„de Dominee en z'n preek De brief aan de Philippenzen Kleine Vossen Wat doet U voor Gods wereffd Als laatste vraag stelt Ds Van Tey- lingen in de genoemde brochure de kwestie aan de orde van het adres der prediking „de mens tot wie de verkon diging zich richt". Wie is deze mens Dat is inderdaad een belangrijke vraag. Een dominee moet mensenkennis hebben. Anders kan hij niet preken. Nu is mensenkennis een vreemd ar tikel. Iedereen die met mensen omgaat heeft daardoor alleen nog geen mensen kennis. Meestal is onze belangstelling voo/: de mensen eenzijdig gericht. Waardoor ook onze mensenkennis een zijdig is. De mensenkennis van een koopman op de markt is anders dan de mensenkennis van een arts of een po litierechter. Er is een andere belangstellings- en belangensfeer. Men ziet de mensen tel kens onder een andere gezichtshoek. Vandaar dat onze levenservaring met mensen ons als zodanig niet helpt om het werkelijke geheim van het mensen leven op het spoor te komen. Zo is ook onze pastorale ervaring véél, maar niet alles. We zullen dus daarop niet te zeer moeten vertrouwen. Nu leven we wel in een eeuw waarin de mens in het middelpunt van de be langstelling staat. Eerst was het de eeuw van het kind. Maar sinds de beide grote wereldoorlogen hebben we de er varing dat de volwassen mens minstens zo'n groot probleem is. Hoe zal de mens méns blijven en in de maatschappij de band aan de medemens vasthouden Vele geleerden houden zich bezig met het probleem „mens". Wie en wat is de mens Zijn persoonlijkheid en zijn ver houding tot zijn medemensen Verschillende wetenschappen houden zich met hem bezig. Terwijl ook in de kunst de mens in het middelpunt der belangstelling staat. Denk eens aan de romankunst en aan de film. Nu kan men van een predikant niet verwachten dat hij op al deze gebieden thuis zal zijn en zich zowel van al die wetenschappen als van die verschillen de kunsten zal bedienen om zijn men sen te leren kennen. De opleiding zou twintig jaar in be slag nemen. En het resultaat zou mo gelijk erbarmelijk zijn. De man zou door de bomen het bos niet meer zien. Zijn geleerdheid zou hem tot razernij bren gen. Ds Van Teylingen breekt een lans voor die dominees die belijden dat ze eigenlijk alleen maar iets van theologie afweten. Dat is toch een normale zaak. Men kan belangstelling hebben voor andere vakgebieden, maar men kan slechts op één gebied werkelijk vak-man zijn. Men moet de dominees geen minder waardigheidsgevoel opdringen of hen voortdurend een kwaad geweten aan praten, wanneer blijkt dat ze niet op alle wapens der wetenschappen meester zijn. Wél behoren zij kennis te nemen van de belangrijkste' resultaten van de ver schillende wetenschappen. Zij moeten tijd vinden om romans en gedichten te lezen, die inderdaad de moderne mens kunnen doen kennen. Vooral behoren ze in een reformatorisch wijsgerig den ken de weg te vinden tot een alles omvattende christelijke kijk op het le ven. vervolg van de Vlaamse Gaai De Jezuïeten begrepen, dat men iets nieuws tegenover de Reformatie moest stellen. Niet een geniale theologie, niet een scherpzinnig debat, maar een sa mengaan van idee en voorbeeld. Wat men voorstond moest men ook voorle ven. Om tot deze taak toebereid te wor den, tot deze algehele overgave aan de zaak, die zij wilden bevorderen, hadden zij hun ..Exercitiën", hun geestelijke oefeningen. De oude strijder Cochleüs begreep de kracht van hun methode en liet zich door hen leren om tot diepere geeste lijke aanpak van zijn strijd te kunnen komen, Ik geloof dat dit een tip is voor onze tijd. Rechtzinnigheid in de leer brengt ons er alleen niet, hoe waardevol deze moge zijn. Diepere geestelijke oefening is een kracht, waarvan men het geheim niet gemakkelijk kan omschrijven. Ik geloof stellig, dat wij strijd tegen „verschra ling" alleen daar kunnen aanvangen, waar wij bewust de geestelijke leer school van persoonlijke Schriftlezing en gebed met grote concentratie gaan be oefenen. J. B. v. M. V (slot). Maar dit alles is al een zó omvang rijke taak en een zó hoge eis, zij het de minimale, dat men in -grotere ge meenten hieraan maar zéér ten dele zal kunnen toekomen. Maar laat geen dominee zich schamen als hij zich op deskundigen beroepen moet, wanneer het over andere „vak gebieden" gaat dan het zijne. Trouwens, er is geen enkele weten schap of kunst die de „volle" mens op het spoor komt. Het diepe geheim van het mens-zijn is een goddelijk „patent". Vandaar dat de bijbel de eigenlijke bron van onze mensenkennis is. In de bijbel komen we met de mens in aanraking, zoals God hem schiep. God openbaart ons de werkelijke, de gehele mens in Zijn Woord. De mens in zijn grootheid en in zijn ellende, „geschapen naar God beeld, herschapen in Christus, de mens in zonde en rechtvaardiging, in z'n heili ging en in z'n toekomst". De werkelijkheid van de mens gaat elk wetenschappelijk onderzoek en elke wetenschappelijke omschrijving van het mens-zijn te bóven. Daarom kan de mens alleen maar, nasprekend het Woord Gods, beléden en gepredikt worden. Daarop zal de mens die in de kerk zit moeten worden aangesproken. Dat is een mensenken nis die van bóven is, zoals die ons ge openbaard wordt in de Schrift. Moet de dominee zijn mensen ken nen Natuurlijk Maar zijn pastorale ervaring is niet genoeg. Het zegt nog zo weinig, dat hij iets van hun familierelaties en van hun om standigheden afweet. Dat kan alleen iets zeggen voor de prediking, als hij met die praktijk-ken nis tot de Schriften gaat, die hem de weg naar het hart van de mens kunnen wijzen. Het hart van de mens, dat uit eindelijk alleen voor de Geest der pro fetie toegankelijk is. De Geest van het Woord Gods, die niet de voor- of na- prediker, maar die in de diepste grond de eigenlijke en de enige prediker is, die de mens in de kern van zijn per soonlijkheid raken kan. A. V. k&S Och, och, wat ben ik begonnen Ik gevoel me als een mussenschieter onder de edellieden-op-de-valkenjacht. Daar verschijnt me de kerkbode en zie ik zwaar-geharnaste ridders in 't tournooiveld, waarop men de juiste preekmanier tot doelwit heeft gesteld. En nu deze edele kampvechters met zo welgekozen bewapening en met zo veel fijner-geslepen pennen verschenen zijn, duikt 't vossenjagertje met heel zijn prekenbundel van bijna 35 jaar, schaamrood weg achter de opgeheven banier „hoe, vindt U, dat er gepreekt moet worden Als ik zo in velerlei geschriften, van de laatste tijd vooral, die handelen over onze kanselproducten, neus en ik lees dan van al die meningen, vereisten, voorwaarden voor een goede preek, dan is er van mijn producten niet één wel licht, die tussen die beeldengalerij van preekontwerpen een niet al te mager en pover, zo niet verwerpelijk figuur maakt. Nu mag men zich niet optrekken aan het min-vleiend oordeel, dat hedendaags blijkbaar gestreken wordt over „de" preken, gelezen de samenvatting van een Rapport over deze zaak, waarin men, met hedendaagse vrijmoedigheid, niet zachtzinnig het „onvoldoende" uit spreekt over de preekmanier, preekin- houd, preekaankleding, preekverdeling, preekgave, preeklengte, preekdiepte, preekhoogte, preekillustratie, preekme- thode, preekholhejd, preektrantal leen de klacht over de preek-toon is goeddeels verstomd. Je zou de preekstoel bijna niet meer durven beklimmen, wanneer men zich inbeeldt, dat vele van z'n hoorders ge reed staan om op je te schieten. De een mikt op je houding stijf of te bewege lijk een ander op je stem koud, over dreven-vurig, scherp of flemend een derde vuurt op je exegese, de uitlegging van de tekst hij heeft er weer niets van gemaakt, koopt zeker geen boeken of hij moet dat maar op z'n studeer kamer achterlaten een vierde heeft z'n kruit droog en houdt 't klaar op de pan om vuur te geven, wanneer de predik heer een beeld gebruikt 't komt er niet bij te pas, het is me te gezocht, het is te lang volgehouden een vijfde stopt een nieuwe patroon in 't geweer en wacht loerend af, wanneer hij 't ogen blik rijp acht om te schieten, wanneer de kanselredenaar hem te lang blijft doorzagen op één punt, hij kon 't kor ter en krachtiger zeggen terwijl een zesde juist afvuurt, wanneer de dominé over een onderdeel heenglijdt en er z.i. te weinig over zegt. Een zevende is van oordeel, dat de preek buiten 't leven staat, de prediker niet sociaal aanvoelt, niet op de hoogte van z'n tijd is, terwijl juist no. 8 heftig losbrandt, wanneer de preek zich bezig houdt met sport en spel, wat toch in de bediening des Woords niet thuis hoort. Vooral de jeugd zit op 't vinkentouw: vindt 't al gauw te lang, te eentonig, te langdradig en acht bijna alle preken uit de tijd. En zo wordt 't preken 't lopen van spitsroeden, een gang langs een front, waar van alle kanten de kogels komen aanfluiten en geen enkel prediker komt er zonder schotwonden af. Gelukkig de IN DEN HERE. Phil. IV 10-23. In het leven van Paulus domineert de Here Jezus, de Heer. Van de Here Jezus heeft Paulus zijn leven. Zonder de Here Jezus zou hij geen leven heb ben. Hij leeft in de Here. En met de Philippenzen staat het niet anders. Daarom kan de brief aan de Philippen zen het merkwaardige slot hebben, waar we nu aan toegekomen zijn. Het gaat over een zeer persoonlijke zaak. De Philippenzen hebben via Epa- phroditus aan Paulus geld gestuurd. Daarvoor moet nu bedankt worden. Maar dit gebeurt zonder dat het woord danken ook maar één keer valt. Ik heb er mij ten zeerste over verblijd in de Here, dat gij nu eindelijk uw be langstelling in mij hebt kunnen verle vendigen, omdat gij wel belangstelling hadt, maar niet de gelegenheid. Hij heeft er zich zeer over verblijd in de Here. Ook in deze zeer persoonlijke aangelegenheid domineert de Here Je zus. Die machtigt Paulus om blij te zijn. Het is immers de Heer, die de liefde en zorg van de Philippenzen voor hem heeft laten uitbloeien tot deze geldelijke actie. Omdat hij ook in deze financiële quaestie zo een Heer heeft, is hij zeer verblijd. Niet, dat ik dit zeg omdat ik gebrek lijd. Zijn blijdschap zit vast op meer dan het feit, dat de Philippenzen weer voor brood op tafel hebben gezorgd. Want ik heb geleerd met de omstandig heden, waarin ik verkeer, genoegen te nemen. Ik weet wat armoede is en ik weet wat overvloed is. In elk opzicht en in alle dingen ben ik ingewijd, zowel in verzadigd worden als in honger lij den, zowel in overvloed als in gebrek. In het op en neer van het leven is Paulus volledig ingewijd. Dat kent hij. En hij is er niet als een stoïcijn koud onder gebleven, of hij nu te kort kwam of over had. Maar hij heeft geleerd het te doen met wat hij kreeg. Hij is er niet meer afhankelijk van. Hij is self supporting. Niet de omstandigheden be palen zijn houding. De Here Jezus do mineert in zijn leven. En die is een Heer, die zijn dienaren overeind houdt. Ik vermag alle dingen in Hem, die mij kracht geeft. In Hem, totaal afhankelijk van Hem, die hem volledig onafhanke lijk maakt van allerlei omstandigheden, verblijdt Paulus zich nu over de gave van de Philippenzen. Maar daar wordt de blijdschap eer meer dan minder door. Daarom kan hij nu verder schrijven Toch hebt gij er goed aan gedaan, te delen in mijn verdrukking. Juist „in de Here" is het geschenk van de gemeente iets bijzonders. Het is immers geen regel dat Paulus door zijn gemeenten onder houden wordt. Gij weet het zelf ook wel, Philippenzenin het begin van mijn evangelieprediking, toen ik van Macedonië uitging, heeft geen enkele gemeente met mij in rekening van uit gave en ontvangst gestaan dan gij al leen. Want ook te Thessalonica hebt gij mij een en andermaal ondersteuning gezonden. Niet, dat het mij om de gave te doen zou zijn. Hij heeft zelfs altijd geweigerd om door zijn gemeenten on derhouden te worden. Het had er dus zelfs de schijn niet van dat het hem de gave begonnen was. Het gaat er hem zelfs niet om nu voor één keer wel door een gemeente onderhouden te worden. Maar het is mij te doen om de opbrengst die als een tegoed, op uw re kening aangroeit. Nu is alles voldaan en ben ik rijkelijk voorzienalles is prediker, niet die hooghartig zich van al die schutters niets aantrekt, want dit zou teken zijn, dat hij zich van z'n ge hoor vervreemdt, maar die met al zijn van God gegeven gaven zich blijft wer pen op deze-voor-mensen-onmogelijk- zware taak en zeggen kan „Heer, Gij weet alle dingen, Gij weet, dat ik'Uw Woord heb willen brengen en dat ik mijn hoorders liefheb". Dat is 't schild van de prediker, waarop vele vurige preekpijlen zullen worden uitgeblust Uit het oude-Vossenland. P.S. Voor de nood in de Franse pas torieën ontving ik deze week weer Ér 100, De verantwoording volgt la ter. Zouden die Franse dominé's ook zo onder vuur liggen als de Hollandse Maar ja, we bevinden ons nu eenmaal in het „strijdperk van dit leven". M'n gironummer is nog onverander lijk hetzelfde 220659. Reeds hartelijk dank. A. Koning, Oud-Vossemeer. aangezuiverd, nu ik van Epaphroditus het door u gezondene ontvangen heb, en nu komt het ronduit, een welriekend, een aangenaam Gode welgevallig of fer. Dat is „in de Here" het bijzondere aan deze ondersteuning aan Paulus. Het is een offer voor God, ten dienste van Gods zaak, waarvoor Paulus in de ge vangenis zit. Hij geeft namens God de quitan'tie alles voldaan. En hoe zou hij anders dan blij namens God een offer in ontvangst nemen. Van offeren zal zijn gemeente beslist niet armer wor den. Het is Gods barmhartigheid, dat Hij van zijn volk gediend wil wezen. De gemeente die nu met een offer komt, vindt deze barmhartigheid. Mijn God zal in al uw behoeften naar zijn rijkdom voorzien in heerlijkheidin Christus Je zus. Voor de Philippenzen zal gezorgd worden, royaal, weer niet buiten de Here om. Ze weten dus al, hoe royaal. En tenslotte Onze God en Vader nu zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid. Zijn Rijk kome. Het rijk waarin zo wonderlijk bedankt kan worden. Amen. Nu komen nog de groeten. Groet iedere heilige in Christus Jezus. Weer in de Here. Want in Hem leven Paulus en de Philippenzen ook met elkaar. U groeten de broeders, die bij mij zijn. U groeten al de heiligen, inzonderheid die aan het huis des keizers verbonden zijn. De genade van de Here Jezus Christus zij met uw geest. Het is wel een echte brief, met niet alleen een adres aan het begin, maar ook met de groeten aan het einde. Maar het is een bijzondere brief. Paulus heeft hem geschreven aan de Philippenzen. En dat is lang geleden. Maar de Heer Die domineert in het leven van Paulus en de Philippenzen. de Heer Wiens woord in deze brief domineert, is de levende Heer. Wie oren heeft om te horen die hore. Colijnsplaat. A. S. Wat gebeurt er met de opbrengst van de Paascollecte De eerste vraag, gesteld in de folder voor de Paascollecte voor de Evange lisatie, kan ik niet voor U beantwoor den. Deze vraag confronteert U met uw roeping óók t.a.v. de evangelisatie. Uw roeping om er trouw voor te bid den, zo mogelijk er aan mee te werken en er een milde bijdrage voor te geven. Dit laatste niet alleen voor het plaat selijk, maar ook voor het landelijk werk, voor wat men noemt „de kas van gene rale deputaten". Maar wat dezen met de gelden uit de kas, die U sinds 1946 jaarlijks vult, dan doen, is een vraag, die evenzeer zijn bestaansrecht heeft. Daar is dan het langzamerhand alom bekende en velen vertrouwde Evangeli satie-Centrum, Amsterdamsestraatweg 37 in „Mooi Baarn", waar ook „De Nijenburgh" en „De Jelburg" ten dien ste van de evangelisatie werken. Ons Centrum zette zijn in snel tempo groei end werk voort en is bezig een echt „Vormingscentrum" te worden. De pre dikant in algemene dienst, Ds W. A. Wiersinga, zetelt daar. Naast hem werkt de heer Antheunisse met zijn helpsters. Jammer, dat er naast Ds Wiersinga momenteel nog geen ander staat. Nu kon het vormingswerk maar langzaam van de grond komen. Temeer heeft men XXVII (slot).

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1960 | | pagina 2