Van de wijde, ruige Heide die Dominee en z'n preek Kleine Vossen Dappere ongehoorzaamheid. In Waarheid en Eenheid doet ds. M. Vreugdenhil mij nog al eens de eer aan mijn schrifturen aan te halen, hetzij vriendelijk prijzend, hetzij broederlijk lakend. In het nr van 19 februari bleek hij het „grondig oneens" met mij. Hij schreef ,,Ik wil nooit en te nimmer gehoor zaam zijn aan een kerkelijke vergade ring. Dat vind ik nu zo'n hiërarchisch denkbeeld, dat ik er niet over uit kan, dat zo iets geplaatst kan worden in de Zeeuwse kerkbode en in een kerkelijk orgaan van ons in het algemeen. Gehoorzaamheid aan een kerkelijke vergadering Ja, aan een kerkeraad, nog steeds naar mijn mening de hoog ste kerkelijke vergadering." Goed zo Wanneer in Jeruzalem op de bekende grote kerkvergadering besloten en ge schreven wordt het heeft de heilige Geest en ons goed gedacht, u verder geen last op te leggen dan dit nood zakelijke „onthouding van hetgeen de afgoden geofferd is, van bloed, van het verstikte en van hoererij", dan behoe ven de Judaïsten deze kerkelijke ver gadering helemaal niet gehoorzaam te zijn en kunnen voortgaan de besnijde nis te stellen als voorwaarde voor de zaligheid en de christenen uit de hei denen in Antiochië, Syrië en Cilicië over heel de wereld behoeven niet te gehoorzamen aan het „gebod" zich te onthouden bijv. van bloed of van het verstikte. En wanneer de grote Synode van 1618—19 de Remonstrantse predikan ten beveelt heen te gaan, honderden schorst en afzet, behoeven deze predi kanten helemaal niet te gehoorzamen, reeds omdat 'n synode „geen gehoor zaamheid mag vragen" Maar wanneer in het vacante Lutje- broek 'n kerkeraad je enig besluit neemt over ds Vreugdenhil, dan, ja, aan 'n kerkeraad, „nog steeds naar zijn me ning de hoogste kerkelijke vergadering", ja dan buigt collega Vreugdenhil het hoofd Jammer, dat meer dan één der „vrij- gemaakten" in zijn dappere ongehoor zaamheid tegenover onze synodes, even min gehoorzaamde aan zijn „hoogste kerkelijke vergadering", zijn eigen plaatselijke kerkeraad, zelfs dan niet, wanneer nog vóór diens besluiten de gehele gemeente soms geraadpleegd was Maar ja, je hoeft je zelf maar te ver beelden dat zo'n besluit ingaat tegen Gods Woord of de kerkorde, zonder die kerkeraad overtuigend bewijs, en je gaat vrij uit. vervolg van de Vlaamse Gaai zegde alleen nog niet erg ver. Het zal inderdaad nodig zijn de hand in eigen boezem te steken. De aanwezigheid en de noodzaak van een „verschralings"- rapport is een bittere zaak. Eigenlijk moet ik de voorgaande zin gedeeltelijk herroepen, want het is voor al de noodzaak, die bitter is. De aan wezigheid kan men alleen maar bitter noemen, inzover ze noodzakelijke aan wezigheid is. Nu de noodzaak er is, kan men zich over de aanwezigheid zelf verblijden. Een frans gezegde wijst er op, dat men een stap terug moet doen om be ter te kunnen springen. In die omstan digheid verkeren wij thans. De gedach te breekt geleidelijk baan, dat onze ker ken fakkeldraagsters van het evangelie moeten zijn, willen zij in deze wereld het leven blijven behouden. Deze ge dachte werkt nog maar moeizaam door, doch allerwege zijn er hoopvolle teke nen van vernieuwing der geesten op dit punt. Tegelijkertijd kunnen wij niet voorbij gaan aan het feit, dat er ook verontrus tende verschijnselen zijn van geestelijke vermagering. Hierdoor dreigt ons, dat wij aan de ene zijde verliezen, wat wij aan de andere kant winnen. Men vindt dit nuchter uitgedrukt in de cijfers van het Jaarboek onzer Gereformeerde Ker ken onder de kolommen van verlies en winst in het ledental. Deze twee houden elkaar in balans. Door de grote evan gelisatieinspanning winnen we dus, in het geheel genomen, net zoveel terug, als we verloren. Ik vond daarom, toen ik de aankon diging van de Zeeuwse Ouderlingen conferentie van 6 april onder ogen kreeg, dat men een goede greep gedaan had. Daar zal D.V. door Ds van Wou- Je hebt je meteen afgescheiden niet van hen, die niet van de kerk zijn, doch juist van hen, die „zalig worden". Dappere ongehoorzaamheid Het kerkeraadje van vier ouderlingen en twee diakenen te Lutjebroek heeft het hoogste gezag, maar de kerkver gadering van tientallen dienaren des Woords en oudsten, die niet maar 'n gemeentetje vertegenwoordigen, doch de ganse gemeente in Nederland, heeft géén gezag, „mag géén gehoorzaam heid vragen" Hoe heerlijk toch, dat we geen apos telen meer hebben, die aan ons, gelijk aan de Korinthiërs (2 9) durfden schrijven „want ook dit was het doel van mijn schrijven, dat ik zou weten, of ik op u rekenen kon, dat gij in alles gehoorzaam waart". Hoe zuiver-gereformeerd ook te kun nen vaststellen, dat het bekende „ge hoorzaamt uw voorgangers en onder werpt u aan hen", niet geldt van de voorgangers vergaderd in synode, doch enkel van die te Lutjebroek, waar juist de vorige week 'n piepjong candidaatje zich als voorganger heeft geïnstalleerd en die misschien 'n jaar later reeds, in dappere ongehoorzaamheid aan wat dan toch in zijn oog nog „de meeste ver gadering van onze kerken" moet zijn, zijn gemeente scheurt Gehoorzaamook wél aan mogelijk 'n niet-christelijke overheid naar Titus 3:1, doch ds Vreugdenhil „wil nooit en te nimmer gehoorzaam zijn aan een kerkelijke vergadering" Van harte beterschap, collega bij uw studie van de heilige Schrift, waarin de Filippiërs bijv. geprezen worden om hun „te alle tijd gehoorzaam" zijn, ook in Paulus' afwezigheid. Maar Paulus was dan ook geen hiërarchische synode. Nee, nee, hij was maar één mannetje en zal zich evenals Petrus, ofschoon apostel, op het dak te Joppe en in de eetzaal van Antiochië, misschien wel eens hebben vergist Bennekom. D. J. Couvée. Hoe lezen wij tie Bijbel -Ds. W. v. Boeijen te Eindhoven heeft aan de burgemeester van zijn woonplaats ten stadhuize een brochure aangeboden getiteld „Hoe lezen wij de Bijbel wat de inzet was van een ge zamenlijke aktie van katholieken en protestanten. Door de steun van een aantal fabrikanten is de verspreiding van deze uitgave in 40.000 ex. mogelijk geworden. In de werkgroep hebben naast enkele paters zitting de Eindho- vense predikanten Ds. v. Boeijen en Ds. W. v. Gelder. we het ,,verschralings"-rapport behan deld worden, terwijl Ds van der Stoel enkele conclusies zal trekken. Wij moeten de stap terug durven doen, de stap naar de bezinning op een der boezem vragen van ons kerkelijk le ven. De stof is uiterst moeilijk en teer. Zoals een hartoperatie nog steeds be hoort tot een der zwaarste opgaven der medische snijkunde, zo zal ook de pas torale arbeid aan deze kerkelijke hart afwijking een van de grootste taken van het ouderschap gerekend moeten wor den. Deze opgave is te moeilijker door dat niet enkele zeer uitgelezen specia listen hier aan te werken hebben, maar een zeer brede ene gevarieerde groep van ambtsdragers met zeer uiteenlopen de efvaring. Voorlichting en voorbereiding door twee ervaren predikanten, die zelf de synodezittingen hebben meegemaakt, is een zaak, waar ieder, die de gelegen heid heeft, graag van zal willen profi teren. Men komt dichter bij een belang rijk stuk synodale arbeid, die anders' waarschijnlijk tamelijk ver buiten onze belangstellingssfeer blijft staan en die ons helpen kan een gemeenschappelijke aanval in te zetten op een vijand, die wij in ons ambtelijk werk telkens zijn slopend werk zien doen. Mogelijk moe ten we er bij zeggen die niet alleen onze randleden besprongen heeft, maar ook ons eigen ambtelijk werk en onze kerkelijke vergaderingen en ons eigen persoonlijk leven al sterker be dreigt dan wij willen geweten zijn. Een concreet doel voor ogen te heb ben, werkt doorgaans bezielend. Een herder, die bezield aan een concreet doel mag werken, gaat met meer vreug de op pad, uit zijn woorden straalt meer gloed, zijn komst vermeerdert in waar de. Biddende voortwerkende mag hij zegen verwachten. J. B. v. M. Vadervergeef het hunm Ik droomde; 't liep tegen het middernachtelijk uur, dat ik eenzaam nederzat bij een oude synagogemuur. Scherp staken ze afhet hakenkruis, gemenied donkerrood, de leuzen, alle schimpend schreeuwend om der Joden dood. Zacht fluisterde de muur, zich langzaam buigend naar mij heen Heeft Jezus dan misschien vergeefs aan 't kruis voor ons gebeen Toen 'k daar, in stil gepeins verdiept, een wijl gezeten had naast de muur, in haar diepe smart, mij steeds om antwoord bad werd 7c sprakeloos van schrik. Een Engel daalde uit den hoge en had op Gods bevel met forse hand de haken omgebogen. En op 't kruis, zo even nog het symbool van haat en helse macht las ik de naam van Hem, Die voor verloor'nen redding bracht. Toen vloeide uit mijn mond tot Godes lof een zuiver dankakkoord, want ook het eerste kruiswoord bleek van God in gunst verhoord. Voor de vuile smaad, de hoon en 't kruis, door Joden aangedaan was ook voor hen bij God door een stervende Jood genoeg gedaan. In eerbied bogen w' onze knie en vielen voor 't kruishout neer, een ieder, in zijn taal zachtstamelendo, God, ik dank U, Heer. O.-V. J. J. V. 99 „Het moet voor ons vaststaan, dat de preek in de eredienst der gemeente nooit iets anders mag en moet zijn dan ver kondiging van het Evangelie." Een waarheid als een koe, zou men zo zeggen. Toch is het nodig dat én predikanten èn kerkeraden èn gemeenteleden er van doordrongen zijn, dat het zó moet en dat het beslist niet anders mag. Het gaat om de vreugdevolle bood schap van het komen van God tot ver lossing, om het Rijk en het heil van Christus, die gekomen is en komen zal. Het gaat om de laatste ernst van aan bod en waarschuwing. Daarom moet de inhoud van het evangelie tevens de inhoud van de pre diking zijn Jezus Christus in de bijbel se verbanden van schepping, verlossing en voleiding. We lopen in dit opzicht achter de apostelen aan, die de éérstgezondenen zijn om in het „laatste der dagen" het evangelie uit te dragen in de wereld. In dit verband worden ons drie ge zichtspunten van de prediking onder de aandacht gebracht. 1Allereerst is de prediking aankon diging (kèrugma). Zij vervult de dienst van de heraut. Zo is het onze taak herauten van de grote Koning te zijn. Wij moeten pro clameren. Zijn komst en Zijn troons bestijging, de majesteit en macht van Zijn Rijk. Met nadruk en ernst. Waar bij het gebod van het geloof het eerste en grote gebod is. Vanuit het woord Gods moeten de mensen op hun roe ping tot geloof en onderwerping wor den aangesproken. 2. Voorts is de prediking getuigenis, in de bijbelse zin van dat woord. Zoals de apostelen instonden voor hun bood schap, waarvan zij zeiden, dat zij deze dingen zélf gezien en gehoord hadden, zo moeten wij, steunend op hun getui genis, getuigen zijn instaan, des noods met ons leven, voor de waarheid van wat wij prediken. Daarom moet de prediking „strikt" aan de Schrift gebonden zijn. Dan alleen is zij „bindend" en heeft ze „deel aan de waarheid en waarach tigheid Gods". Ons persoonlijk geloofsgetuigenis is soms in het pastoraat van grote beteke nis laat men er niet al te kwistig mee zijn maar het heeft in de pre diking geen enkele bewijskracht. Getuigend preken. Christus prediken en Schriftgebonden preken is. volgens de opvatting van Ds Van Teylingen „één en hetzelfde". Daarmee ben ik het hartelijk eens. Dat sommige mensen liever een per soonlijk getuigenis horen dan het Schriftgetuigenis, mag ons niet van de wijs brengen. Inderdaad zijn er mensen, die het „leven" boeiender en interessanter vin den dan de bijbel. Als dominees hieraan tóégeven en zich haasten „van de bijbel naar het leven", dan werken ze daarmee de zo berucht geworden „geestelijke verschra ling" in de hand. In de prediking moet DE grote Ge tuige, de Heilige Geest, Zélf aan het Woord blijven. Want alleen ZIJN ge tuigenis is waarachtig en beslissend. Daarvan en daardoor alleen lééft het geloof. Maar als de belangstelling voor het „leven" zelfs op de preekstoel de bijbel weet te verdringen, dan ligt het geloof op sterven. „Verschraling" is daarvoor nog een veel te mooi woord. 3. Eindelijk is de prediking ook leer. De bijbel spreekt van „de gezonde leer" III. en bedoelt dan, dat deze leer niet alleen gezond is, maar ook gezond maakt. Ge zond maakt al wie van déze leer dis cipel wil wezen. Want er is in de we reld zo velerlei „wind van leer" en er zijn zo velerlei „discipelen". De gezonde leer wil de wereld en het leven der mensen tot zegen zijn. Zij is waarlijk oecumenisch-katholiek. Met het oog op de wereldkerk en haar toekomst moet „het pand" be waard worden. Vandaar dat niet alle oecumenisch streven voor ons aanvaard baar is. Zeker niet dat, waarbij de waarheid Gods als gezónde leer ver mengd wordt met van alles en nog wat, dat lang niet „gezónd" mag heten. Dat is voor kerk èn wereld van het hoogste belang, dat de leer gezonde leer blijft. Er zijn zoveel wijsgerige en ook wel theologische denkbeelden, die de ge zondheid van de leer aantasten. Daar voor moet de prediking wel zéér op haar hoede zijn. Dat wil natuurlijk niet zeggen, dat er een soort „chinese muur" moet zijn tus sen de prediking en het moderne den ken. Het tegendeel is het geval. De „leer" der kerk moet op het denken der mensen ingaan. Maar zich niet door dat moderne denken laten gevangen nemen. Een schriftuurlijke wijsbegeerte is ook voor predikanten onmisbaar om in de doolhof van het moderne denken niet verdwaald te raken. Overigens met het gezag van Góds Woord in de rug behoeft men niet van alles verstand te hebben om op actuele wijze de „gezonde leer" in de gemeente voor te staan en door te geven. A. V. Als iemand in 't leven „slaagt" en alles heeft bereikt, wat hij zich voor stelde een goede baan, een prachtig huis, een goed huwelijk, een gezond ge zin, een sterk salaris, een heerlijk woonoord, een grote vriendenkring,dan lijkt dat „volmaakt", maar 't gebeurt, dat dan juist 't „volmaakte" ontbreekt. Zulk een geslaagd mens is dikwijls over- voldaan, is wensloos geworden, vindt 't mooiste en beste allergewoonst, en wat hem vroeger als een heerlijkheid toelachte, heeft zijn glans spoedig ver loren. Zoals een jongeman met een verheerlijkt gezicht een diploma in ont vangst neemt, er mee pronkt naar alle kanten èn een paar maanden later het sterk-begeerde in een la heeft opgebor gen, zonder er ooit meer naar om te zien. Aan alle „volmaaktheid" heb ik een einde gezien, zegt Ps. 119, maar 't ge bod Gods is zeer wijd altijd geeft een leven bij Gods Woord nieuwe op drachten, nieuwe vooruitzichten, nieu we impulsen. Wanneer men iemand ontmoet, die zo wat „volmaakt" schijnt, loopt men liever een straatje om. Er zijn inder daad mensen, die van alle kanten be keken kunnen worden, zoveel goede eigenschappen vertonen, dat je met eer bied voor hem vervuld bent, maar als je bemerkt, dat die persoon er zelf ook zo overdenkt, dan wordt die „volmaak te" man bepaald griezelig. Een engel, die zou pronken met z'n vleugeltjes, met zijn blinkend kleed, ge lijkt meer op een duivel, die zich ver tonen kan als een engel des lichts. Zo kan 't ook met een kerkmens zijn, ja zelfs met heel een kerk. De vos „zelf genoegzaamheid" verteert het schone

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1960 | | pagina 2