Van de wijde, ruige Heide KLEINE VOSSEN De BRIEF aan de PHILIPPENZEN moeten zijn). Het vierde vers begint: „O kom, Gij Sleutel Davids, kom Blijkens de hoofdletters en het verband met de andere verzen zal „Sleutel Da vids" moeten zien op de komende Mes sias. Echter zowel Jes. 22 22 als Openb. 3 7 zeggen, dat de Messias niet de Sleutel is, maar heeft. Jesaja zegt „En Ik zal den sleutel van het huis van David op zijn schouder leg gen" en Johannes in Openbaring „die den sleutel Davids heeft". Afgedacht hiervan vraagt de commissie zich af, of dit vers de gemeente voldoende kan aanspreken. In vers 5 wordt God inge voerd als „Adonai" Ik geef u vers 2 volledig O kom, gij Wortel Isaï verlos ons van de tyrannie van alle goden dezer eeuw o, herder, hoed ons van den leeuw Weest blij, weest blij o Israël, Hij is nabij, Immanuël. In Jes. 11 10 en in Rom. 15 12 is sprake van de wortel van Isaï. De hoofdgedachte in deze verzen is, dat de volken deze Wortel zullen zoeken, op Hem hopen. Dit is toch wat anders dan de verlossing van de tyrannie, die de kracht van haar bestaan blijkbaar voor al ontleent aan het rijmen op Isaï. Kunt Nu zij voorbij zijn, die veertig inge spannen jaren, heb ik er toch geen spijt van, dat ik op drie keer na, nooit „maandag" heb gehouden en vele ma len driemaal per zondag gepreekt en doordeweeks geëvangeliseerd of winter- lezingen gehouden, buiten de vele ca techisatie- en lesuren aan scholen en al het andere werk. Ook nu ben ik eigenlijk pas sedert kort begonnen 's maandags 'n beetje te luieren, althans die ochtenden niet te studeren, hoogstens wat schuld per giro af te doen. Maar zwaarder werk ver mijd ik. Toch zou ik ook de jonge werkpaar den onder de dominees de weinige tragen van zelf niet willen raden houd na de veel vergende zondag 's maandagsmorgens rust. Ga wandelen of rook 'n pijp nu in de winter met 'n detective-verhaal bij uw rood-ogende kachel. En preek zéker niet élke zondag drie maal en m.i. nóóit viermaal op één dag. Tenzij de Russen zouden zijn binnen gevallen. Dan zou ik zelf nog trachten te spre ken, waar en wanneer ik maar zou kun nen. Wacht u er vooral voor 'n machine te worden O, het gaat de 3de, 4de maal zoveel vlotter. Pas op Ge hebt de zegen, die derde maal mogelijk uitgesproken, zonder er zelfs bij te denken Ge bidt nu soms zes of acht maal in het openbaar en de woorden komen misschien steeds gemakkelijker de woorden ja. - Was het ook steeds een echt gebed Laat u niet overhalen tot wat zonde voor u zou kunnen worden Ge moogt nóóit op de kansel staan, zonder u bewust te zijn wat ge doen móógtde boodschap van de driemaal Heilige brengen in Geest en waarheid. En zou routinewerk niet de heilige Geest verdrijven De waarheid, de op rechtheid geweld aan doen En doet het nooit óm het geld De verleiding is er, wanneer het ge zin groeit en de inkomsten niet dien overeenkomstig. Ieder zij in zijn eigen gemoed ten volle verzekerd Doch dan ook ten volle Zelf heb ik driemaal in mijn eerste gemeente geprobeerd maandag te hou den in mijn moestuin, met enorme klom pen en 'n splinternieuwe spa. Maar toen ik na 'n uur het was herfst en ik had een dikke jas aan zó bezweet en uitgeput was, dat ik voor het verdere van de dag geen boek meer inkijken kon en mijn schrijfpapier met mijn niet meer kraakzindelijke hand be vlekte, zette ik spa en klompen in mijn museum-schuur en hield nooit meer maandag. Zó moet ge het dus niet doen, tenzij ge 'n sterk gebeende ezel zijt onder uw collegae. Wel echter zat ik in Rotterdam 's ochtends om 7 uur aan mijn schrijf bureau en pende en gaf diezelfde dag 5 uur catechisatie en rende tussen de u bewonderen de regel „o herder, hoed ons van den leeuw" Het is mij niet duidelijk, hoe deputa- ten ziilke zaken kunnen voorstellen, ter wijl ze op andere punten overprecies zitten te vijlen en te schaven. Waar het aantal adventsliederen reeds klein is, overweegt de commissie voor te stellen ter vervanging Gez. 4 uit Herv. bundel „Op, op, die 't rijk bewonen". Persoonlijk neig ik er hoe langer hoe meer toe het aantal advents liederen te beperken, daar een goed adventslied zeldzaam is. Heel de onder houding van het kerkelijk jaar, doch met name Kerstfeest en Advent vergen de grootste behoedzaamheid tegen af glijding. Zoals zelfs een geref. predi kant het pleit voerde voor somberheid en treuren op Goede Vrijdag, met, on gewild, gelijktijdige uitdoving van het pinksterlicht, zo ligt het ook bij advent zeer nabij de komst van Christus in het vlees te bezien als nog aanstaande het Kind in de kribbe wordt toegesproken en de aandacht wordt weinig bepaald bij het feit, dat grotere dingen gevolgd zijn in opstanding, hemelvaart en uit storting van de H. Geestzonder deze latere heilsfeiten kunnen wij de ver wachting van de eerste komst en deze komst zelf toch niet op de rechte waar de schatten. J. B. v. M. Ie en de 2de naar huis, schrokte de warme maaltijd in 'n minuut of 5 door mijn keel en jakkerde weer naar mijn nieuwe klas. Mis! Neemt de tijd. Ik heb er aan mijn maag behoorlijk voor moeten boeten. Maar nog eens spijt heb ik niet. Er is veel werk verzet, ook in ge schrifte. Doch maagkrampen vallen niet mee. En ge moogt en moet, zonder kinder achtigheid, uw lichaam goed verzorgen, zó dat het in 's Heren dienst 'n maxi mum geven kan. In 's Heren dienst. Nooit óm geld Al spoedig begon ik om de veertien dagen 'n evangelisatie-samenkomst te houden in de timmermanswinkel van de heer Dubbeldam te Slikkerveer. Dit dorp lag 'n goed half uur lopen van mijn pastorie te Ridderkerk. Het was 'n centrum van werven en fabrieken. Maar 'n eigen gereformeerde kerk had het nog niet. Gewapend met tweeërlei toespraken en nóg groter pakket zenuwen, ging ik die eerste avond de donkere dijk langs, richting Slikkerveer. Liefst ben ik vóór preek of toespraak geheel alléén. Niet, zoals iemand mij in 'n latere gemeente eens deed gevoelen, toen ik vriendelijk voor zijn aangeboden gezel schap naar de samenkomst had be dankt, omdat ik mij 'n godheid, doch omdat ik mij juist zo klein en be nauwd gevoelde en opzag tegen de ko mende verantwoordelijkheid. Alléén, ongestoord voortwandelend door de stille avond overdacht ik dan nog eens wat ik te zeggen had, kreeg soms nog 'n bruikbare inval en kwam meer tot rust, dan dat ik, afgeleid, over alles en nog wat zou moeten praten. Dit laatste is bovendien voor 'n spreker ook niet aan te bevelen in koude win terlucht. Weest zuinig op uw keel, uw stem, vooral als ge u warm hebt gesproken en zegt niet, al rokend en vertrouwend op uw geschreven opstel in uw jas ik lees het ze straks wel voor. Persoonlijk kan ik 'n lezende domi nee goed verdragen. Ik doe toch liefst mijn ogen dicht, al hoor ik, dat je bijv. collega Gabe van Duynen moet zien. Maar wie bij 'n toespraak tot bui tenkerkelijken, tot ongelovigen, van zijn papier lézen moet, dat God liefde is, blijve liever thuis. Die eerste keer dan, geheel onzeker of er wel iemand zou komen, had ik in mijn linkerbinnenzak 'n soort preek, voor het geval er enkel wat meewer kende gemeenteleden zouden zijn. Ik kon bekenden toch niet toespre ken alsof ze heidenen waren In mijn rechter- had ik aantekeningen over „evangelisatie-objecten". Zo heet ten ze toen in de theoretische beschou wingen nog al eens Daarmee zou ik voor de dag komen, wanneer ik totaal vreemden zou op merken of de heer Dubbelman, die ieder uit zijn omgeving kende, mij 'n wenk gaf. Toen ik echter de trap opging naar de ontruimde bovenzaal en 'n haag van rode neuzen passeerde, wist ik, dat mijn rechterzak open zóu gaan. Nooit heb ik, halve geheelonthouder, zó dank baar drank geroken. Er was vlees in de kuip De ontruimde timmermanswinkel liep vol, ondanks het ongunstige weer. Op het laatste moment had men nog sintels moeten strooien om het modde rig toegangspad 'n beetje droger en steviger te maken. Maar de strooibil jetten met de uitnodigingen hadden blijkbaar hun werk goed gedaan. Waarover ik die eerste maal sprak, weet ik niet meer. Wél dat ik van de rode neuzen, waarop ik mijn hoop had gevestigd, ook later nooit meer iets heb vernomen. Doch er was 'n bedroefde Lydia, van God gelokt en gedrongen. Diezelfde week was een kindje van haar gestorven. En, omdat ze in geen kerk kwam, had ze geen dominee gevraagd op de begrafenis, maar de doodbidder, die, als er geen predikant was om de dienst te leiden, 'n hoofdstuk uit de bijbel voorlas. In dit geval, meen ik, had hij Johan nes' visioen over het nieuwe Jeruzalem gekozen en hoe dan ook, de woor den waren gevallen als malse regen op 'n uitgedroogd land. En pal daarop kwam toen ons strooi biljet met de aankondiging, dat er uit de bijbel zou worden gesproken, vlak in haar buurt. Opgedreven door haar smart, hunke rend naar troost, was zij onder de eer ste toehoorders. Ik had haar niet gezien. De vos „fijnproeverij" heeft wel een uitgebreid terrein gevonden in de kerk van heden. En geen wonder, nu we 't Woord zo te kunst en te keur kunnen beluisteren. Bovendien heeft men veelal de macht, om, als 't niet naar de ver wende smaak is, de spreker eenvoudig 't zwijgen op te leggen, zonder dat de prediker er iets van bemerkt, door de radioknop om te draaien. Zonder ook maar in enig opzicht te kort te doen aan de waardering van de veelkleurige gaven, die God heden daags geschonken heeft aan menig pre diker, is er toch een hang naar 'n in teressante, naar 't originele, naar 't pak kende, naar 't nu-eens-totaal-anders zeggen, dat soms dreigt uit te lopen op 't buitennissige, gedurfd, soms plat vloerse, wat dan geprezen wordt als „hij durft 't toch maar te zeggen". Juist heb ik gepreekt over Zondag 31, over de opening en sluiting van het Koninkrijk der hemelen door de predi king. Als je die Zondagsafdeling goed op je laat inwerken, dan is 't preken iets zó geweldigs, iets zó verantwoor delijks, dat je de preekstoel haast niet op durft gaan, laat staan die te zien als een podium tot speling van allerlei vernuftige invallen en gewaagde uit vallen. Het is immers niets minder dan het hanteren van de sleutel van de deur van het hemels Koninkrijk, maar ook een openen van de poort der hel, waar er immers sprake is van openlijk ver kondigen en betuigen, dat de toorn Gods en de eeuwige verdoemenis rust op allen, die der waarheid Gods onge hoorzaam zijn. Dit ambtelijk handelen aan de deu ren van hemel en hel kan toch moeilijk speels en gezellig en leukweg plaats hebben, al kan misschien in bepaalde situaties de humor een rol spelen. Nu zijn er van die fijnproevers, die er enkel op uit zijn om de room van aardige zegswijzen, van gevonden spit sigheden van de melk van 't ernstige, en het zieldoorhuiverende Woord Gods willen afscheppen en roemen 't jonge, dat was toch weer eens raak gezegd, zonder dat ze de zegen der prediking wegdragen, de zegen van de diepere ontdekking aan eigen verlorenheid en van het wonder der onpeilbaar-diepe genade Gods in Christus. Toen ik er „Evoto" van Dr Kuyper nog weer eens op nasloeg, een verkla ring van de Heid. Catechismus, waarin rijpe en rijke gedachten zijn neergelegd, vond ik o.a. deze uitspraak „Aan al dat prediken over historische voorval len, over wonderen en gelijkenissen en zedespreuken hebt ge op zichzelf hoe genaamd niets, is zonder meer klater goud, kan niet stichten, zo het niet al les aanloopt op de éne, om U de ver- Maar de Here had haar al lang op het oog en opende haar hart. Had vermoedelijk haar hart al ge opend. De Here moet óns altijd vóór zijn. Wij zelf kunnen het niet. Wij mikken op iemand en raken 'n ander of mogelijk niemand. Misschien heeft mijn toespraak ook de rode neuzen iets gedaan. God ver telt ons niet alles. Maar van de vrouwwéét ik het. Ze is het mij zelf later komen ver tellen. Van haar ontroostbaar verdriet en van het voorlezen van de doodbidder en hoe haar kinderen toch wel waren gedoopt, puur uit gewoonte. Want zó weinig wist ze van evan gelie en doop, dat ze in haar onwennig heid onder de doopdienst alléén maar vrees had op het verkeerde moment haar „ja" te spreken. „Dominee, ik had mijn kerkboekje omgekeerd in mijn hand en ik dacht enkel opletten wat die andere moeders doen Wat 'n doop Wat 'n ja-woord Wat 'n kerk, die zó slecht voorbe reid haar doopouders toelaat tot de ge weldige belofte Gods. Maar ook wélk 'n genadig God Die toch dat arme kind van Hem bezocht, dwars door haar groot ver driet heen en alles tot de tijd van ster ven, begrafenis, gebrek aan werk in de timmermanswinkel en strooibiljet, zó in een liet passen, dat zij er was en sedert dien niet meer ontbrak en belijdenis van haar geloof aflegde en héél haar gezin mee kreeg, zoals eens Lydia, de purper verkoopster uit Thyatira, zo deze vrouw uit Slikkerveer. Bennekom. D. J. Couvée. geving der zonden en daarmee uw vrij spraak van de eeuwige dood te doen kennen". En op een andere bladzijde „een echt apostolisch prediker zal van de preek niet vragen, hoe de mensen 't vonden, maar of er weer iemand afge bracht is van de paden des eeuwigen doods En sterker „de preek doet één van beide, of dat de hoorder zich aan God gewonnen geeft, of wegloopt en zegtnee, onder zo'n prediking kom ik niet meer". De fijnproevers en roomsmikkelaars zullen voor de poort des hemels niet juichen van Gods goedertierenheên, en niet sidderen bij de ontsluiting van de poorten der hel, en, naar Zondag 31 is dit toch 't ernstig werk der prediking. Nee, de preekstoel is geen tournooiveld voor steekspelen en spiegelgevechten, maar het slagveld, waarop 't zwaard des Geestes wordt gehanteerd, maar waarop de poorten der hel de gemeente des Heren niet zullen overweldigen. Uit het oude-Vossenland. XIII. Met vrezen en beven. Phil. 11:12, 13. Paulus gaat verder met de Here Je zus Christus te preken. Daarom, mijn geliefdenPaulus denkt er geen moment aan om te betwijfelen, of de Philippenzen wel de Here Jezus Chris tus belijden als Here. Hij spreekt hen aan met geliefden. Hij en de Philippenzen horen bij elkaar. Samen leven zij in het rijk van de Here Jezus, die zich vernederde en daarom uitermate verhoogd werd. Daarom, mijn geliefden, gelijk gij ten allen tijde ge hoorzaam zijt geweest, blijft, niet alleen zoals in mijn tegenwoordigheid, maar nu des te meer, bij mijn afwezigheid, uw behoudenis bewerken met vreze en beven. Ten allen tijde zijn de Philippenzen gehoorzaam geweest. In dat spoor moe ten ze verder. Ook nu Paulus niet bij hen is. Dat is zelfs een reden te meer om op dezelfde weg verder te gaan. Bij deze gehoorzaamheid gaat het immers helemaal niet om Paulus, niet om zijn persoon en om de invloed, die hij heeft. Wat de apostel hen op het hart bindt, dat is de waarheid en dat is van kracht niet van Paulus', maar van Godswege. Ze leven daar in Philippi voor Gods aangezicht. En dat is, nu Paulus afwe zig is, duidelijker dan ooit. Het gaat nu beslist om gehoorzaamheid tegenover de Here. Routine-gevaar De wind blaast nog steeds waar Hij wil.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1959 | | pagina 2