<3-[erder en 5Cudde
Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland
STRIJD RONDOM
DE OVERWINNING
c~}7leditati<z^>
ZEEUWSE KERKBODE
VIJFTIENDE jaargang No. 50
Berichten en opgaven Predikbeur
ten tot dinsdagsmorgens te zenden
aan de drukkers Littooij Olthoff,
Spanjaardstraat 47, Middelburg
Hoofdredacteur Dr C. Stam, Westwal 2, Goes, Telefoon 2563.
Redacteuren: Ds A. Koning, Ds J. B. van Mechelen, Ds A. Schippers, Drs A. Verschoor.
Medewerker Ds D. J. Couvée, Bennekom.
Drukkers: Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280
VRIJDAG 10 JUNI 1960
Abonnementsprijs: 3,»— per half
jaar (bij vooruitbetaling).
Afzonderlijke nummers 12 cent.
Advertentiën 12 cent per mm.
Bij deze woorden denkt u tegelijk
aan dat mooie tafereel uit de oosterse
wereld, dat u in de Schrift meermalen
aantreft. En onder dit beeld wordt ons
getekend de bepaalde verhouding tus
sen God en de gemeente.
Het herdersscliap berust bij God.
Zijn waakzaam oog gaat over de
kudde en God gaat na, welke bepaalde
zorg de kudde tot in de onderdelen be
hoeft, God wil de band met Zijn kudde,
Zijn Kerk, geen ogenblik kwijt zijn. Om
zo te zeggen God gaat niet op stap
zonder de schare, maar Hij is altijd be
zig die te vergaderen.
Zo heeft de herderszorg van Jezus
zich ontwikkeld. Het was een bang
ogenblik, waarin al de discipelen op de
vlucht sloegen en de Herder als een
eenzame" de lijdensweg moest gaan.
Maar ook dit was voor de kudde be
doeld, om uit angst en vrezen haar weer
naar voren te brengen, terwijl zij de
rijkste herderszorg op de weg der smar
ten hebben ontvangen.
Op de kerkelijke verhoudingen wordt
steeds dit beeld van herder en kudde
toegepast. De predikant oefent het her
dersambt uit teneinde de gemeente ver
zorgd zal worden. De band tussen her
der en kudde moet daarbij blijken.
Natuurlijk kunt u een predikant al
léén tegenkomen, zonder zijn gemeente.
Ook kan een kerk „herderloos" worden.
In enkele kringen heeft men meer va
cante gemeenten dan gemeenten waar
kudde en herder samenwonen. Maar,
dit behoort tot de abnormale toestanden.
Wij stuiten de laatste jaren op het
verschijnsel, dat herder en leraar uit el
kaar gaan. Ik denk b.v. aan de kringen
van de vrijgemaakten. Daar is heel wat
meer te doen geweest onder de predi
kanten, dan in de gemeenten. En het
maakt de indruk, alsof de gemeenten de
leraren „laten gaan". Wanneer ik denk
aan de predikanten, die samen verga
derd hebben, dan ben ik eigenlijk wat
beducht voor de toekomst.
Niemand zal toch van gedachte zijn,
dat de zaak met de vrijgemaakten ook
maar iets beter wordt, wanneer wij de
predikanten uit die kring ontvangen
Daar kunnen zich gevallen voordoen,
waarin een oplossing moet worden ge
zocht maar, als men bij de herder
komt, doet zich de vraag naar de kudde
voor.
Heeft dan de ambtelijke bediening in
sommige gevallen zó weinig vrucht ge
dragen, dat er geen schapen meer om
de herder gevonden worden, wanneer
deze voor het kerkelijk leven een be
slissing neemt Dit maakt naar buiten
een raadselachtige indruk.
Ik heb de tijd mee doorleefd, toen de
kerkelijke splitsing een feit werd. Hoe
vaak hoorde men toen, dat er velen „om
de dominee" meegingen. Men schijnt er
echter niet over te denken, om „met de
dominee" terug te keren.
Maar, dan haperde er toch iets tus
sen herder en kudde. Als levensop
dracht heeft de herder te zorgen, dat
hij de gemeente zal beïnvloeden met het
evangelie. Daar moet een kracht van
hem uitgaan, die in de gemeente moet
worden teruggevonden.
Heel vaak heb ik in tal van gemeen
ten „woorden" horen aanhalen van
vroegere predikanten. Ds A. zou dit
gezegd hebben, of Ds B. zou zó gedaan
hebben. Een bewijs, dat deze herders
de gemeente hadden verzorgd.
In 't algemeen stel ik mij voor, dat
het bij de vrijgemaakten ook zó het ge
val zal zijn. Wanneer nu zulke herders,
als vrucht van nadenken en gebed, en
door historisch onderzoek, tot een „rui
mere" instelling komen ten opzichte van
het gereformeerde leven, dan „druipt"
het toch op de gemeente Zij zullen
dan de kudde zeker niet verwaarlozen,
maar met grote ijver zullen zij staan
over allen, die aan hun zorgen zijn toe
vertrouwd.
Juist in crisismomenten van het gees
telijk en kerkelijk leven mag de band
tussen herder en kudde niet verslappen.
Als óók dit deel der kudde bij de an
deren moet worden gevoegd, dan moet
de herder niet alléén voor de poort ko
men, maar hij moet de buit uit het ko
ninkrijk méébrengen
Dit opzienbarende heeft totnogtoe
ontbroken.
Trouwens, als wij ons niet vergissen,
dan is in enkele plaatsen, waarin nogal
„beweging" kwam, een opmerkelijke
stilte ingetreden. Zij worden op het
ogenblik niet genoemd. Het schijnt dus
niet zó „warm" te zijn ten opzichte van
elkaar, als aanvankelijk door enthousi
asten werd gedacht.
Hetgeen wij nu bespreken, dat is het
belangrijke. Herder en kudde. Het moet
direct onze vraag zijn waar isuw
kudde Die moet de geestelijke worste
ling van de herder meemaken. En het
moet duidelijk worden, waarin dan de
herder in prediking en zielszorg is ver
anderd. Dat wijst zijn gemeente uit
Deze dingen zijn véél belangrijker,
dan wij ogenschijnlijk denken. Daar
hangt het leven van de kerk mee samen.
Herder en kudde moeten optrekken.
En het wordt eerst een diep-ernstige
strijd, wanneer het tegen de eigen ge
vestigde opvattingen ingaat. Voor zulke
herderszorg kan men waardering heb
ben.
Er zal, bij alle kerkelijk gesprek dat
voortgaat, hieraan gedacht moeten wor
den hoe ligt de band tussen herder en
kudde C. St.
Nu het kerkelijk jaar met het Pink
sterfeest weer ten einde is, vragen wij
ons onwillekeurig af „Waar staan wij
nu Waar zijn wij nu aan toe Vol
gens Petrus leven we in het „laatste der
dagen". Voor wie gelooft is Christus
overwinning duidelijk en klaar. On
weersprekelijk. Maar zo denkt de we
reld er niet over. De wereld is niet van
zins haar revolutie tegen God op te ge
ven. Terwijl Christus Zijn „gerechtig
heid" ontvangen heeft en aan de rech
terhand Gods verhoogd is en satan het
oordeel reeds ontvangen heeft, is er
voor de wereld blijkbaar nog geen aan
leiding haar onvoorwaardelijke capitu
latie aan te bieden. Het verzet gaat
voort.
Het zijn die beide feiten Christus'
triumf en het verzet daartegen in de
wereld die de positie van de kerk
bepalen.
„Gij zijt getuigen van deze dingen",
sprak Christus tot Zijn discipelen.
Gij moet er voor „staan", gij moet
het hiervoor opnemen in de wereld.
Desnoods tot in het martelaarschap
toe. Tussen Christus' getuigen zijn en
het martelaarschap ligt geen principiëel
verschil.
Vandaar dat onze positie na Pink
steren een strijdpositie is.
De strijd rondom Christus' overwin
ning is ontbrand.
Deze strijd vordert ons leven.
Daarbij is de Heilige Geest voor ons
de „kracht uit de hoge".
We zijn onder Zijn „leiding" gesteld,
onder Zijn commando.
Want de Geest Gods komt de wereld
„overtuigen" van zonde (de verwerping
van Christus), gerechtigheid (de verho
ging van Christus door God) en oor
deel (de nederlaag en veroordeling van
de duivel sinds Golgotha).
De Geest Gods gaat de vijanden van
Christus aan Zijn voeten leggen. Hij
en waar de Geest des Heven is, is vrijheid.
2 Kor. 3 17b.
Vrijheid Tjonge, dat is me even een woord Alles, wat met dit
woord samenhangt, wat er aan vastzit, vormt om zo te zeggen een
zeer heet hangijzer in onze kerkelijke samenleving. Als U ooit met
succes een knuppel in ons Gereformeerde hoenderhok wilt gooien,
moet II dit ene woordje hardop zeggen vrijheid.
Het is wel heel merkwaardig en vooral ook heel erg jammer, heel
erg schadelijkdat, wij, christenen en christinnen van vandaag deze
christelijke vrijheid zo slecht hanteren in de praktijk van ons leven,
terwijl toch de Bijbel, vooral in het Nieuwe Testament, dit duidelijk
stelt als het nieuwe heerlijke geestelijke levensbeginsel voor allen,
die in Christus Jezus geloven en door Hem zijn bevrijd, door Hem
tot vrijheid zijn geroepen, enz.
Wij hebben er de grootste moeite mee om onszelf en onze kin
deren een zekere mate van vrijheid toe te staan, vrijheid van be
weging, van handeling, van ontspanning, van zondagsviering
Zodra wij daarover gaan nadenken met elkaar, zodra onze kin
deren ons daarover aan de tand voelen, zien we overal gevaren
en nergens zegeningen, zien we overal het dorre en nergens het
goede, zien we overal de duivel en nergens de Geest.
En ziet U, daar zit het hem nu juist in. Omdat wij zo bitter
weinig uit de Geest des Heren leven omdat wij stelselmatig de
deur van ons hart nauwelijks op een kier zetten om toch vooral
maar niet met de Heilige Geest vervuld te worden daarom is er
bij velen van ons inderdaad zo weinig moed om in vrijheid te leven.
Van de losbandigen, degenen, die zich een al te grote mate van
vrijheid of een verkeerde vorm van vrijheid veroorloven, vinden dat
het bijbels-geestelijk gefundeerd is, wordt hier natuurlijk niet gerept.
Dat is een ander probleem. Maar het bestaan van dit probleem doet
niet af van de waarheid van wat Paulus hier schrijftwaar de
Geest des Heren is, daar is vrijheid.
Door die Geest wordt een slaaf veranderd, omgetoverd, weder
geboren tot een vrij mens.
Door de Geest van die Jezus, Die hem heeft vrijgekocht, wordt
de mens verlost van al die machten, die hem tot nog toe gevangen
hielden en die telkens weer er op uit zijn om hem opnieuw gevangen
te nemen de zonde, de wet, de dood.
Door die Geest wordt de mens weggerukt van achter het ijzeren
gordijn van de grote verdrukker, de duivel en overgeplaatst in die
nieuwe wereld van de gemeenschap Gods dat nieuwe land, die
nieuwe levenssfeer, waarin hij blij en opgelucht opnieuw kan adem
halen. Door die Geest immers krijgt hij door de adem des Heren
in zijn neusgaten, in zijn longen, in zijn bloed, in zijn hart
Deze mens ademt, leeft en handelt en denkt, ja, is vrij door de
Geest van zijn Heer.
En laat nu niemand ter wereld proberen, hem een stukje van
die vrijheid te ontnemen.
Dat gebeurt nog al eens. Sommige mensen pogen telkens weer
(door gebrek aan inzicht in dit nieuwe levensprincipe) het leven
van anderen aan zekere banden te leggen zus en zo moet het,
want anders ben je veroordeeld. We komen wel eens in aanraking,
min of meer in botsing met van die kleine pausjes (mannelijke èn
vrouwelijke) in ons protestantse leven, die door woord of geschrift,
over een tuinhek of in een vergaderlokaal, hun mening verkondigen,
als de alleenzaligmakende waarheid van tijd en eeuwigheid Men
sen, die vinden, dat wat zij doen, ook door anderen precies zo ge
daan moet worden en dat de dingen, die zij afkeuren, ook door
anderen nagelaten moeten worden. Mensen, die een zekere ban
(willen) uitoefenen in hun persoonlijke of maatschappelijke of ker
kelijke omgeving. Zelfs gebeurt het ook wel eens een enkele keer,
dat sommige meerdere vergaderingen of „meerdere" personen niet
altijd helemaal „vrij" zijn van de neiging ongewild en ongemerkt)
afbreuk te doen aan de christelijke vrijheid. Besluiten en decreten,
verordeningen en voorschriften, tradities en reden, die uit deze
neiging voortvloeien, zijn ongeestelijk van oorsprong. Hoe scherp
heeft artikel 7 van onze Nederlandse Geloofsbelijdenis daartegen
over stelling genomen.
Wij hebben Pinksteren gevierd. Toch zeker niet voor niets?!
Mensen, christenen en christinnen, dominé's èn „gewone" lieden,
laten we leven vanuit de volheid van de Geest van onze Heer,
d.w.z. in vrijheid, d.w.z. dat de ene gelovige meer houdt van en
zich liever houdt bij deze orde en regel, zede en gewoonte èn dat
hij tegelijk best begrijpen kan en wil, dat die andere man houdt van
en zich liever houdt bij iets, dat net een tikkeltje anders is.
Souburg.
P. A. BOLHMEIJER.
maakt ze tot een „voetbank" voor de
verhoogde Heer.
Want God heeft gezworen en het
berouwt Hem niet, dat alle knie zich
voor Hem zal buigen. Dit feit der toe
komst staat in het zweren Gods onher
roepelijk vast. Dat kan niemand ver
ijdelen. Geen vijandschap en verharding
vermogen dit te verhinderen.
De Geest Gods „overtuigt" de we
reld, dat alle verzet zinloos is. Hij is
daarmee bezig. Uiteindelijk ZAL alle
knie zich buigen. Zover kómt het.
Wat nu ónze positie als gelovigen
aangaatin DIT werk van de Geest
worden wij, als kinderen Gods, inge
schakeld. Wij moeten, als „getuigen",
staan voor de waarheid dat Christus de
wereld" overwon. Dat wil zeggen de
revolutie-tegen-Göd overwon. Wij moe
ten midden in de rumoerige wereldge
schiedenis, waarin de millioenen de
vuist tegen de hemel opsteken, de moed
hebben de overwinning van Christus uit
te roepen en daarmee de zinloosheid,
de totale mislukking van de opstand
tegen God de wereld aan te zeggen.
We kunnen er zeker van zijn dat ze
ons naar de keel zullen vliegen, als wij
het zó stellen.
Dan krijgen we de antithese thuisge
stuurd. Want daar wil men niet van