dB Dominee en z'n preek Van de wijde, ruige Heide Kleine Vossen DE MELK KOOKT OVER 9J Over de verhouding van de preek tot de theologische opleiding maakt Ds Van Teylingen behartigenswaardige opmerkingen. Sommige mensen maken het zich wel héél gemakkelijk door bei de praktisch met elkaar te vereenzelvi gen. Je hebt theologie gestudeerd dus moet het maken van een preek geen kunst voor je zijn. Je hebt er voor ge léérd, het is toch je vak Zó eenvoudig ligt het niet. Het zijn domme mensen die zo praten. Natuurlijk is de theologie van uit nemend belang voor de predikant. Laat hij maar over degelijke vakkennis be schikken. Maar dat maakt de preek nog niet tot een theologische aangele genheid. Want theologie is wetenschap vak-wetenschap, theoretische studie. Terwijl de preek zowel het preken als het horen preken een religieuze bezigheid is. Theologie en religie mag men niet verwarren, wil men geen on heil stichten. Het is niet zo, dat alles wat met de bijbel, de kerk en het ko ninkrijk Gods te maken heeft met de naam „theologie" mag worden aange duid. Overigens moeten mensen die zeggen ,.je hebt er voor geleerd" bedenken, dat men preken maar tot op zekere hoogte „leren" kan. Maar dit begint dan toch pas als we eenmaal op de preekstoel staan. Dan blijkt er ook verschil in aan leg, en gaven te bestaan. Als wij met onze gaven maar in de macht van het Evangelie blijven Vooral de zgn. „begaafde" dominee staat aan grote verleiding bloot, om „het gemakkelijk te nemen, alles te zeggen wat voor zijn mond komt, de profeet.uit te hangen, zonder dat daarachter steekt het geweld van het „Zo zegt de Here!", en op deze wijze zichzelf en de gemeente te misleiden". De grote prediker is de Heilige Geest en elke goede preek is een gave van Hem. Toch is een degelijke theologische vakkennis voor de praktijk van de pre diking van bijzonder belang. Van Teylingen wijst in dit verband op drie dingen, die dit kunnen duidelijk maken. vervolg van de Vlaamse Gaai het hele voorprogram was een smake lijke en welaangename inleiding op de woorden van de spreker. Nu is het niet mijn voornemen om een verslag te geven van het gespro kene. De kern van de zaak kunt U da gelijks vinden in „Trouw", „De Rot terdammer", „Zeeuws Dagblad" of welk ander christelijk blad ook. Bovendien een jaaroverzicht van de politieke situatie onder het huidige ka binet was nog niet te geven. Het was nog maar een „kwartaalstaat". Wel'meen ik een uitzondering te mo gen maken voor enkele opmerkingen over de politieke partijen en de jeugd. Spreker haalde nl. enkele uitspraken aan uit„Socialisme en Democratie" betreffende de zorg van mensen uit de P.v.d.A. op dit punt. Wij hebben wel eens stemmen gehoord, dat wij vat op de jeugd kwijt raken. Spreker zeide evenwel, dat, terwijl de socialisten hun A.J.C. moesten prijs geven, de Arjos bloeit. Verschillende elementen, die vroeger de socialistische jeugd aanspra ken, ontbreken nu, zoals de revolution- naire onstuimigheid, het opkomen voor de verdrukte massa. Het feit, dat ver schillende socialistische idealen zijn be reikt, neemt het élan weg voor nieuwe strijd. Tegenwoordige Meioptochten hebben geen schim meer van die uit de dagen der opkomst van het socialisme. En dat was zeer belangrijk juist de „doorbraak" zag een der socialisti sche schrijvers als funest voor de geest van het socialisme. Hiertegenover staat de A.R.-partij gunstig. Ook bij ons gelden bepaalde motieven ten ongunste, maar de reli gieuze grondslag blijft. Deze geeft aan de Chr. partij formatie een grote kracht sen houdt steeds weer een belofte in voor de toekomst. Ik heb zo, heel vrij, enkele indrukken weergegeven uit mijn geheugen. De bespreking kon maar kort wezen, helaas, maar gaf toch gelegenheid tot nadere uiteenzetting. Samenvattend een prettige, bezie lende avond van de A.R.-familiekring. Zulke avonden doen de belangstel ling voor het politieke leven goed. Ik schrijf er over, omdat ik hoop, dat het niet alleen in Oostburg, maar op vele plaatsen zo mag wezen. J. B. v. M. II. 1Allereerst helpt de theologische scholing ons om orde te scheppen in de preek. Elke wetenschappelijke scholing leert onderscheiden. De theologische scholing leert ons dit in betrekking tot het geopenbaarde Woord Gods. Zo kunnen we de grote verbanden in de bijbel in de prediking recht laten weder varen, hoofdzaken van bijzaken onder scheiden en het eigenlijke thema, de grote boodschap van ons tekstverband in het grote geheel der openbaring op de juiste wijze naar voren brengen. Niet-geschoolden lopen gevaar zich in de details te verliezen of klakkeloos op de klank af dingen bijeen te brengen, die blijkens het verband, waarin ze voorkomen, niets met elkaar te maken hebben en omgekeerd verbanden over het hoofd te zien, die toch wel degelijk mee van belang zijn om een juiste kijk op het eigenlijke thema, liever de eigenlijke boodschap van de tekst te krijgen. 2. Voorts kan theologische scholing ons bewaren voor het verkondigen van dwaasheden. Ik noemde al het klakke loos op de klank af exegetiseren. Een garantie dat we daaraan ontkomen als we theologie hebben gestudeerd, is er natuurlijk niét. Maar een gewetensvol theoloog zal zijn uiterste best doen geen dwaze dingen op de kansel te zeggen. Hier is de theologische exegese een be langrijk hulpmiddel. Uit onze „vele" woorden terug naar hét „daar staat ge schreven". En dat alleen verkondigen Maar dan zal men zich de moeite moe ten getroosten om nauwkeurig na te gaan, wat er staat en wat datgene wat er werkelijk staat precies te betekenen heeft. Als men dit voorbereidend werk niet doet, kan men nooit op verant woorde wijze preken. Nu kan men natuurlijk ook zonder theologische opleiding de bijbel onder zoeken. leder is verplicht, Schrift met* Schrift vergelijkend, zich de inhoud van Gods openbaring eigen te maken. Wij geloven dat de Schrift „duide lijk" is, wat betreft het aanwijzen van de weg der zaligheid. Maar dat is nog iets anders dan ver antwoordelijkheid dragen voor de amb telijke bediening van het Woord Gods. Dan komt men met al de diepe proble men in aanraking, waarvoor de open baring in haar historische samenhangen ons stelt. En daarbij kan vakkundige exegese ons goede dienst bewijzen om de weg te vinden. Wat natuurlijk weer niet zeggen wil dat de preek een exegetische verhande ling moet worden. Dit vakwetenschap- pelijk werk moet alléén in de „keuken" zijn hulpdienst bewijzen, om ons bij de prediking voor éigen wijsheden te be waren en onze dwaasheden in toom te houden. 3. En eindelijk zal met name de dog matiek ons kunnen helpen om, al pre dikend, binnen de katholiciteit der kerk te blijven. Wij leven in een kerk, die haar geloof beleden heeft in het kerke lijk dogma. Daaraan hebben de predi kanten zich met het ondertekeningsfor mulier vrijwillig gebonden. Ze brengen niet hun particulier geloof op de kansel, maar de Schriftopenbaring, zoals die door de ene heilige algemene of katho lieke kerk, de eeuwen door, is en wordt verstaan. Hier moet onze theologische kennis ons helpen, om „op dit punt oot moedig en fijngevoelig te zijn". Of dit dan niet er op neerkomt dat wij altijd „hetzelfde" te horen krijgen Als de predikant een bepaald dogma tisch systeem maar steeds repeteert, dan is dat voor de verkondiging funest. Maar als hij, dank zij het feit dat hij dogmatisch goed op de hoogte is, zich inderdaad steeds weer met het „katho liek geloof" bezig houdt, dan kan hij nooit genoeg daarin volharden. Daarbij moeten wij er aan denken, dat het éne Evangelie véle kanten heeft, die we nooit alle tegelijk naar voren, kunnen brengen. Elke gekozen tekst zal dogmatisch gezien een bepaalde eenzijdigheid in zich dragen. In de va riëteit van tekstkeus zal de dogmatisch geschoolde de prediking doen functio neren binnen de grenzen van ons alge meen ongetwijfeld christelijk geloof, respecterend de katholiciteit der waar heid Gods, die het fundament van de kerk is. A. V. INWONING ONGEWENST. Onlangs heeft 'n hervormd kerk voogd gepleit voor het bouwen, van ge meenschappelijke kerken. Het werd immers onbetaalbaar voor iedere kerkgemeenschap apart. Waar om dan niet één gebouw voor die vier diensten op één dag in 'n hele week, dat het zes dagen vrijwel ongebruikt staat Op de duur zouden door dit saam benutten van één zelfde wijkkerk met afzonderlijke diensten, hervormden en gereformeerden mogelijk ook meer naar elkaar toegroeien. Hoe sympathiek en oeconomisch dit oecumenisch voorstel ook mag aandoen, toch lijkt mij zulk 'n kerkelijke inwoning niet gewenst. Wantvier diensten op één dag in 'n zelfde ruimte, dwingt tot kerkhouden op voor velen beurtelings min-prettige en ongeregelde tijden. Nu eens zijn de lastigste uren voor de hervormden, straks, zeg drie maan den later, voor de gereformeerden. En zo jaar op jaar Zonder uitzicht op ver andering. De vroege winterdiensten zullen ze ker niet best bezocht worden, 's Zomers vooral komen bezoekers van de tweede diensten steevast in minder frisse lucht. Want waar men dit systeem van vier diensten nu reeds noodgedwongen toe past, blijkt dat de tijd tussen de 2 dien sten veel te kort is voor voldoende luchtverversing 's zomers, 'n verversing die men 's winters om het warmtever lies zelfs niet betrachten zal. Sedert in onze kerken vrijwel overal de zitplaat sen vrij zijn, staan de bezoekers voor de volgende beurt reeds te wachten, wan neer die van de voorafgaande pas naar buiten komen. Werkelijk leeg is zulk 'n druk benut gebouw nog geen kwar tier. Het gevolg, vrees ik, zal zijn ver mindering van opkomst. Wat uit nood hier en daar tijdelijk al niet best loopt, moet vooral niet wor den bestendigd. 's Zomers zullen de vroegdiensten, nu eens voor de hervormden, straks weer voor de gereformeerden, vooral de jeugd trekken. Meent ge, dat die jeugd zal blijven vragen is het onze eigen kerkdienst Vooral wanneer de predi kant van „de andere kerk" 'n „beter spreker" is Mogelijk zullen er zelfs zijn, die ook de mindere spreker voor lief nemen in de vroegdienst, om zo spoedig mogelijk de zondag „voor zich zelf te hebben". Zulk oecumenisch naar elkaar toegroeien lijkt mij zeker niet ge wenst. Het zou elk kerkbesef doen uit slijten. En 's winters, de zeven maanden met weertje blijf in bed Telkens leest men in onze kerkboden vergeefse aansporin gen om toch uitsluitend de voor ieder bestemde diensten bij te wonen. Want de ene maal zou men de gelukkig nooit afgeschoten kogel door de kerk kunnen jagen, de andere maal is er soms plaats gebrek. Goedkoop zal duurkoop blijken. Juist nu men reeds met steeds minder succes door allerlei kunstgrepen pro beert de snel achteruitlopende avond kerkgang te stimuleren, moet men niets wagen, wat men m.i. vooruit berekenen kan als bemoeilijking voor de kerkgang van velen. Ik zweeg nog van het ongemak voor de predikanten, om jaren lang te moe ten preken op dikwijls erg vroege of erg late uren. Er komt in de pastorie toch al niet zoveel van de zondag te recht, behalve in Duits-sentimentele boeken. Alles op alles moet iedere kerkeraad zetten, om de kerkgang door tijd en plaats zo aanlokkelijk mogelijk te ma ken. Menig kerkganger zou nóg meer dan met uitbreiding van de liturgie ge diend zijn met bijv. het wegnemen van die rugpijndoende richels in vele kerk banken. Welke dwaas dat toch speciaal voor kerkbanken uitgevonden heeft Laat toch de broeders en zusters niet minder gemakkelijk zitten in hun eigen kerk, dan de wereld in bioscoop of schouwburg. En ook, hoe méér kerkgebouwen, goed verspreid, hoe dichter bij de deur met slecht weer,, hoe meer kerkgangers, ook de incidentelen uit de buurt. Daarom liever 'overal twee kleinere, altijd frisse gebouwen, dan één massaal, dat als het 's morgens vol stroomt, heel wat lijkt, doch de thuisblijvers doet vergeten. Geen inwoning op kerkelijk terrein na al de narigheid daarmee in de maat schappij. Het lijkt mij zuinigheid, die de wijs heid bedriegt. Bennekom. D. J. Couvée. We hebben als „Gereformeerden" hedendaags weinig reden om onszelf op de borst te slaan in „zelfgenoeg zaamheid". Dit past trouwens een. christen nimmer Toch meen ik, dat wé als kerk in vroeger dagen niet geheel vrij waren van deze zeer-onchristelijke eigenschap. We waren aardig over ons zelf tevreden. Als je zo kerkvisitatie deed, dan leek 't alles nog al piekfijn in orde. Er werd goed gepreekt de cate chisaties goed bezocht, de kerkgang doorgaans tot 60 a 70 procentde tucht werd geoefend van kerkleden, die jaar in jaar uit zich aan 't kerkelijk leven onttrokken was bijna geen spra ke gemengde huwelijken kwamen spaarzamelijk voorziek- en huisbe zoek vlijtig en trouw gebrachtmen voelde voor zending en evangelisatie, hoewel deze laatste opdracht minder dan nu werd beseft. In elk geval we konden tevreden zijn. 't Ging prachtig, alles liep op rolletjes Maar nu is 't alles wel sterk gewijzigd. De kerk werd gescheurd en we treu ren bij de puinhopen, hoewel er heel wat, tot onze vreugde, gedaan wordt om Sions muren te herstellen en haar puin te ruimen. Over kerkgang en ca techisatie valt overal klacht, al is 't in de ene streek erger dan in de andere. De zelfkant van weinig of in 't geheel niet meelevenden wordt steeds breder. Nu rijst de vraag alom hoe moeten we met dezulken handelen En nu kan hierbij de „zelfgenoegzaamheid" weer de kop opsteken. Men beweert dan snij die lui af. op korte termijn, wat heb je aan zulke leden Kijk, dat is nu taal, die ik niet lust en lusten mag. Immers, de kerkelijke tucht moet allereerst zijn een zaak van zielszorg, van liefde-tot-'t verloorne, van meedogen-met-de-afwijkelingen. Immers in 't oog van de Alwetende zijn we allen tuchtwaardig. Liefde voor de Kerk des Heren moet voortvloeien uit liefde tot de Koning der kerk, onze Here Jezus Christus enHij is juist gekomen om 't ver loorne te zoeken, om de zwakken en wankelenden op te helpen, om de slap pen aan te vuren. En wanneer we nu zien, hoe velen de kerk de rug toekeren, hoe velen de pre diking van 't Evangelie weinig op prijs stellen, ja verachten, hoé vele ouders verzuimen hun kinderen op te wekken om trouw te zijn in kerkgang en cate- chisatiebezoek. dan moet dat de trouwe kerkleden brengen tot de klacht „hoe is 't goud verdonkerd". Dan moet dit echter niet blijven bij wat jerimiëren en jammeren over zo veel verwatering en veruitwendiging want och, dat is zo gemakkelijk en 't klinkt nog vroom ook maar moet dat nopen tot gebed, nopen tot vermaan en waarschuwing. Elke klacht over on kerkelijkheid en verachtering, elke klacht, die niet gedragen wordt door gebed en gepaard gaat met broederlijk vermaan, is m.i. niets dan blijk van „zelfgenoegzaamheid". Iemand, die tuchtwaardig is, moet ge voelen, dat er achter ons vermaan schuilt de bewogenheid, hartelijk broe derliefde, inplaats van de soms-terecht- gewekte gedachte die trouwe kerkgan gers denken, dat ze een haar beter zijn, dan wij. Dan komt er te meer afkeer en tegen zin. Alleen liefdevolle, hartelijke beje gening kan strenge bestraffing vrucht baar maken. Tucht-zonder-tranen werkt als bij tend zuur inplaats van als genezend medicijn. De „zelfgenoegzaamheid" is geen plant, die past tussen de kruide rijen van de hof der kerk als liefelijk heid, zachtmoedigheid, ootmoedigheid enz. Een zachtmoedig vermaan is „scher per", dan een hooghartig verwijt, dat werkt als een botte bijl. De roede past alleen in de hand, die beeft van ontroe ring en ontferming. Gal. 6:1. Uit het oude-Vossenland. Ze is de acht kruisjes al gepasseerd, maar, haar hoge leeftijd in aanmerking genomen, is ze nog aardig. Ze is ook nog vrij goed ter been, d.w.z. zo in haar eigen bedoeninkje de kamer, het gan getje en de keuken. Want veel verder komt ze niet. Bij mijn weet heb ik haar, tenminste de laatste jaren, nooit op straat gezien. Bij gevolg komt ze èok niet te kerk. En het spreekt vanzelf, dat de kerk dan tot haar komt. Ze geniet heel veel van de radio. Als er 's zondags wel eens een z.g. vroeg dienst is, staat ze er vroeger voor op.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1960 | | pagina 2