De Liefdemaaltijd KLAPROOSDAG vijftiende jaargang No. 19 Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland vrijdag 6 november 1959 van de Vlaamse Gaai ZEEUWSE KERKBODE Berichten en opgaven Predikbeur ten tot Dinsdagsmorgens te zenden aan de drukkers Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg. Hoofdredacteur: Dr C. Stam, Westwal 2, Goes, Telefoon 2563. Redacteuren Ds A. Koning, Ds J. B. van Mechelen, Ds A. Schippers, Drs A. Verschoor Medewerker: Ds D. J. Couvée, Bennekom. Drukkers: Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280 Abonnementsprijs: ƒ3,per half jaar (bij vooruitbetaling). Afzonderlijke nummers 12 cent. Advertentiën 12 cent per mm. Enige jaren geleden, het was in de na-oorlogse tijd, hebben we gelezen, dat ergens in Nederland de leden uit een bepaalde wijk bij elkaar waren om te eten. Ieder had zelf het nodige meege bracht, en men at tezamen, 'er werd ge lezen uit het Woord Gods, gezongen en gedankt. Misschien is het op meer plaatsen gebeurd wat dan minder bekendheid kreeg. Van herhaling hebben wij niet gele zen. Welke bedoeling zat hierbij voor Het zal er wel om gegaan zijn, het oude „liefdemaal" te doen herleven. Het wordt een paar maal in de Bijbel genoemd. Grote bekendheid heeft het onder ons niet. Voor deze keer gaan we eens „speuren", of wij over dat lief demaal iets naders te weten kunnen ko men. Wij moeten er dan wel aan denken, dat de oorsprong een ambtelijk karak ter had. Het was de verzorging van behoeftige broeders en zusters. Die kre gen vooral hulp in natura. Is u wel eens opgevallen de uitdruk king in Hand. 6 2, waar de twaalven zeggen „het bevredigt niet, dat wij, „met veronachtzaming van het Woord „Gods „de tafels bedienen"Wij zullen bij deze woorden moeten denken aan de praktijk in de eerste christengemeen te, om de armen aan tafels bijeen te brengen, en daar werden zij dan van het nodige voorzien. De oorsprong van de diakonale ver zorging kunt u hier vinden. De aposte len moeten daar zóveel tijd insteken, dat de verkondiging van het evangelie in het gedrang dreigt te komen. Dat mag beslist niet, en zo gaan zij over tot uitbreiding van het aantal ambtsdragers. Bij dat „tafels bedienen" is het niet onmogelijk, dat ook hierin iets lag van een „liefdemaaltijd". Zij werden in ieder geval aangericht in verband met de eredienst. Men had wel besloten maaltijden, maar de gemeentelijke lief demaaltijd kwam meestal na de dienst. Men had dan met elkaar liturgische vreugde, en men verblijdde zich in God. Het Koninkrijk Gods wordt in de Bijbel vaak voorgesteld onder het beeld van tafelgemeenschap en vreugde bij verzadiging. Daaruit mede is het te ver klaren, dat op het terrein van de kerk de zorg voor elkaar en de gemeenschap met elkaar bij de tafelgemeenschap tot uitdrukking kwam. Omdat het eerste begin een diakonaal karakter droeg, zal het moeilijk vallen, om deze liefdemaaltijd in onze tijd over te brengen. Alles is zo totaal veranderd. Het kwam nog al eens voor, dat de benodigde spijs en drank verstrekt wer den door een welgesteld gemeentelid. Zij brachten die gaven „op het altaar". Alles kreeg min of meer een gewijd ka rakter, zonder dat hierbij een sakra- mentsgedachte was. Althans niet in de eerste tijd. Na de dienst vergaderde de gemeen te. Die de dienst niet hadden kunnen bijwonen, kwamen er ook bij. Men ge noot met elkaar van het gegeven goed, en verheugde zich in God. Het was heel jammer, dat in de ge meente van Korinthe op het gebied van de liefdemaaltijd ergerlijke misbruiken binnenslopen. Inplaats dat er aan ver zorging der armen gedaan werd, grepen zij, die wat hadden ingebracht, dit deel en zaten heerlijk te eten en te drinken, terwijl de armen het „toekijken" had den. Dit was „dienst van het vlees", iii- plaats van dienst van God tot welzijn der armen. Deze en dergelijke misbrui ken hebben afbreuk gedaan aan de re putatie van de „liefdemaaltijd", en deze is van lieverleê uit de christelijke kerk verdwenen. In de 2e brief van Petrus en de brief van Judas komen ook de misbruikers naar voren. Zij, die loeren op vleselijk genot en alle geestelijke zegen beder ven. Schandvlekken bij uw liefdemalen (Judas 12), zo worden deze zondaars genoemd. Ook in de gemeente van de eerste tijd was niet alles „heilig". De zonde heeft veel goeds bedorven en de breuk in de gemeenschap was „erg". Onder de mom van liefde werd de zelf zucht gediend en haalde de „vroom doende" zondaar gaven naar zich toe, die hem niet toekwamen. Want, al had hij zelf gaven inge bracht, wat eenmaal voor het aange zicht des Heren was neergelegd, dat stond ter beschikking van Hem De dienaar mocht iets voor zichzelf nemen, maar de grote meerderheid was bestemd voor de uitdeling. Zelfs werd het advies aan de dienaar gegeven, om ter plaatse te gebruiken wat hij nam, en om niets mee naar huis te nemen. Een merkwaardig punt was ook, dat de gever van de gaven werd erkend. Openlijk Als „een bemiddelde" zo'n maaltijd had aangericht, dan werd hij er openlijk voor bedankt, en de zegen van God werd over hem ingeroepen. Dat op die manier de gedachte van de goede wer ken werd bevorderd, kunt u wel ver staan. Deze hier besproken liefdemaaltijden hadden dus geen sakramenteel karak ter, maar waren wel nauw verbonden aan de dienst, waarin het evangelie uit ging en het sakrament werd genoten. Zij hadden in hoofdzaak een diakonaal karakter, en als zodanig was er ook „dienst des Heren" in. Naast de Schriftlezing, het gezang, het gebed en de dankzegging, was er ruimte voor het onderling gesprek. De inhoud van deze gesprekken gingen vanzelf over wat er in de gemeente was gebeurd maar het ging toch in hoofdzaak over het Ko ninkrijk Gods. Het karakter van de blijdschap was duidelijk op te merken. Trouwens, die blijdschap was toch een voornaam element in de dienst van God. Weet u, dat een Kerkvader eens het advies gaf op zondag niet vasten, maar rusten en eten Later draaide hij wat bij. Wie weet werd zijn advies een beetje al te gretig opgevolgd Godsdienst werd gezien als vreugde. Menige kring of Christen kan daar in onze tijd iets van leren. Maar in de oude Kerk was hetvreugde Op Pa sen mocht er geen droefheid zijn, om de blijde boodschap van de opstanding. Op zondag ook niet. En apokrief evangelie heeft dit een beetje gematigd, en ge schreven gij moet nooit vreugde heb ben, dan wanneer gij uw broeders bij de liefdemaaltijd ziet. Maar, het blijkt ook hieruit, dat ën de vreugde, èn de liefdemaaltijd van grote invloed zijn ge weest. Zo komen wij tot de slotsom, dat dit verschijnsel uit de oude Kerk van grote betekenis is geweest, maar dat het is verdwenen. Het is in die oorspronke lijke zin ook niet terug te roepen, wijl de diakonale zorg heel anders werkt in onze tijd. Maar, het is wel goed, dat wij uit de geschiedenis eens nagaan, hoe zich dit alles heeft toegedragen. Dan zijn wij meteen bij de oorsprong van de diako nale arbeid, en wij leren tegelijk, dat het vreugde-karakter op het christelijk le ven zijn bepaald stempel zette. Dat kan ons ook voor onze tijd bijzonder leerrijk zijn. C. St. Zaterdag 14 november zal weer de bekende Klaproosdag zijn. U weet, dat uit de opbrengst van de kollekte, die alsdan gehouden wordt, mensen in de gelegenheid worden gesteld, om de gra ven te bezoeken van vaders, zoons, broers of verloofden, die destijds voor onze vrijheid vielen en hier begraven liggen. Ongeveer 30.000 gealliëerde soldaten zijn hier gesneuveld.- Hoevele nabe staanden verlangen niet, om te zien, waar zij begraven liggen Iedereen kan dat zélf niet betalen. Door de Klaproos- dag wordt daarbij geldelijke hulp ge boden. Steunt dit mooie werk van Ned. oor- logsgraven-komitee. Zijn er, die willen koliekteren op 14 nover zit een kans in van een reisje naar Engeland. Wij hopen, dat de aktie ook nu weer een resultaat zal brengen, dat vele na bestaanden een reis zal verschaffen naar het graf van wie hen lief waren. C. St. De commissie der classis Axel voor het uitbrengen van een rapport over de uitbreiding van de gezangenbundel heeft haar vergaderarbeid besloten. Het werk is nog rapport samen te stellen en uit te brengen aan de kerkeraden, zodat deze voor de a.s. classisvergadering van 24 november zich van de inhoud op de hoogte kunnen stellen. Het is helaas een zaak geweest van werken met spoed. De schuld hiervan ligt echter niet bij de classis of bij de commissie, want deze heeft geen tijd verloren laten gaan, maar bij degenen, die het rapport zo laat hebben gebracht ter kennis van de kerken. En misschien kunnen deze deputaten er ook niets aan doen, maar in elk geval is het zo, dat de Generale Synode als sluitdatum voor het indienen van opmerkingen gesteld heeft 1 december a.s. en deze datum is haast niet te halen. Nu kan ik zeggen, dat de commissie met het laatste deel van de bundel heel spoedig is klaar gekomen. Van de ge zangen 127 tot en met 134 wil de com missie alleen het voorgestelde Wilhel mus teraanvaarding aanbevelen. Aan doop- en avondmaalsliederen bestaat naar het inzicht van de commissie geen enkele behoefte, daar er volop geschikte liederen ten dienste staan. Bovendien is van het grootste deel der voorgestel de liederen niet eens een melodie op gegeven. De inhoud zelf heeft op geen van ons een zodanige indruk gemaakt, dat wij verlangend werden deze in onze eredienst op te nemen. Nog minder aantrekkingskracht oefenden het lied bij de eerste steenlegging en dat bij de in gebruikneming van een kerk. Om een indruk te geven neem ik op vers 3 van het eerste stenleggings- gedicht. De eerste steenlegging wordt in verband gebracht met de Heilige Drievuldigheid. Aan deze is het 4e vers gewijd. Het eerste gaat over de Vader, het tweede over de Zoon en het derde over de H. Geest in verband met de eerste steenlegging. Dit laatste luidt O Geest, Gij mortel van Gods kerk, hoe ij del is ons metselwerk, hoe pover is het offer, dat wij dragen naar de nieuwe stad, voeg onze harten thans tezaam, een heilig huis 'voor Christus' naam. Zover ik kan oordelen, zou het vers zingbaar zijn op de wijs van het Gebed des Heren. Of dit de bedoeling is, weet ik niet, maar de commissie beveelt het in elk geval niet aan. Een andere groep voorgestelde liede ren, waar de commissie in een slag mee zou willen afrekenen, is die van de va derlandse liederen. Daarom schrapt de commissie in haar aanbeveling de lie deren „Here, kere van ons af", „Hoe groot, o Heer, en hoe vervaarlijk", „O Heer, die daar des hemels tente spreidt", „Gelukkig is het land", „Ver saag maar niet, o klein getal", „Wilt heden nu treden" en „Komt nu met zang", al was dit laatste nog wel het loflied wegens het verzet der Zeeuwse steden tegen Alva, in 1572. De com missie meent, dat de stof van de strijd tegen de boze vijand, zo vaak deze al mocht voorkomen, voldoende bestreken wordt door de psalmen. Als overbodig wil de commissie schrappen no. Ill: Vondels berijming (als ik dit van Vondel mag zeggen van psalm 23, daar we reeds in de psalmbundel een berijming hebben, bo vendien nog voorgesteld wordt als no. 112 „De Heer is mijn Herder" en de melodie voor volkszang niet geschikt geacht wordt. In het derde vers van 112 willen deputaten lezen Als ik in het graf terneder moet dalen, ik zal niet verdwalen deze laatste regel acht de commissie uiterst ongelukkig en moet dienen ter vervanging van „Al dreigt ook het graf met grimmige kaken". De commissie acht ook door het voorstel van deputa ten de bedoeling van psalm 23 de doodsdreiging niet juist weergegeven en stelt voor „Al dreigt ook het graf, dat zonder meedogen, zich opent voor d' ogen". De commissie wil ook pleiten tegen over depp. voor ongewijzigde handha ving van no. 113, dat in gewijzigde le zing aldus is geworden „Lof zij den Heer, den Almachtigen Koning der ere. Laat ons naar hartelust zingen en blij musiceren". Hetzelfde geldt voor het bekende gezang 23 in de bestaande bundel, dat nu onder no. 107 gezongen zou moeten worden als „Wij loven U, o God, belijden U als Heer, Eeuwi ge (hoe lelijk zingt de tweede letter greep) Vader, U geeft heel de wereld eer". Of is deze verandering zo'n winst: „Gij hebt, de mens tot heil, de schoot der maagd verkoren" (vgl vs 4). De commissie smeekt a.h.w. de oude lezing te laten staan. Voor opneming ongeschikt of minder geschikt acht de commissie no. 124, „Jeruzalem, o stad, zo hoog gebouwd", no. 123 „Voor alle heil'gen in de heer lijkheid", no. 117 „Loof den Koning, heel mijn wezen, gij bestaat in zijn ge duld", no. 114 „Wij knielen voor Uw zetel neer", no. 95 „Zegen ons Algoe- de", no. 89 „Toch overwint eens de ge nade", no. 88 „Wij staan ten laatsten kamp gereed", no. 86 „Verbreek de te genweer", no. 85 „Heer, houd ons bij Uw woord in stand", no. 83 „Blijf bij ons, Jezus, onze Heer", no. 74 „Water stromen wilt Gij gieten", no. 67 „Hoe helder staat de morgenster", no. 66 „Ter bruiloft van het Lam genood", no. 63 „De avond viel, de wereld lag", no. 62 „Eeuwig Woord, U willen wij bezingen" op het 5e vers na „Levens- vorst U loven de geslachten". De Kerst-, Lijdens-, Paas-, Hemel- vaarts- en Pinksterliederen laat ik even buiten beschouwing. De redenen, waarom de commissie deze liederen zou willen verwijderen, is verschillend. Soms heeft ze tegen een lied alleen, dat er niets vóór is. Invoe ging zou alleen nodeloze getalsvermeer dering zijn. Een andere maal vormen óf de taal óf de melodie het bezwaar. Ook het bezwaar, dat eigenlijk niet van een kerklied sprake is, doet zich gelden. Van sommige liederen acht de commis sie, dat ze niet alleen onbekend zijn, maar ook zo weinig aanspreken, dat ze enkel ballast dreigen te worden. Mede in aanmerking genomen, dat de liede renbundel ook door omvang geen con current mag wezen van de psalmbundel, verdient het aanbeveling hier niet te veel te gaan experimenteren met twij felachtige uitbreidingen. Op enkele dingen wil ik nog ingaan. No. 96 geeft een omwerking van „Vas te rots van mijn behoud". De commissie acht de melodie op de rand van het toe laatbare maar onbegrijpelijk vindt ze, dat depp. voorstellen het eerste vers nu aldus te lezen „Rots, waaruit het leven welt, berg mij voor het wreed geweld laat het water met het bloed dat gij stort in overvloed als een bron van Sion zijn, die ontspringt in de woestijn". Het tweede vers is al niet veel beter „Niet de arbeid die ik lijd" „komt uw eisen tegemoet". De omwerking van no. 12 „Dankt, dankt nu allen God" valt bij de com missie niet in de smaak. In plaats van

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1959 | | pagina 1