Blijdschap in het
nieuwe ver hond
„de Dominee
en zijn preek"
Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland
MEDITATIE
ZEEUWSE KERKBODE
VIJFTIENDE jaargang No. 37
Berichten en opgaven Predikbeur
ten tot dinsdagsmorgens te zenden
aan de drukkers Littooij Olthoff,
Spanjaardstraat 47, Middelburg
Hoofdredacteur Dr C. Stam, Westwal 2, Goes, Telefoon 2563.
Redacteuren: Ds A. Koning, Ds J. B. van Mechelen, Ds A. Schippers, Drs A. Verschoor.
Medewerker Ds D. J. Couvée, Bennekom.
Drukkers: Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280
VRIJDAG 11 MAART 1960
Abonnementsprijs: ƒ3,'— per half
jaar (bij vooruitbetaling).
Afzonderlijke nummers 12 cent.
Advertentiën 12 cent per mm.
Efeze 5:8 en 9.
Wij staan aan het begin van de Lijdenstijd. Zondag zal de woord
verkondiging zich weer toespitsen op het grote lijden van Christus
voor ons mensen. Het menselijk lijden doet ons denken aan duis
ternis donker gemaakte ziekenkamers, huizen waarvan de blinden
gesloten zijn.
Maar door Christus lijden is het licht in deze wereld gekomen.
Tijdens Zijn kruisiging werd het donker op aarde. Het gaat om het
leed van heel de wereld Daarom moet niet één kamer of één huis
donker gemaakt worden, maar heel de wereld Jezus, heeft deze
duisternis overwonnen. Paulus gebruikt graag het beeld van duis
ternis en licht voor de radicale ommekeer in een mensenleven.
De duisternis is het leven zonder Christus. Het licht is het leven
door Hem voor ons verworven.
Paulus zegt ons Gij zijt licht in de Here Dat geldt voor nu.
Voor vroeger gold Gij waart duisternis Toen was de mens duis
ternis en was er in hem geen mogelijkheid om te leven, behalve met
het door Satan aangestoken kunstlicht. Kunstlicht, hoe mooi het ook
kan zijn, welke prachtige, verleidelijke kleuren het ook kan aanne
men; is nooit ,,echt" licht. Voor de meesten van ons geldt het
vroeger - duisternis, nu licht" niet! Wij zijn uit gelovige ouders
geboren. Daar mogen we God wel dankbaar voor zijn. Voor de
Epheziërs gold dit wel. God had hen uit de duisternis gerukt en
ze, met knipperende ogen, geplaatst in het licht van het geloof.
Daarom spreekt die overgang Paulus en hen zo toe.
Voor ons zegt het blijkbaar minder, tenminste als we afgaan op
ons geloofsgetuigenis.
Wij zeggen „We zijn maar mensen". ,,Soms voel ik het wel,
dikwijls ook niet." U kent die uitdrukkingen wel Toch maken we
dan een grote fout
Kunstlicht kun je aan- en uitdraaien. Nu eens ,,aan", dan weer
„uit". Het licht, door Christus' lijden verworven, kan nooit gedoofd
worden. Wij vergeten te vaak, dat wij geen licht zijn in ons zelf,
maar in de Here. Daar mogen wij niet aan twijfelen.
Weet u wat Wij mogen, ja „moeten" „Wandelen in het licht".
Dat is onze roeping Dan komt de vrucht van het licht Louter
goedheid, gerechtigheid en waarheid. Zegt u nu niet „Zo licht
zal het niet gaan Zo is het al gegaan niet door u, maar door
het „Licht" dat door lijden in de duisternis is ontstoken.
Wolfaartsdijk. B. MINTJES.
Over dit onderwerp gaan wij eens
rustig met elkaar praten. Het komt niet
al te druk aan de orde. Ik geloof zelfs,
dat er nog wel christenen zijn, die met
de blijdschap niet overweg kunnen. Zij
kijken in het leven rond en vinden stof
genoeg, om een bedrukt gezicht te zet
ten.
Denk maar eens aan de gebeurtenis
sen van de afgelopen week. Aan die
ontstellende ramp in Marokko, die dui
zenden mensenlevens wegnam, velen
verminkt doet achterblijven en puinho
pen stelde, waar eerst een fleurige bad
plaats was. Blijdschap, zegt u, als er
zulke dingen gebeuren Nog is alles
niet genoemd. De spanningen, ook in
ons maatschappelijk bestel, waren haast
niet om te verwerken.
't Is nét, of er een vulkaan aan het
werk is, en God, door het natuurgebeu
ren de mensstraft
Moeten wij het dan over blijdschap
hebben
U bemerkt wel, wij verstaan elkaar
wel een beetje. Inderdaad brengt het
leven telkens nieuwe onweders. En
dan hebt u immers de neiging om te
zeggen 't is heus geen tijd, om aan
blijdschap te denken
Intussenhóórde u van bruilof
ten, die werden afgelast, of van feest-
vergaderingen, die ineens niet doorgin
gen Zó „zwaar" zijn wij dan toch
niet, of wij willen wel eens „een ver
zetje" hebben Ik geloof het graag en
het is u van harte gegund.
Nu wil ik even zeggen, dat wij door
de omstandigheden van het leven ons
niet moeten stellen op het standpunt
of wij ons met „blijdschap" moeten op
houden. U kunt vrijwel geen tijd, geen
eeuw aanwijzen, waarin geen schadu
wen vielen. Denk alleen maar aan de
dagen van het nieuwe verbond of tes
tament.
Als dat boek openvalt bij de eerste
bladzijde, dan is er de druk van de Ro
mein op heel de toen bekende wereld.
Dan is er onder Israël de druk van de
wet, die door het Farizeïsme tot een
vloek voor het volk werd toegepast. Dan
is er tussen Jozef en Maria een bang
geheim, waaruit verwijdering dreigt
voort te komen.
En toch is het evangelie blijde bood
schap, in een donkere wereld Rondom
Bethlehem is het alles vreugde. Houdt
u er rekening mee, hoe véél Jozef en
Maria hebben doorgemaakt, in Naza
reth èn in „het broodhuis" Maar de
hemel opent zich en geeft blij licht op
aarde. Boodschappers van het licht,
zangers van de komende overwinning,
zijn er in de velden van Efratha. En
verderlouter vreugde
Zeker óók bij Maria, en Jozef.
Dan bij de herders, de eerste aanbid
ders. De lofzang der schamelen spreekt
van de intense vreugde, die de komst
van het kind Jezus op aarde brengt.
Later zijn het de wijzen.
Gaat het dan alles, zó maar vanzelf?
Kunt u begrijpen.
Herodes loert op de dood van het
kind Jezus.
Bethlehem heeft het ondervonden.
Door de vlucht naar Egypte wisten Jo
zef en Maria het Kind te redden. En
toch had de blijdschap de overhand.
Simeon in de tempel, en Anna, kun
nen hun vreugde niet op En toch was
deze komst van Jezus voor Simeon de
aanzegging van zijn dood. Maar, het
kind Jezus geeft iets, dat het leven op
aarde vol vooruitzicht maakt, 't Wordt
geen mislukking, maar overwinning. En
deze overwinning komt al meer open
baar, naarmate de Heiland straks zijn
arbeid als Messias aanvaardt en voort
zet.
Daar speelt hemelvreugde door het
woord, door God gesproken bij de doop
in de Jordaan deze is het, mijn geliefde
zoon, drager van mijn welbehagen.
Zó is Jezus tot de schare gekomen.
In een wereld, waarin de ellende ver
bijsterend groot was. Het heidendom
verviel tot de twijfel, en wist niet wat
het aan de goden had. Het Jodendom
kón met al die wetsregels geen vreugde
dragen naar het hart van de zondaar.
Deze laatste, vooral wanneer hij uit het
gewone volk stamde, waseen ver
worpene, van God veracht
Was het niet meer een tijd voor vas
ten en boetedoening, dan om aan blijd
schap te denken
Toch was dit de dóórwerking van het
evangelie. Glans op het gezicht en
kracht in het hart
In dit leven wordt de blijdschap des
heils openbaar. Niet, dat Jezus zo vaak
sprak over vergeving. U kunt maar een
paar gevallen noemen, waar dat recht
streeks gebeurt. B.v. tot die verlamde,
die voor Jezus wordt neergelaten, èn die
vrouw, die een zondares was.
Vanzelf zit de vergeving ook opge
sloten in de zaligspreking over Zacheüs
en zijn huis. Ook in de toezegging aan
het Kruis tot die misdadiger heden zult
gij met Mij in het paradijs zijn.
Maar, opzettelijk en rechtstreeks zult
u niet veel voorbeelden vinden. Wel
zijn er genoeg gebeurtenissen en won
deren, waar de kracht des Heren red
dend intreedt. Deze hulp bewijst, dat
Jezus uit de -ellende overbrengt in een
andere staat. Waar de gevolgen van de
zonde worden weggenomen, daar is ook
de oorzaak van het levensleed aange
tast. De geredden verheugen zich in
God. En de menigte doet mee. De ge
meente wordt er als het ware bij be
trokken, dat het hierop aankomt looft
God
Dat is toch geen nieuw beginsel in het
nieuwe verbond De psalmen zijn er
„vol" van, om de daden des Heren te
bezingen. De tempeldienst riep de ge
meente op tot blijdschap in God, om het
even, hoe het er uitzag op aarde. Ze
hebben zelfs loofhuttenfeest gevierd op
het tempelplein na de ballingschap, ter
wijl alles rondom ruïne was.
Wie het troostboek van Jesaia door
leest, komt ook tot die ontdekking. No
diging tot blijdschap om het heil, dat
komt.
In Jezus' dagen is het nog veel rijker.
Het heil is er, en werkt vernieuwend op
de aardse verhoudingen in.
Blijdschap in Naïn, bij moeder en
zoon, en de gemeente doet wéér mee..
Blijdschap in Petrus' woning, omdat er
herstel kwam voor de schoonmoeder.
Blijdschap om Zijn woord en werk.
Ja, zegt u, maar daar gebeurde dan
ook wat.
Is er voor ons niet véél meer ge
beurd Staat daar niet de voltooide of
ferande, enwillen wij straks geen
paasfeest vieren
Gaat u zelf nog maar meer feiten op
zoeken, opdat wij komen tot de konklu-
sie hebben wij ons soms vergist Wij
zagen het zo donker, en het evangelie
straalt zoveel licht
(Wordt vervolgd) C. St.
i.
Over de dominee en zijn preek heeft
iedereen zijn mening. Mensen die er
verstand van hebben spreken daarover
op bescheiden toon. Mensen die er in
het geheel geen verstand van hebben
maken er het meeste lawaai over.
De dominee is een man die in een
glazen huis woont en als hij timmert
doet hij het aan de publieke weg. Hij
doet zijn werk altijd vlak onder het pu
blieke oordeel. Jan en alleman ziet hem
bezig, hoort hem aan, en be-oordeelt
hem en zijn werk, waarbij vooral de
preek in het centrum van de aandacht
staat. De preek is één van de weinige
gemeenschappelijke belevenissen van de
mensen. Vandaar een gemakkelijk aan
knopingspunt om de zondagse conver
satie op gang te brengen. Daarbij va-
riëert deze van diepe verwondering over
de rijkdom van het evangelie tot het
debiteren van de gemeenplaats dat het
„vanmorgen weer niets" was en dat je
„de kerk uitgaat zoals je er in komt".
Een verademing is het een verstandig
en door ervaring wijs mens aan het
woord te zien over dit onderwerp, waar
op zovele journalisten en pseudo-jour-
nalisten zich werpen, omdat er copij in
zit, die gewild is bij het grote publiek.
Er wordt veel „onzin" verkondigd óp
de preekstoel, dat zij met schaamte toe
gegeven, maar er wordt óók veel „on
zin" verkondigd óver de man die op de
preekstoel staat en het werk dat hij
levert.
Vandaar dat we blij zijn met de in
druk verschenen causerie van Ds E. G.
van Teylingen uit Amsterdam over bo
vengenoemd onderwerp, een uitgave
van de Willem de Zwijgerstichting in
de serie Reformatorische stemmen.
Er staan in deze brochure tal van op
merkingen, die ik graag onder de aan
dacht van alle predikanten zou zien,
maar ook onder die van alle ambtsdra
gers en gemeenteleden.
Predikanten hebben voortdurende be
zinning op hun ambtswerk nodig, ter
wijl zij die over preken moeten oorde
len, ik denk vooral aan de ouderlingen
die het „opzicht" hebben over de leer,
zich telkens opnieuw moeten afvragen
of de maatstaven waarnaar zij oordelen
wel de juiste zijn.
En als er gemeenteleden zijn, en die
zijn er vele, die zich interesseren voor
ons onderwerp, dan kunnen wij hun de
lectuur van deze brochure aanbevelen.
Merkwaardig is al de wijze waarop
Ds Van Teylingen begint.
Hij stelt het zo, dat zelfs de meest
ervaren predikant een beginneling is en
blijft. „Want wel is de ervaring een
goede leermeester, maar de prediking
van het evangelie wordt men nimmer
door de ervaring meester het is, juist
andersom, zó dat het evangelie zelf
meester blijft, als 't goed is, ook van
de meest ervaren prediking".
Dat is een wijs woord. Het is wat te
lang, maar anders zou het aanbeveling
verdienen dat alle predikanten het op
de deur van hun studeervertrek lieten
schilderen. Meester van het Evangelie
worden we nóóit. Het Evangelie moet
meester blijven Over óns en ons wérk,
ook over onze ervaring als prediker. Het
Evangelie moet meester blijven. Dat is
de grondgedachte, die aan deze brochu
re ten grondslag ligt.
Een volgende opmerking. Het preken
is, van één zijde gezien „een zeer men
selijke en daarom zeer problematische
bezigheid". Van Teylingen wil maar
zeggen, dat de dominee zich niet in
ambtshoogheidswaan aan kritiek ont
trekken mag. Natuurlijk speciaal in kri
tieke tijden, waarin alles op de helling
komt, komt ook de prediking op de hel
ling. Een „menselijke" bezigheid
Alle spreken van een dominee is nog
geen spreken door de Heilige Geest.
Wie nuchter toeluistert in een kerk
dienst en met de bijbel bij de hand de
preek beluistert, zal er geen moeite mee
hebben dit toe te geven.
De dominee kan ook ontsporen, hij
kan zelfs het spoor geheel bijster zijn.
Hij kan zich geheel en al vergalopperen
op de preekstoel.
Als hij op een of andere wijze zijn
tekst loslaat en zijn opdracht uit het oog
verliest, verlaat hem terzelfder seconde
het gezag van Góds Woord.
Een zéér menselijke bezigheid, waar
in mensen als mensen kunnen falen.
En daarom een „problematische" be
zigheid. Hoe moet een feilbaar mens
het onfeilbare woord van God verkon
digen Hoe moet een tijdgebonden
mens het eeuwige Woord in eigen tijd
vertolken Hoe moet hij de mensen de
ogen openen en de oren doorboren
Hoe moet hij de hoorders weer oor
schelpen aanzetten in al het rumoer van
onze tijd Inderdaad, de prediking is
een kwestieuze zaak. Rondom deze zo
belangrijke bezigheid, die het hart van
het christelijk leven raakt, borrelt het
van problemen.
Eén van de vragen die Ds Van Tey
lingen opwerpt is die van het motief.
Waaróm wil iemand predikant wor
den Waaróm klimt iemand de preek
stoel op Wat heeft hem daarin aan
getrokken Waardoor wordt hij in deze
begeerte gedreven Mocht er een ze
kere geldingsdrang achter zitten, dan