Van de wijde, ruige Heide Veel vertroosting Televisie Kleine Vossen Nu ik toch in Rotterdam was, ben ik maandagochtend natuurlijk op zoek naar Axelaars gegaan. Ik zette mij daartoe tijdig bij de in gang van het Beursrestaurant aan 'n tafel, waar reeds 'n onmiskenbare er- repelkoopman te roken en te niksdoen zat. Lang duurde het niet, of ik was op genomen in 'n grote kring van jongere en oudere handelaars. De laatstaange- komene stelde zich voor, zózeer leek ik blijkbaar één der hunnen En de ,,13 cent, 13]/2, 2000 ton, 10.000 ton naar Duitsland, ja, en dan komen de tran sportkosten er nog bij Hij wou me maar ik zei natuurlijk nee Ja, natuurlijk, de boere houwe ook vast..." Het leek of ik weer op de zaterdag- markt liep of toehoorde in Pays Bas in Terneuzen, waar ik mijn mensenkennis nu en dan trachtte te verbeteren, met het oog op mijn catechismuspreek over de wet. „Je kijkt nogal somber", waagde ik tegen de jongste, die inderdaad niet erg vrolijk keek. Hij rookte ook niet, zoals de oudere, door de wol geverfde heren, die al 's eer 'n stootje hadden gehad. „Geen wonder, zei ie, 't is nog al niet slap." „De Gaulle vroeg ik. „Wablief „Heeft Frankrijk d'r schuld an Uit voer stopgezet Inwendig lachte ik bij deze opzette lijk onnozele vraag. Zie jullie de M's uut Axel wel 's Ja die kenden ze. „Bedoel je de jonge Die zal wel al boven zijn." Nu zullen niet alle lezers weten, wat dit betekent. Het zóu zelfs, in conven tikel-kring iets heel stichtelijks kunnen beduiden. In het jargon van deze beurs bezoekers wilde het zeggen die is al op de Beurs. Die ligt nl. minstens 'n meter of acht boven het beursrestau rant. Ik heb later nog de moeite genomen mij naar „boven" te begeven, maar géén M„ géén C. Ook mijn oud-gemeentelid uit R'dam, vertegenwoordiger van de graanhandel van de Pol, had niemand uit Axel ge zien. En, zo keerde ik, wat teleurgesteld huiswaartsstaande in 'n overvolle tram. Wat 'n genot, zo'n stad Wat missen we op onze hei dan veel Maar, ik had tenslotte toch weer 's 'n bad genomen in die oude"' vertrouw de sfeer van bintjes en allerhande soor ten patatten en piepers Zo blijf je bij. Om weer op andere manier „bij" te blijven, heb ik bijna avond aan avond naar de televisie getuurd. Turen, dat doe je. Op 't eind doen je ogen zeer, je rug is stijf en je hebt je natje laten koud worden. Was ik dan zó geboeid Ja, nu en dan. Daar was allereerstde Gaulle Wat 'n man Ofschoon verantwoordelijkheid voor heel het Westen op hem drukte, leek hij minder nerveus dan ik zelf elke zon dag op 'n preekstoel. Natuurlijk was hij wel gespannen. Maar wat 'n man Ofschoon zijn rede voor hem lag en vervolg van de Vlaamse Gaai meerdere vergadering uitgesproken), voordat de betreffende kerkeraad zelf kans tot overleg in eigen kring had ge had daar gaat ook de man, die meen de niet genoeg op de bres te kunnen staan voor de handhaving van het ver bond in zijn volheid en die overal ge varen zag van uitholling daar gaat de man, die het gezag der meerdere ver gaderen heeft trachten op te vijze len of te funderen daar gaan zij, die het wereldmonopolie der Vf. een on misbaar goed achtten en anderen, die hier het verderf zagen losbreken, enz. Terwijl dezen gaan, blijven de ande ren achter, gebukt onder vele zorgen, doordrongen van de ernst hunner zaak; intussen verschralen de kerken en de rimpels in de gezichten worden dieper, schorsingen blijven gehandhaafd, be zwaarschriften als van ouds afgewezen, men hoopt op samensprekingen, terwijl men op hetzelfde moment de bezwaar den in eigen kring terugwijst. Wat wil men Geen schorsingen opheffen En toch verenigen Over secundaire kwesties kibbelen en de grote niet aan kunnen Wil men de mug uitzuigen en de kemel doorslikken? hij de eerste volzinnen leek te lezen, liet hij weldra zijn papier voor wat het was en sprak geheel uit het hoofd. Of, zoals de Fransen het zoveel mooier en in dit geval zeker juister zeggen uit het hart. Hoe kwam het nü vooral op élk woord aan Hoe riskant iets te veel, iets te wei nig, iets te scherp, iets te zacht te spre ken. Maar hoewel hij 'n heel enkele maal even scheen te zoeken naar 'n woord, hoe beheerst, hoe fier, hoe waar dig, hoe volkomen zéker, bezwoer hij alle Fransen, heel het leger toch om het heil van héél Frankrijk te denken en te gehoorzamen aan de souvereine wil van het vaderland, in hém, de Gaulle, ge presenteerd. Het was aangrijpend, in elk opzicht voortreffelijk. Voortreffelijk ook als specimen van de hoge waarde van die gave Gods de televisie. Heel de wereld haast kon deze his torische gebeurtenis mee zien èn horen, zoals dat vroeger nimmer mogelijk was. Voorspel van alle oog zal Hém zien Hier geen bevrediging van lagere sensatielust. Hier 'n roep tot allen om mee te streven, mee te bidden voor het behoud van de vrede, ofschoon de Gaulle het zelf niet met zoveel woorden zei dit was 'n oproep tot gebed Tegelijk heb ik hiermee het zwakke punt in „de" televisie aangeraakt. Want zo doelmatig als deze uiterst vernuftige vinding zich op zulk 'n be slissend moment in de wereldhistorie bewijst, zo nutteloos, geldverspillend, voor velen schadelijk, schijnt mij heel wat in de verdere programma's van dit kostbaar cultuurprodukt. Ongetwijfeld, eergisteren heb ik nog genoten van 'n kinderuurtje, waarin na het jeugdjournaal, de kinderen werd voorgedaan hoe 'n schimmenspel zelf te maken, om tot slot zo'n spel boeiend te vertonen in „het behulpzame kamer tje". Het was dan ook de K.R.O. die dit gaf en die reeds eer mijn instemming verwierf, door, wat „de" Televisie ge schikt achtte reeds voor de leeftijd van 14 jaar, nadrukkelijk slechts goed te achten voor 18 en daarboven. Zelf boven de 18 moet ik bekennen, dat de film een vrouw aan boord, in mijn oog 'n onbetekenende draak was. Hoe gevaarlijker het schip rolde, slin gerde op de wijde zee, hoe erger de vrouw aan boord droop van overslaan de golven, hoe meer mij de doorzichtige trucs hinderden van dit in handloze, langdradige stuk. Dit juist blijft mijn bezwaar, nu niet op grond van wat ik van anderen hoor de, maar uit eigen toetsing van de fei ten de avonden moeten nu eenmaal vol van 8 tot 10 of 11 uur soms. En daarvoor heeft men zeer onvoldoende, waardevolle stof. 'n Toespraak van de Gaulle, Prins jesdag, 'n begrafenis van 'n paus, 'n huwelijk van „prinses" Gracia, zijn bij zondere gebeurtenissen, uitzonderingen, die voor vele mensen de moeite van het kijken waard kunnen zijn. Want wat 'n kostbare avonden gaan er aan heen. En men kan wel zeggen kijk dan niet. Maar de massa zal, in plaats van 'n goed boek te lezen, 'n gesprek te voeren, zich toch telkens weer laten verlokken te kijken naar ballet, kunst- Het lijkt of de wereld, ook de kerke lijke, in een kramp ligt. Wij zien het bij de proffenbenoemingen. Wat de vrijgemaakten betreft denk ik aan de benoeming van Prof. Kamphuis, de fel le verzetsstrijder tegen onze kerken, bij ons denk ik aan Ds C. v. d. Woude, praeses van de Synode, die straks over zijn toga de A.O.W.-penningen mag dragen, waarborg voor de continuïteit van de huidige gang van zaken. De Christelijke Gereformeerden brengen het er niet beter af. Ik denk aan de onmogelijkheid om de nieuwe vertaling van de Bijbel in te voeren, daar deze Gods volk niet ligt, volgens een min derheid. Om dit alles en nog veel meer ko men we geen stap verder en wij kun nen ook niet. Wij willen van alles, maar wij bereiken niets, want we vegen alle maal ons eigen straatje schoon. We staren bij gelegenheden over de doods- lijn, waar „vrijgemaakten", „synoda- len", „Chr. Gereformeerden" gedwon gen samenwoning zullen hebben, zij die de banbul tekenden en zij die afgezet werden samen feestvieren op de brui loft des Lams. J. B. v. M. rijden enz., telkens weer het zelfde. Zelfs 'n zeer geslaagd marionettenthea ter als Bert Burgman vertoonde van Paljas, waarbij beroemde stemmen klonken, zou ik in geen jaar opnieuw willen horen of zien. Onbegrijpelijk hoe elke beweging van mond en arm en hand, van héél de kunstig gesnede en aangeklede pop volkomen gesynchroni seerd bleek met muziek en zang. Ter wijl de grappige poppen eer de lachlust konden opwekken en de Italiaanse tekst uiteraard voor de meesten onverstaan baar was, bleef men geboeid, nu en dan bepaald gespannen luisteren, leek het stijgend verdriet van Paljasso echt, hoe veel echter dan de klachten van Lilli Palmer in „de laatste dochter van de Tsaar", waarop de N.C.R.V. ons ver gastte. Knap spel van deze Lilli Palmer, maar geen moment heb ik, veronder steld Anastasia leeft werkelijk, het tra gisch lot van deze „geredde" tsaren- dochter mij voelen doorsidderen. Al da delijk bij de wanhoopssprong in het wa ter, deed het mij niets. Je dacht mis schien drijft er wel 'n houten pop in plaats van 'n mens. Zo zou ik kunnen voort vertellen uit die week van kijken naar de televisie. Resumerend zeg ik 'n duur, kost baar, slechts nu en dan tot heden goed benut apparaat, dat voor eenzamen heel wat afleiding geven kan, vooral na 'n vermoeiende dag. Maar ook 'n gevaar voor groot en klein om avonden te ver spillen, die aan 'n boek veel beter zou den zijn besteed. Ook de K.R.O. viel mij later tegen met 'n tijd-verkoeiende film. Toneel, ballet, opera en cabaret, tot voor kort voor onze kringen contraban de, worden thans via de televisie te kust en zónder keur onze huiskamers binnen gebracht. Wij doen volop mee „Kom, ga met ons en doe als wij", dat wij eens de wereld toezongen, ver stomt voor de vele, véle stemmen van de grote K en nog meer kleine k. Want dat schiet me nu opeens te binnen ook de dagsluiting viel mij bitter tegen. Althans déze was èn te litterair èn te critisch tegenover 'n pas gedane uitspraak van 'n Amsterdamse rechter. Neen, dan heb ik wel eens an dere vrij-evangelische predikanten ge hoord eenvoudig en warm. De R.K. aalmoezenier leek het m.i. dan ook naar inhoud en vorm veel beter geslaagd. Van de preek van prof. Berkouwer, die heel goed moet zijn geweest, heb ik zelf helaas niets kunnen horen, omdat ik zelf het Woord had te bedienen op dezelfde tijd. In de laan, waar vrijwel huis aan huis de televisie aanstond, werd vóór de aanvang van de kerk dienst reeds, prompt, het toestel afgezet. Niet om naar de kerk te gaan. Is het nieuwtje er nu reeds af Bennekom. D. J. Couvée. Nu begrijp ik meer dan ooit, wat het betekent, dat in de „gelijkenis van de zaaier" sprake is van de distelen, die het ontkiemend zaad verstikken. Deze distelen zijn dan de zorgen, de be kommernissen, de beslommeringen, de alles-in-beslag nemende drukte der be levenissen. Nu begrijp ik dat beter dan ooitTwee zondagen heb ik gezeten onder 't gehoor van stadspredikanten en ik dachtjullie zijn knappe leraars, wanneer je mijn ziel beroeren kunnen, gezien de dikke haag van distelen, die over de akker mijns levens golfden. In derdaad, het zag er wanhopig-triestig uit op het veld van mijn ziel, zó vol, zó bezet met veelsoortige beslommerin gen, die een Huwelijk met zich brengt. De herinneringen aan het verleden, de bonte stoet van opdringende gedachten aan veeljarige belevenissen van vroe gere vreugde, doorleefde moeilijkheden, telkens wisselend lief en leed, uitein delijk afgebroken draden van levens geluk, ze waren niet te stuiten. Ver volgens de herinneringen aan allerlei tekort in gezin en ambtswerk, de veler lei verbroken contacten met hen, die door familie- en kerkbanden aan ons verbonden waren, ze deden mijn ge voelens pijnlijk aan. Voorts kwam dan dwars door al deze bekommernissen de nieuwe, verse vreugde van hernieuwde liefde, nieuw oplichtende toekomst-ver- wachtingen, hersteld huiselijk geluk, saambindende gezinsvernieuwing, dat alles woelde en gistte in het bewogen gemoed. Voeg daarbij de door mij te voren niet ingedachte beslommeringen rond de huwelijksvoltrekking, een bijna niet- affatende stroom van bemoeienissen en vermoeienissen van bezoeken, visite's, kennismakingen, toerusting van kleding en huisraad en alles wat een bescheiden en toch blijde bruiloft aan voorberei ding vergt. Inderdaad, het gevaar van de door nen en distelen was groot, zó groot, dat al mijn gedachten er door in beslag dreigden genomen te worden. Dus zat ik in de kerk in de Domstad en was benieuwd of de predikers het zaad des Woords zouden laten triumpheren over het warkruid mijns harten. Toen dacht ik aan de hoorders in eigen gemeente, hoe deze dikwijls onder niet minder beslommeringen gebukt, onder mijn kansel zullen zitten en dat de vossen van allerlei drukkend leed, veelsoortige zorgen, bekommernissen omtrent gezin en zaak, huis en huwe lijk, de wijngaard van het bloeiend geestelijk leven belagen. Maar gelukkig, ik heb ook bemerkt, dat de zeis van 't levende Woord Gods de distelen kunnen afmaaien en dat de predikers, zonder iets van al die be lemmerende levensverwarringen te we ten, door een eenvoudige, onopgesmuk te, maar wel gerichte Woord-bediening 't bijna afgesloten en door distelkruid overtogen hart kan bereiken, kan ster ken en troosten. Ik kreeg geen hoge dunk van de pre dikers, maar wel van de prediking, nog meer van 't Woord Gods zelf en vatte daardoor nieuwe moed om aan ieder mens, in welke alles door verstikking en versterving bedreigende distelnood hij zich ook bevindt, 't alles doordrin gende Woord des Heren te mogen ver kondigen. Het was me goed in de Dom stad en zag daar de vos „twijfelmoedig heid", die 't hart van de panter beslui pen kan, op de vlucht slaan, met de verheuging dat de distelhaag van mijn hart gekapt werd. En nu we gaan D.V. „nu samen" 't Zeeuwse akker veld weer op. Uit 't oude-Vossenland. Als je pas dominee wordt, begin je je werk met jeugdig enthousiasme. Ein delijk heb je dan de eindstreep bereikt. In de meeste gevallen wel niet de eind streep van de academische studie, maar dan toch die hoogte, die het begin mag zijn voor de aanvaarding van het ambt. En dit station zullen de meesten toch zeker niet bereiken dan na twaalf of dertien jaar van ingespannen arbeid na de lagere school. Het „eindelijk" is dus wel gerechtvaardigd. Het is dan zover. De jeugdjaren gin gen voorbij, een aardig kapitaaltje werd verbruikt, er is hard gewerkt en veel gebeden, maar nu ligt de weg open. Wie herinnert zich niet dat rijke mo ment, als je daar geknield voor de kan sel ligt en je bij handoplegging tot de heilige dienst in 's Heren kerk wordt toegelaten. Nuchtere Westerlingen hechten niet zoveel aan ceremoniële en zinnebeeldige handelingen, maar ik ben blij, dat die handoplegging toch maar gebleven is. Of het nu een in de dienst vergrijsde dienaar is of een studievriend, die toe vallig een paar maanden vroeger tot het ambt kwam, die de handeling ver richt, het doet er niet toe, maar in die handoplegging zie ik iets van de mede deling van de ambtelijke gave en ik twijfel niet, of velen zal het in vaak moeilijke tijden tot grote vertroosting zijn geweest. Dat ambtsbewustzijn is schoon en ook broodnodig, al zal er van ambtshoog-. heid geen sprake mogen zijn. Maar laat elke dominee zich maar gerust een ge roepene en gezondene weten, om de boodschap van 's Heren wege te bren gen. Het zal hem sterken tot zijn dienst en hem vaak ook de vrijmoedigheid ge ven in gevallen, waarin hij anders stel lig zou moeten denken waar haal ik de vrijmoedigheid vandaan Als je wat ingeschoten bent in je werk en de gemeente wat leert kennen, merk je natuurlijk wel eens dingen, die niet recht zitten. Want wat er bij de kennismaking ook van je a.s. gemeente voor goeds gezegd is, je merkt al spoe dig, dat het ook een strijdende kerk is. En dan denk je „daar moet ik eens iets van zeggen, daar moet ik eens over preken". Met de stellige overtuiging, dat het wel helpen zal en de ongewens te dingen als met één slag verdwenen zijn. Maar dan komt de teleurstelling. O ja, de mensen hebben goed geluisterd, beter dan gewoonlijk. Ze hebben ter dege gemerkt, dat de dominee echt eens iets te zeggen had en bij de koffie is de opmerking gemaakt „nou, nou, hij durft het te zeggen". Maar meen nu niet, dat de wolkèn nu meteen van de hemel zijn. Je kunt datzelfde nog wel honderdmaal zeggen,

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1960 | | pagina 2