.
Daar is critiek op mogelijk, natuurlijk,
maar ik vind het gezond, dat de pers,
die toegelaten wordt, ongecensureerd
mag schrijven, wat ze in overeenstem
ming acht met haar taak.
Op de Particuliere Synoden is de pers
zeker geen contrabande, hoewel de
P.S. zelf een kort resumé geeft van het
verhandelde. In het algemeen echter zijn
vergaderingen van een P.S. voor de
pers aanmerkelijk minder interessant,
maar dat ligt in de aard van hetgeen
op een P.S. wordt behandeld.
Dit geldt in nog sterkere mate van
een classicale vergadering. Wat de al
gemene Christelijke pers minder inte
resseert, kan daarom voor de kerkelijke
pers wel belangwekkend zijn. Dit is ook
doorgaans zo. Het korte persverslag is
bijna steeds zo kort en voor niet. inge
wijden zo beperkt verstaanbaar, dat
toelichting in de kerkelijke pers mij een
vrijwel vaststaande behoefte voorkomt.
Of deze behoefte ..leeft" is een an
dere zaak dan of ze bestaat". Het
laatste is m.i. onmiskenbaar.
Dat hier met zeker onderscheid dient
geschreven te worden, zal bij voorbaat
ieder beamen. Twee beperkingen die
nen, naar mijn gevoelen, te worden
aangebracht. Ten eerste dient de zaak,
waar over geschreven wordt van alge
meen belang te zijn en van nature pu
bliek.
Ten tweede dient sensatie en partij
digheid vermeden te worden.
Om de zaak concreet te stellen.
Zaken, als bijvoorbeeld die van de
verdeling van gelden ten behoeve
van gebruik door diaconieën en die
van de vereniging van kerken zijn zo
wel van algemeen belang als van nature
publiek. Wanneer iemand opmerkt, dat
het vermelden van een voorstel van de
kerk van Oostburg, dat anders luidde
dan het uiteindelijk besluit, niet ver
meld mag worden, omdat dit schade
zou doen aan de werking van de eind
conclusie, dan acht ik dit, met waarde
ring overigens voor een anders opvat
ting, beslist onjuist. Onze kerkmensen
en ook degenen, tot wie men zich richt,
mogen gerust weten, dat er ook een
afwijkend minderheidsgevoelen was.
Dit is toch een eerlijke zaak en waarom
zou men zo iets verdoezelen. Geheim
zinnigheid doet aan de open sfeer nooit
goed.
De klacht is toch bepaald niet nieuw,
dat men van hetgeen in bepaalde ker
kelijke vergaderingen gebeurt, zo weinig
weet. Kennis van zaken brengt onze
kerkleden dichter bij deze vergaderin
gen.
Daarbij loopt men dan ook wel eens
een risico, ik zal dit niet ontkennen,
maar aan de andere zijde staat, dat het
verantwoordelijkheidsbesef enkel een
Elebt li wel eens opgemerkt, dat we
met alle kracht dwalingen kunnen be
strijden en dat we zelf de grootste moei
te hebben, die dwalingen los te laten
Het komt mij zelfs voor, dat we het
hardst tekeer gaan tegen dingen, waar
we het meest aan verknocht zijn. In
hoever hier een psychologische wet valt
te ontdekken, laat ik maar over aan de
lieden van het vak, maar een feit is hét.
Luther had toch wel een zware strijd
met Rome en hij moet eens gezegd heb
ben ,,als je m'n hart opensnijdt, dan
springt er nog een paap uit". Dat was
tenminste eerlijk.
Zo ken ik een broeder, die van aller
lei nieuwe fratsen in de kerk niets moet
hebben. Hij is wat ouderwets en dat
weet hij ook zelf zeer wel. Hij stelt
daar ook z'n eer in. Al dat moderne
gedoe, daar kan hij niet met mee gaan.
LI vraagt misschien, wat dat dan voor
nieuwerwetse dingen zijn Nu, het zijn
er verscheidene, maar het collecteren
met zakken met korte stokken neemt on
der al deze dingen wel een belangrijke
plaats in. De andere zaken zijn zo on
geveer navenant. Het is hem alles kort
weg een ergernis en uit protest gaat hij
dan maar eenmaal ter kerk. Dan weet
hij in ieder geval die ergernis tot de
helft terug te brengen. Maar intussen
is hij zich niet bewust, dat hij zelf met
dat eenmaal kerken hypermodern is.
Want dat is immers juist iets van de
jongste tijd. D.w.z. vroeger waren ze
er natuurlijk ook wel, die maar eenmaal
kwamen, maar dat waren toen de tra
gen. En nu zijn het de trouwen, die
eenmaal komen en bij die trouwen hoort
m'n broeder vanzelf ook.
Weer anderen zijn vuur en vlam te
gen Rome. Als ze maar iets weten te
ontdekken in het kerkelijk leven, dat
wij met Rome gemeen hebben, dan is
Leiden in last. want het is rooms" en
daarmee uit. Maar intussen komen ze
's morgens te kerk en vinden, dat ze
daarmee hun godsdienstplichten hebben
vervuld, om het verdere deel van de
zondag te besteden naar eigen believen.
Een manier van doen, die toch wel heel
veel overeenkomst heeft met de roomse
praktijk.
Ik denk ook aan de doperse dwaling
van het scheiden tussen natuur en ge
nade. Daar willen we natuurlijk ook
niets van weten, maar intussen maken
we soms maar een diepe insnijding tus
sen de zondag en de andere dagen van
de week. 's Zondags heb je zo van al
lerlei dingen, die „niet mogen", maar
van maandag tot zaterdag is het hek
van de dam. Het „geestelijk" leven
blijft zorgvuldig gereserveerd voor be
paalde gelegenheden, opgeborgen in
een afzonderlijk loketje van ons ziele-
huis. Soms lukt het, dat op huisbezoek
het deurtje even op een kier komt, zo
een vijf minuten van het hele uur, maar
dan gaat ook het deurtje weer dicht
en we zijn weer „natuurlijke" mensen.
Het lijkt me toe, dat we de doperse
dwaling nog niet helemaal overwonnen
hebben. We hebben het nog niet altijd
verstaan, dat het Evangelie de zuur
desem is, die het gehele deeg doorzuurt.
Dat we met lichaam en ziel het eigen
dom des Heren zijn. Dat onze Here
ook een behouder des lichaams is en
dat we heel het leven Hem hebben te
wijden. Dat we in ons dagelijks werk
net zo goed in zijn dienst staan, als
wanneer we dan speciaal bezig zijn met
kerkelijke en geestelijke zaken, want het
natuurlijke is ook geestelijk. Er is heus
geen onderscheid. De vreze des Heren
moet het hele leven doortrekken. Als
we vernieuwd zijn door de heilige Geest,
dan zijn we nieuwe mensen geworden,
in beginsel vernieuwd naar het even
stimulans in de goede richting kan krij
gen bij voldoende openbaarheid. Waar
dit niet nodig is, des te beter, maar van
ons zelf zullen we toch moeten belij
den, dat we bloot staan voor allerlei
kleinmenselijke invloeden. Openbaar
heid acht ik daarom een deugdelijk mid
del tegen inzinking. Hiermede wil ik
niet gezegd hebben, dat er in het alge
meen over het verantwoordelijkheids
besef onzer afgevaardigden moet ge
klaagd worden, integendeel, er is veel
te waarderen.
Afgezien van dit motief acht ik ech
ter, dat er voor de kerkelijke pers zeker
een belangrijke taak ligt om de leden
der kerk te doen medeleven met het
geen op de kerkelijke vergaderingen ge
beurt, want tenslotte worden daar za
ken behandeld, die ook voor ieder mee
levend lid van belang te achten zijn.
J. B. v. M.
beeld Gods en dan laat. die vernieuwing
zich niet inperken tot een bepaald, lo
caal terrein van ons bestaan.
Op één punt zijn we de laatste jaren
belangrijk gewonnen. Ik bedoel de sa
menwerking tussen dokter en dominee.
Hoe langer hoe meer heeft de overtui
ging veld gewonnen, dat lichaam en
ziel niet twee aparte grootheden zijn,
maar dat ze zó harmonisch tot één ge
heel zijn vervlochten, dat het één zich
van het ander niet scheiden laat.
Vroeger was het nog al eens zo, dat
de dominee in het ziekenhuis werd ge
duld, maar veel meer dan ook niet. In
het ziekenhuis regeerde de dokter, dat
was zijn terrein. Als een mens ziek ge
worden was, kwam hij voor rekening
van de dokter, die hem weer herstellen
moest, zoals een monteur een defecte
motor repareert. Als hij daarna weer in
het volle leven terugkeert, kan de do
minee wel weer met hem praten. Maar
zolang de mens ziek is, is hij in repara
tie en dan is de dokter de chef.
Deze gedachtengang is gelukkig in
onze tijd helemaal doorbroken. Alge
meen wordt ingezien, dat lichaam en
ziel zó nauw samenhangen en zó elkan
der beïnvloeden, dat er van scheiding
van terreinen geen sprake kan zijn.
Vroeger ja, werden we geduld. Mactr
als we bij een zieke waren en de dokter
kwam binnen, dan konden we onze bie
zen pakken. Dan had de dokter voor
rang en konden we op de gang staan.
Dat dit in sommige, misschien nog
wel de meeste gevallen, ook moeilijk
anders kan, spreekt wel vanzelf. Maar
zelf heb ik het wel meegemaakt, dat de
dokter rustig terugging, als hij op de
ziekenkamer kwam en mij aantrof. „O,
U hier, gaat Uw gang, ik heb hier nog
wel verder emplooi. Ik kan een operatie
ook niet halverwege afbreken en dat
zal met U ook wel zo zijn". Of, en het
was een ongelovig chirurg, die het zei
„ik zal U moeten opereren, maar eerst
moet Uw dominee eens komen, want
anders begin ik er niet aan".
Zelf bezocht ik eens een zieke, vrij
vroeg in de morgen. Ik wist, dat hij
geopereerd moest worden en ik wist
ook, dat hij er erg tegenop zag.-Daar
om wilde ik nog zo graag even met hem
spreken. Maar ik trof het niet, want
toen ik kwam, was hij al van de kamer
weggehaald, om „geholpen" te worden.
Nog maar net, maar goed, ik kwam dan
toch tevergeefs. Maar toen heb ik de
zuster gevraagd, of ik niet op de opera
tiekamer kon toegelaten worden en wer
kelijk, ik werd toegelaten. „Laat de do
minee maar komen, ik ben nog niet
klaar". Nu heb ik wel eens vaker een
operatiekamer van binnen gezien, maar
dit was toch werkelijk wel bizonder.
Want terwijl de dokter zich klaarmaak
te voor z'n werk en de zusters hem
daarbij hielpen, heb ik rustig enkele
ogenblikken met m'n zieke kunnen pra
ten en met hem kunnen bidden. Waar
hij heel dankbaar voor is geweest. Gaf
hij zich daarna misschien met groter be
rusting over, toen vlak daarop het mes
er in ging En kan die stille overgave
ook hebben meegewerkt tot het gunstig
verloop van de operatie en het voor
spoedig herstel
Maar de dankbaarheid was er ook
aan mijn kant. Gelukkig, dat er voor
het gebed niet alleen plaats is in de
kerk, maar ook in ons huis en in de
werkplaats en in de schaftkeet niet al
leen in de ziekenkamer, maar ook op
de operatiekamer.
Het leven is een eenheid. Onze Za
ligmaker is ook een behouder des li
chaams en met alle kracht van lichaam
en ziel mogen we Hem dienen.
K.-B. v. d. L.