Van de wijde, ruige Heide
Christendom en Cultuur
OVERHEID EN.
GEHOORZAAMHEID
Nog altijd rommelt het rondom bis
schop Dibelius in West- en in Oost-
Duitsland.
Niet alleen heeft hij zich nimmer ge
stoord aan communistische aanvallen en
preekt hij regelmatig ook in het gebied
van Oost-Duitsland, maar bij gelegen
heid van 'n verjaringsfeest van zijn
collega, bisschop Hans Lilje, heeft hij
in 'n brochure de gronden aangegeven,
waarom hij de communistische regering
eenvoudig niet erkent. Hij acht het be
kende beroep op Romeinen 13 ten
enenmale onjuist.
Ook in ons land kwam onmiddellijk
met de Duitse bezetting de vraag op
wie is onze overheid
En ook toen waren de antwoorden
zeer verschillend. Ik zal de namen maar
verzwijgen, van degenen, die toen da
delijk zich op Romeinen 13 beriepen,
sommigen vermoedelijk volkomen te
goeder trouw, anderen om aan hun ge
dweeheid, hun vrees om zich openlijk
te verzetten, 'n bijbelse, 'n vrome
steun te verlenen. Ook enkele van onze
bladen, om maar niet verboden te wor
den, solden met deze tekst.
Bladerend in 'n oude jaargang van
Herleving, vond ik onderstaand artikel
van mijn hand, gedateerd 10 augustus
1940. De bezetter begon de duimschroe
ven aan te draaien en ik herinner mij,
dat ik, om de censuur te misleiden, er
vervolg van de Vlaamse Gaai
uitzicht op een gaping in onze gelede
ren, voor een mooi doel, dat onze be
langstelling waard is, doch anderzijds,
we hadden graag eens wat uitgeblazen,
want pas met juni treedt de verademing
in van de drukte, die gevolg is van de
cumulatie der deputaatschappen, waar
van de Particuliere Synode alleen ont
heffen kan in haar zomervergadering.
Deputaatschapswerk is veelal werk ach
ter de schermen. Het valt niet zo op
als catechetisch werk en ziekenbezoek,
maar het vergt toch in verschillende ge
vallen veel tijd.
Hier staat tegenover, dat de classi
cal commissie voor bestudering van de
mogelijkheid van een evangelisatiepre
dikantschap in Breskens heel wat werk
verzet heeft. Vergadering na vergade
ring prijkt op het agendum der betrok
ken leden en der medespelers in en
rond Breskens. Telefoontjes rinkelen,
brieven gaan uit, inlichtingen worden
verzameld en vergeleken, besprekingen
gehouden. De humor ontbreekt echter
zelden. Zo kwam het deze week tot
een vergadering, die duurde tot ver
over het oorspronkelijk gedachte uur.
De gastvrouwe was uiteraard niet in
staat de hongerig geworden leden te
voederen. Elders vergenoegden de be
tref fenden zich met een uitsmijter, doch
zij lieten aan de gastheer de taak de
respectieve echtgenoten te waarschu
wen, die smartelijk met het warme eten
zaten te wachten of de hoop reeds op
gegeven hadden.
Als man zijnde, zoudt U naar deze
functie gesollicteerd hebben Of als
vrouw zijnde, kunt u zich voorstellen,
wat deze dienaar der gemeenschap te
horen kreeg Hij zelf zal u dit waar
schijnlijk niet mogen verklappen, want
het valt onder het biechtgeheim.
Tenslotte weer feest. Ditmaal in
Oostburg. De jeugd van jongens- en
meisjesclubs had zich keurig voorbe
reid, onder hoofdregie van br. Den
Arend. Het was een prachtig jaarfeest,
dat dezelfde geest ademde als het ge
wone weekwerk. De muziek van fluiten,
viool, bas en orgel klonk met jeugdige
virtuositeit. Willem Wijchertsz" kwam
met verve" op het toneel, niet minder
de Schele Ebben" en andere bekende
figuren van deze populaire geschiede
nis. Jong en oud genoot van het stuk,
dat .spelenderwijs" aandacht vroeg
voor de diepe betekenis van Gods bood
schap in ons volksleven.
De grotere jeugd vulde het feest met
een wedstrijd weetjeweetje". De uit
slag was bepaald geen succes voor de
heren, wel voor Schoondijke, dat, zij
het na loting, met twee van de drie
prijzen ging strijken.
Voor harde rokers zij in vertrouwen
vermeld het was de jury niet be
kend dat de enige Oostburgse prijs
winnaar met een doos sigaren begiftigd
werd, doch sstt dat hij zelf niet
rookt. Misschien een geschikte reden
om er eens op visite te gaan. Om de
toeloop te beperken zal ik echter geen
naam noemen. De ware profiteurs vin
den het toch wel.
J. B. v. M.
boven schreef Een theologische vraag,
hoewel het vanzelf juist de directe prac-
tijk van alle dag raakte.
Hier volgt het
Verwonderlijk hoe velen in onzen al
les revolutioneerenden tijd onmiddellijk
grepen naar de klassieke beginverzen
van Romeinen 13 „Alle ziel zij dan
machten over haar gesteld onderwor
pen want daar is geen macht dan van
God, en de machten, die er zijn, die
zijn van God geordineerd."
Voor mijn gevoel was er in sommiger
verwijzen naar deze Bijbeltekst minder
Christelijke gehoorzaamheid dan op
luchting van een benauwde ziel, die
liefst toch maar de zijde koos van den
minsten weerstand. Echt menselijk.
Want de meesten onzer zijn van nature
dapperder naarmate het gevaar wijkt.
En het is zoo prettig in zijn angst of
vrees den Bijbel op zijn sidderende
hand te hebben. Het ontslaat ons van
den plicht om een soms moeilijk „neen"
te zeggen. Wij buigen. En dit woord
zélf doet reeds zoo stichtelijk aan De
vraag is echter alleen buigen we ook
voor den Heere Want er zijn tijden,
waarin de diepst voor God gebogenen
tegelijk de onbuigzaamsten zich moeten
betoonen. Niemand kan twee heeren
dienen.
De theologische vraag, die dit artikel
bedoelt te stellen is het beroep op dit
Paulinische woord geheel juist Spreekt
het metterdaad van een tijd en een toe
stand, als waarin wij thans verkeeren
En dan komt het mij voor, dat de
apostel in het bewuste hoofdstuk zelfs
niet rept van een overgangstijd, gelijk
waarin wij thans leven. Hij ziet in Ro
meinen 13 die ons kwellende vraag
zelfs niet onder het oog. Doch hij heeft
het daar over zijn eigen stationaire he
den. En dat was geen oorlogs-, doch
vredestijd. ,,Auf der römischen Seite
zeigte man den Stolz, der die römische
Macht für unerschütterlich hielt, weil
sie ja, wie man laut verkündigte, den
Unterwor genen den F rieden bringen
und ihnen mit der öffentlichen Sicher-
heit ihr Glück bereite"zegt de volko
men deskundige Adolf Schlatter in zijn
„Geschichte Israëls". (S. 27Z.) En die
trots kwam deze Romeinen in zekere
zin toe. Zij waren het, die aan de ein-
delooze grenstwisten en twistjes der
vele volken en stammen voor langen
tijd een eind hadden gemaakt. Voor
hun medeheidenen was dan ook de
openbare veiligheid, doch vooral hun
voortreffelijk recht, een zegen
Palestina, maar nog veel minder de
stad Rome zelf, waarheen Paulus zijn
magistralen brief richt, was dan ook
geen tijdelijk bezet gebied. En de Chris
telijke gemeente in Rome leefde dan ook
niet in politiek-onzekeren tijd, doch in
een gevestigd wereldrijk, waarin de fi
guur van den keizer al mocht wisselen,
doch met het recht, de Romeinsche
rechtsorde, die de overal zelfde over
heid in de tallooze provincies boven het
vaak uiterst gebrekkig plaatselijk recht
bestelde en handhaafde als een zoo
eclatante weldaad ook voor de Christe
nen, dat Paulus oprecht verklaren kon
Want als iemand goed handelt, behoeft
hij de overheidspersonen niet te vree
zen, maar wel, als hij verkeerd handelt.
Wilt gij zonder vrees voor de overheid
zijn Doe het goede, en gij zult lof
van haar ontvangen. Zij staat immers
in den dienst van God, u ten goede.
Maar indien gij kwaad doet, vrees dan;
want zij draagt het zwaard niet tever
geefs zij staat immers in den dienst
van God, als wreekster, om hem, die
kwaad bedrijft te straffen. DAAROM
is het noodig zich te onderwerpen, niet
slechts om den toorn, doch ook om des
gewetens wil. Daarom brengt gij toch
ook belastingen op want zij zijn die
naren Gods, die juist op dit punt voort
durend letten. Betaalt aan allen het
verschuldigde, belasting aan wien be
lasting, tol aan wien tol, ontzag aan
wien ontzag, eerbetoon aan wien eer
toe komt." (Nieuwe vertaling.) En ge
kunt gelooven, dat het den Romein-
schen burger Paulus niet moeilijk viel
de heidensche overheid eer te betoonen,
omdat hij zelf telkens ondervond, hoe
voortreffelijk het Romeinsche recht was
en hoe veilig hij zich daarop kan beroe
pen. Ieder, die dan ook openlijk of in
het geheim deze heel de wereld-beheer-
schende overheid zou hebben willen
omverwerpen, zou Paulus als een dwaas
hebben gebrandmerkt. Rome's eenheid,
Rome's rijkswegen, Rome's rechtsorde
waren in den eersten Christelijken tijd
der kerk haast in elk opzicht ten goede.
Feitelijk gold dit ook voor de Jood-
sche gemeenschap en religie, zoowel
voor de overal rond de oude wereldzee
verstrooide synagogen als voor den
centralen Tempeldienst te Jeruzalem.
Wie het hoofdstuk ,,Die römische Ver-
waltung" in het reeds geciteerde boek
leest, komt onder den indruk van het
eerbiedig ontzien van Israëls religieuse
gevoeligheid door de heidensche over
heid. Aan de wezenlijke vrijheid van
Godsdienst mankeerde niets dan de om
politieke redenen gewijzigde opvolging
der Hoogepriesters, wier macht immers
bij de toen nog beoogde éénheid van
staat en kerk, niet enkel religieus doch
ook politiek was.
De massale jaarlijksche vergaderin
gen van de honderdduizende pelgrims
uit alle oorden der wereld te Jeruzalem
was toegestaan. Daarbij ook de invoer
van de aanzienlijke tempelgelden uit
heel het rijk. Sabbath en Sabbath jaar
waren erkend. En terwijl de bezettende
overheid den tempeldienst dier duizen
den dagelijks ongestoord voort liet
gaan, eerbiedigde zij zelfs dat geen hei
den in den eigenlijken tempel een voet
zetten mocht, waar de Jood toch zijn
nationale strijdliederen zong en de ze
loot zijn nationale trots beleefde zonder
één Romein als dwarskijker of luiste
raar. Daarom ook was den Joden van
meet af toe gegeven, dat de stadhou
der slechts voor zeer korten tijd in de
heilige stad resideerde. Zijn gewone
zetel was het verafgelegen Caesarea,
waarmee Jeruzalem tegelijk gevrijwaard
bleef voor eiken heidenschen eeredienst,
die van zelf w.èl plaats vond, bijv. in
Caesarea, waar de Romein eigen reli
gieuse behoeften vervuld wilde zien.
Toen de tot plagen geneigde Pilatus
eerst met zijn troepen ook keizerbeeldjes
binnen Jeruzalem wilde meevoeren,
heeft hij er tenslotte van afgezien. Een
beroep op keizer Tiberius was voldoen
de om vergulde schilden met een aan
den keizer gewijd in schrift te doen
verwijderen. Later is deze kleinzielige
landvoogd verbannen, schrijft Schlat
ter, omdat hij ,,den Romenischen roem
overal den vrede te brengen, schade
heeft gedaan", evenals aan de idee, dat
de Romeinsche macht uitsluitend op
wet en recht gegrond is.
Zoo ook, wanneer de" overpriesters
klachten indienen tegen Paulus bij
Festus, en „van dezen een gunst ver
wachtten ten nadeele van Paulus, ver
langende, dat hij hem naar Jeruzalem
zou laten komen, daar zij een aanslag
smeedden om hem onderweg om te
brengen", dan weigert de heidensche
stadhouder en bewaart den Christen
veilig te Caesarea. Doch wanneer later
deze omkoopbare ambtenaar tenslotte
toch aan de Joden toegeven wil, is een
beroep op' de keizerlijke rechtbank vol
doende, om zich tegen de sluipmoord
der Joden voorgoed te vrijwaren en
komt metterdaad de apostel van Jezus
Christus door Rome's macht in de kei
zerstad vrij.
En heeft ook onze Heiland niet van
het Romeinsche recht als zoodanig niet
Wanneer wij de vraag stellen, welke
houding de christen in deze wereld
moet aannemen, of hij de wereld, haar
geschiedenis, beschaving, cultuur moet
aanvaarden öf verzaken, dan is het wel
uitermate moeilijk hierop een duidelijk
antwoord te geven.
Enerzijds leven wij IN de wereld en
verloopt ons leven IN de geschiedenis.
Of wij het willen of niet willen, wij
hebben deel aan de menselijke bescha
ving en maken de ontwikkeling mee
van de moderne cultuur en techniek.
Wij künnen ons daaruit niet terug
trekken, zonder ons te onttrekken aan
taken, die God ons als Zijn schepselen
op deze aarde heeft opgedragen en toe
vertrouwd.
Anderzijds spreekt de Bijbel er van,
dat wij zoeken de toekomende stad, het
nieuwe Jeruzalem, het betere vaderland.
Wij zijn op aarde de vreemdelingen en
bijwoners. Wél in de wereld, maar niét
VAN de wereld.
Wij moeten tal van dingen aan de
„de heidenen" overlaten, van wie ge
zegd wordt, dat zij zich druk maken
over „voedsel en kleding". Dat „zoe
ken" de heidenen. Maar gij „zoekt
eerst het Koninkrijk Gods".
Aan de ene kant hebben wij de op
dracht om deel te nemen aan de cul
tuur een opdracht, die God al in het
paradijs heeft gegeven onderwerpt de
aarde Bouwen en bewaren is Uw
taak Maar nauwelijks werpen we ons
dan goeds ondervonden
Tot viermalen verklaart de rechter
Pontius Pilatus tegenover de valsche
Joden Ik vind geen schuld in Hem.
Wél een bewijs voor wat Jezus' dienst
knecht later zou schrijven „Wilt gij
zonder vrees voor de overheid zijn
Doe het goede, en gij zult lof van haar
ontvangen Zij staat immers in dienst
van God, u ten goede". Dat de Heiland
in 't laatst toch ter dood werd verwe
zen, lag niet aan Rome, doch aan het
slappe karakter van den landvoogd èn
aan Jezus' wil tot het kruis.
Dat straks bijv. Jakobus gedood
wordt door Agrippa I, kleinzoon van
Herodes den Groote, bewijst eens te
meer hoe on-veilig het voor de kleine
Christelijke kerk was onder het regime
der Joden, wier godsdienst deze schijn
vrome Agrippa beleed en wier gunst hij
zocht te behouden door de Christenen
te vervolgen, als afkoopsom voor zijn
meedoen aan heidensche vertooningen.
Het waren ook tóén nog niet de hei
densche Romeinen, die de Christenen
vervolgden. Wanneer dit later het ge
val zal zijn, zal de taal der apostelen
ook een andere worden, blijkens het
boek Openbaring, dat in een onrustiger
tijd geschreven werd dan waarin Pau
lus zijn epistel aan de Romeinsche ge
meente schreef.
Afgezien dus van de vraag, hoe wij
ons thans op andere gronden verhou
den tot de nu ons tijdelijk bezettende
macht, lijkt mij een verwijzing naar
Romeinen 13 niet juist.
Ten eerste niet, omdat de achter
grond van wat daar werd aanbevolen,
een geheel andere is nl. een voor goed
gevestigd gezag, dat in afzienbaren tijd
niet te veranderen viel, noch naar het
oordeel der Romeinen, noch ook naar
dat van den apostel.
Ten tweede, omdat voor Paulus reeds
vast stond, wat iedere nieuwe overheid
juist te bewijzen heeft, dat het der kerk
,,ten goede" kwam. Wie dezen Schrif
tuurlijken eisch uit het oog verliest, zou
zelfs onderwerping aan een bolsjewis
tische regeering prediken om Gods wil
Maar hoe zou wie Spanje's gezag af
zwoer om Gods wil. zelfs een begin
kunnen maken met de erkenning van
een duidelijk anti-Christelijke macht als
die der bolsjewiki
In moeilijke dagen als deze zie men
er de Schrift maar op aan en zijn eigen
klinkende munt Zóó alleen geeft men
naar Jezus' woord ook Gode wat Gods
is, voor Wien alleen te buigen de lust
is van elk waarachtig Christ-geloovige.
Tot zover mijn artikel van 10 augus
tus 1940.
Achteraf begrijp ik niet, dat mijn blad
reeds toen niet verboden is, gelet voor
al op mijn wenk men zie er zijn eigen
klinkende munt maar op aan zinspe
lend op de beeltenis van onze in Enge
land vertoevende koningin.
Bennekom. D. J. Couvée.
met alle macht op de vervulling van
deze wereldomvattende roeping, om
alle mogelijkheden die de schepping in
zich bergt tot ontplooiing te brengen,
of we horen de stem van de Heiland
zeggen dat we „alles verlaten" moeten:
akkers en huizen en wat ons in de we
reld maar ter harte gaat. „Bedenkt de
dingen die boven zijn, niet die op de
aarde zijn
Hoe komen wij hier uit Het schijnt
dat wij voor een onoplosbaar raadsel
staan. De Here eist onze volkomen toe
wijding aan ons gezin, aan ons werk,
een deelnemen aan geschiedenis, be
schaving, cultuur. En dan weer rukt Hij
ons er uit los met Zijn „Volg Mij
„Wie iets ter wereld liefheeft boven Mij
is Mijns niet waardig." „Wie achter
Mij wil komen, die verloochene zich
zelf, neme zijn kruis op en volge Mij..."
Toenadering tot de wereld èn zich
afzetten tegen de wereld, verzaken van
de wereld strijden om de voorrang.
De verhouding van de christen tot
de wereld schijnt een ongelukkige liefde
te zijn. Nu eens voelt de christen zich
tot de wereld aangetrokken, dan weer
keert hij er zich welbewust van af. Bei
de malen doet hij dat in naam van zijn
christen-zijn.
Wij raken hier aan vragen, die men
als een erfenis van de middeleeuwen
zou kunnen beschouwen. Toen kende
(Naar aanleiding van een
Rede van Prof. Dr. M. C. Smit
over Cultuur en Heil")