van de Vlaamse Gaai Van de wijde, ruige Heide h&t Sohassp est SSraosimos Er staat een belangrijk jaar voor ons, als God ons het leven geeft. Natuurlijk, elk jaar is belangrijk, maar in kerkelijke zin heeft het komen de jaar grote betekenis voor de eenheid met andere Gereformeerden. Allereerst zijn er twee bezwaarschrif ten ingediend bij de Generale Synode, die na de terzijde stelling van de „Ver vangingsformule" van het hoogste be lang te achten zijnzij betreffen de wering uit het ambt van candidaat Schilder en de afzetting van Prof. Schilder. Het belang van deze behandeling ligt voor de hand. Zou hier van de Synode enkel een afwijzend antwoord komen, zoals tot nog toe steeds het geval is ge weest, dan behoeft men van verdere pogingen tot hereniging niet het ge ringste heil te verwachten. Dan is de opheffing der omstreden formule be paald nog niet waardeloos, want binnen onze kerken is dan toch een twistappel weggeruimd, maar het grote doel, dat de hereniging naderbij zou kpmen, blijft dan menselijkerwijs gesproken een illusie. Maar anderzijds moeten we niet on derschatten hoe moeilijk het voor een Generale Synode zal zijn een positief, toenaderend woord te spreken. Deze moeilijkheid zit niet alleen vast op de starre, vaak ook fanatieke hou ding, die in vrijgemaakte kring open baar wordt. Eigenlijk heeft onze Gene rale Synode daar betrekkelijk weinig mede te maken, maar de moeilijkheid lijkt me te zitten op een tezeer gebon den zitten van afwijzende uitspraken van het verleden. Toch mogen wij de moed niet opgeven. God kan hier de wijsheid geven om na A ook B te zeg gen. Bij Hem is niets te wonderlijk. Ik voor mij zou de leden der Synode, die durven te zeggen ,,wij hebben ons ver gist en ten onrechte geweerd" en die de op een kier staande deur voor de vrijgemaakten geheel willen openzetten gaarne eren en daarvoor al het bittere leed, dat ze veroorzaakt hebben, gaarne willen vergeven en zoveel mogelijk ver geten, hoewel dit laatste nooit geheel zal kunnen, omdat de lidtekens er voortdurend van blijven getuigen. Maar men kan er toch achteraf vrede in vin den, dat de Here de weg van kerk en mens zó heeft geleid, dat men een rechte slag ziet veroorzaakt door een kromme stok. Dit is dus al een zeer belangrijke zaak voor ons kerkelijk leven. Er is echter een tweede, die hier nauw mee samenhangt. Onze kerken zullen zelf ook moeten worden voorbe reid op het eventueel terug ontvangen oftewel weer samenleven met de vrij gemaakte broeders en zusters. Naar ik meen is voor deze toeberei- dingsarbeid alle reden. In de eerste plaats is er een groep leden, die nog maar heel zuurtjes de ommezwaai van de Synode kan volgen. Het is voor mensen, die voor de diverse formuleringen en toelichting en nadere verklaringen van 1905—1946 op de bres gestaan hebben met volle overtui ging een zware voltreffer geweest, dat al dit werk in een slag is weggevaagd. Dat zij dit nog niet allemaal opeens verwerkt hebben, kan ik me levendig indenken. Verschillende kerkleden heb ben zich de nieuwe situatie nog niet geheel eigen gemaakt en naar mijn in zien ook verschillende figuren, die ge roepen zijn leiding te geven. Dit open baart zich, zover mij bekend, niet in bezwaarschriften of rechtstreekse be strijding. Er zijn echter wel twee andere uitin gen mij opgevallen enerzijds een nei ging tot ongeschreven bindingen, die in de lijn liggen van wat eens de ver- vangingsformule was en anderzijds de neiging om de reacties der vrijgemaak ten als zeer teleurstellend en huivering wekkend voor te stellen, alsmede om de voorstanders van afschaffing aan te duiden als optimisten, die in de waan zouden geleefd hebben, dat na ophef fing niet anders dan uitgestoken armen naar ons uitgestrekt zouden worden. Ik ben van mening, dat er een heel ander gedachtenklimaat overwegend moet zijn. Wij moeten ingesteld raken op een voorstelling om het zwaar ge schokte vertrouwen moeizaam te her stellen en het wantrouwen bij de an deren en bij ons zelf te overwinnen. Er is een andere reden van toeberei ding op hereniging. Wij zullen, als wij elkander ontmoeten, elkaar niet terug vinden, zoals wij elkander hebben ver laten. Ik ken broeders, met wie ik vroe ger, ambtelijk, op de allernauwste en allerhartelijkste en vertrouwenvolle wijze heb samengewerkt, doch nu zijn we zover vaneen gegroeid, dat onze ar men tekort zijn om elkander een hand te kunnen geven. Dan is te rekenen met het feit, dat ik allicht behoor tot die genen in onze kerken, die geacht kun nen worden het minst ver van hen ver wijderd te zijn. In de jaren, waarin wij gescheiden waren, hebben zich diepe sporen getrokken in het denken en in het beleven en benaderen van veel vraagstukken. Bitterheid en zich-af-zet- ten, teleurstelling en allerlei dergelijke diep in het emotionele leven doorwer kende factoren hebben daarin een rol gespeeld, maar er spelen ook nog altijd heel oude historische grieven mede, zo als het doen en laten van onze Generale Synoden met de Theologische Hoge school. Deze en dergelijke dingen gaan m.i. nieuwe kracht krijgen, als van vereni ging werkelijk sprake gaat zijn. Ik heb nog niet genoemd de uitwer king van de schorsingen op veler ge dachtenklimaat. Men kan zeggen„Waarom hier over gedacht, want van hereniging komt toch niets Ik hoop op dit laatste terug te mogen komen. J. B. v. M. Nieuwjaarswensen. Bij de jaarwisseling wordt bij énke len der allergrootsten geïnformeerd, wat zij van het nieuwe jaar verwachten. Ongevraagd spreken hoofden van staat hun goede wensen voor het komende 1960 uit. Koffiedikkijkers en -kijksters van wereldreputatie en daarom peperduur, voorspellen in voorname weekbladen wat de toekomst brengen zal, naar het oud-Grieks recept van de Pythia, in dubbelzinnige bewoordingen, zodat zij èn bij dooi èn bij vriezen altijd nog wel groot gelijk en 'n hoog honorarium krij gen. In onze demokratische tijd interviewt men ook de man of the street, de toe vallige voorbijganger, de kellner uit het chique restaurant zowel als de „Jan" uit 'n kroeg of het dienstertje uit '11 cafetaria, de huismoeder met en zonder veel kinderen, de beursman en zijn lift boy, de dokter en de tandartsassistente. Las u ooit, dat men 'n dominee bij de jaarwisseling ondervroeg Misschien ook daarom nooit, omdat de journalist van christelijke en on christelijke pers toch niet veel anders verwacht dan'n bijbeltekst. Inderdaad, daarmee traden ook nu op nieuwjaarsmorgen wel niet alle, maar toch heel veel dominees op, die op oudejaarsavond, terwijl vrouw en kin deren onder punch en gebak vrolijk grapten, nop op zijn studeerkamer zwoegde, om de laatste hand te leggen aan de al te haastig ineengetimmerde nieuwjaarsmorgenpreek, totdat de jong ste van zijn spruiten als afgevaardigde der ouderen naar binnen viel met kom nou toch vader, 't is net zo gezellig en hij zich dan maar liet overhalen. Met licht-kloppend hart waagt hij zich tus sen radio- en eigen gezinsrumoer, mo gelijk nog met zijn preekboek je in de linkerhand, in de rechter 'n saucysje, tot één der kinderen roeptdoe dat ding nou 's weg daarmee niet doelend op het saucysje Daarom, nu ik in het zeldzame geval verkeer van op nieuwjaarsochtend eens niet te moeten preken en ik dan ook geen preek mét gebak hanteerde in de oudejaarsavondkamer, ènomdat ik toch wat schrijven moet, eens onge geneerd enkele bij mij opkomende nieuwjaarswensen aangeboden. Zo maar lukraak. Het eerste, dat mij te binnen schiet, is de hartelijke wens, dat onze generale synode, met grote dank voor al het geploeter voor nieuwe en bijgevijlde gezangen, eenvoudig 'n flinke keus zal doen uit de bestaande bundel van de nederlands hervormde kerk, opdat we straks niet allerlei verschillende liederen zingen en het op onze christelijk-natio- nale scholen 'n chaös wordt. Ik moet nu al, wanneer ik op de preekstoel eindig met 'n gezang, zelf het boekje in mijn hand houden, omdat de mij uit mijn hervormde kindertijd vertrouwde liederen hier en daar in 'n enkel woord m.i. onnodig en niet altijd fraaier gewijzigd zijn Ik ben het hierin met ds Lammens eens 'n keus uit het vertrouwde en niet al te critisch. Ik heb een 'n zeer critisch ouderling horen spotten met 'n uitdrukking in 'n gezang, dieprecies zo in de bijbel bleek te staan Misschien omdat ik daareven 'n re monstrants predikant voor de V.P.R.O. heb gehoord, spreek ik als tweede wens uit, dat in 1960 voor de microfoon van de N.C.R.V. evenals van af ónze kan sel, minder plat, minder met al te dui delijk regionaal accent gesproken wor de. Waarom kan „de wereld", waarom kunnen „vrijzinnigen", waarom kan zelfs de rooie V.A.R.A. uitgezon derd Mr Burger beschaafder Neder lands spreken dan al te velen, zelfs voor onze radio, met 'n spraak die soms riekt naar benauwde bloemkoollucht uit de keuken De Brabantse en Limburgse pastoors maken het misschien het bontst, hoewel sommigen hunner toch weer iets sappigs kunnen hebben boven de ronduit infame uitspraak in en om bijv. Rotterdam of Amsterdam. En wat 'n lust bijv. weer om de om- roepster van de K.R.O. te horen Dan volgen gereformeerde bonds- dominees niet alle en onderschei dene christelijk-gereformeerde broeders, in soms weinig gewijde uitspraak. Ongetwijfeld, de eerste Pinksterpreek werd gehouden in onvervalst Galilees. En slaagde nog ook, dank zij de we reldtaal-scheppende heilige Geest. Maar waarom zouden we na twintig eeuwen christendom nog Galilees spre ken Iets beter spreken velen in onze ker ken, maar, zoals ik al schreef toch ve len nog met '11 bargoens dialect óf on natuurlijk, geaffecteerd, om het nu eens extra mooi te doen. Bij het A. N. Pee was er ook zo'n Haegse meneer, die gelukkig maar de bienen heeft genomen. Het best zijn m.i. sprekers als pro fessor van Ruler voor de A.V.R.O. en van Stempvoort, natuurlijk, zuiver en zeer persoonlijk van timbre. Maar ook de remonstrantse predikante, mejuf frouw Westerouen van Meeteren mag door onze theologische studenten wel eens beluisterd, hoe men onze schone taal hanteren moet. Waarom nemen de heren bij haar of 'n ander niet tijdig les Geen wijn in dikke bierglazen, maar in kristal en elke wijnsoort in ge- eigend glas Jammer dat ook onze prin ses Wilhelmina niet elke week nog eens voor de radio spreekt hoe natuurlijk, hoe zuiver en warm '11 Volgende wens zou zijn, dat vele misleide „vrijgemaakten" zich vrij maakten van hun tot aan de nek ge bonden kerken èn scholen èn politiek en dat ook wij gereformeerden van de Al liggen er een paar weken tussen, ik mag misschien nog even terugkomen op wat in de Korenbeurs te Goes be sproken werd. Misschien herinnert U zich, dat de heer Gilhuis zijn betoog in drie punten had samengevat. Over de nieuwe for mulering van de doelstelling heb ik het gehad, ik heb ook iets gezegd over „Jong Gereformeerd" en nu zou het niet aardig zijn, als het derde punt in doof pot bleef. Dat derde was dan de methodiek. Het was nauw verwant aan de bespre king van „Jong Gereformeerd". We hebben wel begrepen, dat het bondsbe- stuur zijn uiterste best doet, om steeds weer de juiste methode te vinden, om de jeugd te binden aan Schrift en Be lijdenis. Steeds weer opnieuw wordt getracht, de juiste methode te vinden, om de jeugd dat wat tot haar opbouw dienen kan, zó op te dienen en voor te schotelen, dat het smaakt en dat onze jonge mensen het ook in zich opnemen. Of ze het ook verwerken, zodat het tot hun geestelijke wasdom strekt, is altijd weer ,een andere vraag. In dit opzicht staat het met de leiding en de vorming van de jeugd gelijk met alle andere geestelijke arbeid. Óf het gestrooide zaad ontkiemt èn vrucht gaat' dragen, staat niet aan ons. Het zal in toebereide aarde moeten vallen en het moet nat gemaakt zijn door de dauw des Geestes. Maar dat ontslaat ons niet van de roeping om het beste te geven, wat wij te geven hebben. Steeds weer hebben we met ernst ons er op te be zinnen, of we zó wel spreken naar het hart. Ik bedoel dat niet in verkeerde zin. Want een „spreken naar het hart" kan ook beslist foutief zijn. Het zal elke do minee en elke jeugdleider geraden zijn, ook wel eens niet naar het hart te spre ken. Er moet ook heus wel eens iets recht gezet worden, er moet wel eens kiekeboe-spelende formule ons allen, hart voor hart, bekeerden tot ons enig Middelpunt, Christus en die zich offe rend voor onze zonden, om voortaan allen iets voorzichtiger te zijn met het uitgeven van ónze inzichten, ónze oor delen als regelrechte, feilloze openba ring Gods. Ik zou voorts wensen, dat er nóg hartelijker gebeden werd, ook in de huiskamer, voor mannen als Eisenho wer, Adenauer, de Gaulle en zovele anderen, ook voor onze eigen Luns, die in 1960 zo zware verantwoordelijkheid te dragen hebben voor ons, „gewone" burgers. En tenslotte wens ik, dat men eens ophoude het gezag onzer ongetwijfeld feilbare kerkelijke vergaderingen, met name dat onzer generale synode, te on dermijnen. In elke gemeente is er wel zo'n dwar se, die beweert, dat het altijd maar weer dezelfden zijn, die in de kerkeraad wor den gekozen, ook al is de saamstelling na enkele jaren reeds totaal gewijzigd. Maar als hij, als zijn groep er maar in zat, dan zou je eens zien hoe moge lijk aan een brutale minderheid het ge heel spoedig kapot zou gaan. Hoe dikwijls is reeds met de cijfers bewezen, dat ook onze generale syno des voldoende doorstroming kennen en dat bij onze volkomen vrije verkiezing het kerkvolk in zijn onderscheiden nu ancering weerspiegeld wordt. En maar mopperen op die professoren, alsof deze malcontenten het beter zouden kunnen dan de knapsten alsdoch laat ik geen namen noemen. Maar als mijn mening, mijn groep niet zegeviert, ja, dan deugt er niet veel van en dan krijgen vooral de slechts adviserende en niet altijd aanwezige le den de schuld. Zelf ben ik het ook niet steeds eens met de gang van zaken of de besluiten van 'n synode. Hoe zou dat ook altijd kunnen Maar, als ik vergelijk de be sloten zittingen van de hervormde syno den en de doorbraak-heerschappij daar en de openlijke gang van zaken bij ons, dan dank ik God, hoe gebrekkig alle kerkewerk ook blijft, voor onze hoogste vergaderingen en voor mannen als maar laat ik ook nu liever geen namen noemen. Liever wens ik onze zittende synode uit de grond van mijn hart, wat wel eens tot 'n gedrukte formule lijkt verworden, de leiding des heiligen Geestes toe. En héél Christus' soms lauwe kerk iets van de offerbereidheid der bezielde communisten, op weg naar het nieuwe Jeruzalem Bennekom. D. J. Couvée. iets afgebroken worden, ook heilige huisjes soms. Wie waarlijk bouwen wil, moet op z'n tijd zich niet ontzien, ook als sloper te worden aangezien. Maar dan toch altijd zó, dat het nut van dat slopen wordt erkend. Dat het slopen wordt verricht door bekwame en vaar dige hand en dat gevoeld wordt, dat er een liefdevol hart in klopt. In heel deze arbeid moet het hart spreken. De leiding moet dat kloppend, jonge hart verstaan. In deze zin moet we spreken de taal van het hart. Onder leiding van de verborgen werking des Geestes moet ons woord ingaan tot het hart, zodat de jonge mens zich aange sproken en begrepen voelt. Dat hij in alles, wat g'eboden wordt, voelt de zach te, maar tegelijk ook vaste hand, de vriendelijke, vaderlijke leiding, die de vaak nog zo wankele voet begeert vast te zetten op de enige weg. Die begeert heen te leiden tot Hem, bij Wie we alleen maar veilig zijn en aan Wie we ons altijd kunnen toevertrouwen, Hij, die gezegd heeftIk ben de weg. Het spreekt wel vanzelf, dat de me thodiek hierbij ook rekening moet hou den met bevattingsvermogen en ontwik keling. Als de jeugdleiding zou spreken in de taal der volwassenen, zou ze haar doel zeker missen. Wat we verstanden- lijk niet vatten kunnen, leggen we, hoe goed bedoeld ook, rustig naast ons neer. Referaten, artikelen en schetsen, die ons boven de pet gaan, zullen ook de weg naar het hart niet vinden. Dan worden de goudkorrels wel met kwisti ge hand gestrooid, maar ze maken ons niet rijk. Onverteerbaar brood doet een zwakke maag meer scha, dan nut. Het heeft ons verblijd en vertroost, dat de leiding van onze nieuwe bond zich van deze dingen terdege bewust is. Dat ernstig wordt gestreefd naar de juiste methode, om zó de jeugd van Christus' kerk met vaste hand te leiden in de rechte paden van Gods Woord, tot volle en bewuste overgave aan haar enige Koning. De methode is inderdaad wel alles

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1960 | | pagina 2