De ORDE der Kerk
van de Vlaamse Gaai
De Hervorming
vijftiende jaargang No. is Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland vrijdag 30 oktober 1959
ZEEUWSE KERKBODE
Berichten en opgaven Predikbeur
ten tot Dinsdagsmorgens te zenden
aan de drukkers Littooij Olthoff,
Spanjaardstraat 47, Middelburg.
Hoofdredacteur: Dr C. Stam, Westwal 2, Goes, Telefoon 2563.
Redacteuren Ds A. Koning, Ds J. B. van Mechelen, Ds A. Schippers, Drs A. Verschoor
Medewerker: Ds D. J. Couvée, Bennekom.
Drukkers: Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280
Abonnementsprijs: ƒ3,per halt
jaar (bij vooruitbetaling).
Afzonderlijke nummers 12 cent.
Advertentiën 12 cent per mm
In het eerste artikel hebben wij uit
de herziene Kerkprde nagegaan, of hier
van hiërarchie sprake was.
Het tegendeel was waar.
Inplaats dat iemand zo maar gebon
den wordt om zijn mond te houden,
bestaat er voor hem het recht van be
roep.
In art. 29 lezen wij ..degenen, die
enige uitspraak of handeling van een
„vergadering in strijd achten met de
„bepalingen van de Kerkorde, of op
„andere wijze door zulk een uitspraak
„of handeling het welzijn der Kerk ge
schaad achten, of menen dat hun daar-
„door onrecht is aangedaan, kunnen in
„appèl (beroep) gaan bij de naastvol-
„gende meerdere vergadering. Indien
„zij zulk een uitspraak of handeling in
„strijd achten met de duidelijke uitspra-
„ken van Gods Woord, zijn zij gehou-
„den (d.w.z. verplicht) in appèl te
„gaan in welk geval de vergadering,
„hangende dit appèl, hen niet zal ver
plichten tot het verrichten van of tot
„het medewerken aan enige handeling,
„die naar hun gevoelen zou ingaan te-
pen de bedoelde duidelijke uitspraken
„van Gods Woord, met dien verstande,
„dat zij zich voor het overige te gedra-
„gen hebben naar de door de betref
fende vergadering gegeven aanwijzin
gen".
Dat is al weer een heel stuk. Maar,
u moet het lezen
Wist u. dat in de kringen van de
vrijgemaakte Kerk aan de jeugd onder
wijs wordt gegeven over de inhoud van
de herziene Kerkorde in onze Kerken
De jeugd aldaar moet het leven, wij...,
hebben wij echt de moeite genomen om
er over te lezen Als u soms denkt, dat
dit alles niet meer nodig is, omdat het
tot spoedig één lied, één samenleving,
zal zijn. dan is dat wel hopeloos naïef.
Juist zij, die ernstig willen werken in
de richting van vereniging, zien de berg
van arbeid vóór zich, die zal moeten
worden verzet.
Neem, en lees
Dit woord, eens tot Augustinus ge
sproken, moet u beschouwen als tot u
gericht. Dan merkt u hier bij art. 29,
dat wij zelfs gewezen worden op de
plicht om in beroep te gaan. als wij het
Woord Gods aangetast achten door
een besluit of handeling.
Het is wel duidelijk, dat u dat dan
ook moet kunnen aanwijzen. Wij mo
gen maar niet zeggen dat is in strijd
met Gods Woord Wijs het aan
De Kerken zijn er toch niet op uit,
om met het Woord Gods in konflict te
leven Destijds kende ik een vrome
man, die de statenvertaling als „hét"
Woord Gods aanzag.
Zodat bij een andere en betere ver
taling hij in het geweer -kwam om te
zeggen in Gods Woord staat
Een dergelijk beroep op de Schrift
heeft geen waarde. U moet kunnen
aantonen, dat een besluit of handeling
beslist onschriftuurlijk is. Tot zolang
wordt niemand in zijn geweten ver
plicht, om toch maar mee te doen..
Zelfs kart een vergadering tijdens
„het beroep" de uitvoering van zulk
een besluit opschorten.
Wij vragen weer waar is de hiërar
chie, waar is de gewetensdwang Is
hier sprake van „heersen" bij meerdere
vergaderingen Wij moeten zelf on
derzoeken en verstaan.
Ofwil iemand zeggen ja
maarzij moeten zich voor het
overige toch maar gedragen naar de
aanwijzingen van de betreffende ver
gadering.
Ja, dat moest er nog bij komen. Dat
iemand vrij en frank maar overal tegen
in zou kunnen gaan. Een kerkeraad
gaat zo maar niet „stukken" uitgeven,
een classis ook niet. Tenzij dat er in
een bepaalde plaats of omgeving zich
een gevaar voordoet, waartegen aan
stonds positie moet worden ingenomen.
IL
Deze bepaling legt dus niemand aan
banden, wil alléén „uit de band sprin
gen" voorkomen. Doet u dat thuis ook
niet
In art. 30 wordt gezegd, dat een ver
gadering niet op een beroep hoeft in te
gaan, wanneer er bij dat beroep geen
nieuw element of gezichtspunt zich
voordoet, waarop voorheen niet, of niet
voldoende was gelet.
Ook hier moet u eens rustig over na
denken.
Hebt u wel eens van „klagers" ge
hoord Mensen, die altijd maar weer
op hetzelfde terug vallen en waar je
nooit één stap verder mee komt. Zulke
klagers kunnen tot in het oneindige het
zelfde onderwerp aan de orde stellen,
alsof er nooit naar gekeken was.
Dezelfde dingen altijd weer te schrij
ven schijnt zulke lieden niet verdrietig
te zijn. Alleen de ontvangers van zulke
boodschappen worden er op de duur
„naar" van.
Wie ter generale synode wel eens
heeft meegewerkt, om, in héle of halve
nachten, zulke knopen te ontwarren, die
wéét, wat een „klager" -voor zorg kan
brengen. Toch werd en wordt alles se
rieus bekeken.
Lijkt dat op heerschappij voeren
Wij lezen verder het befaamde arti
kel 31. Dit is in de herziene Kerkorde
zo gebleven, alleen de redaktie is wat
korter. U leest maar weer zelf „indien
„iemand zich bezwaard gevoelt over
„een besluit of uitspraak van de gene
rale synode, als naar zijn oordeel in
„.strijd met Gods Woord, zullen de ver
gaderingen jegens hem zoveel moge
lijk tolerantie gebruiken, tenzij zijn
„wijze van optreden een bedreiging zou
„inhouden voor de goede werking van
„de kerkelijke gemeenschap ter plaatse
„of in het Kerkverband".
U merkt wel hier ligt niet in, dat
men maar dadelijk korte wetten maakt
met iemand, die het met een beslissing
niet eens is. Verdraagzaam jegens be
zwaarden, dat is het parool.
Tenzijdat één of andere be
zwaarde zich geroepen acht, in gemeen
te of omgeving tumult te maken. Dan
mag de Kerk zulke orde-verstoring niet
verdragen, maar, als iemand dat beslist
niet wil laten, dan moet hij kerkelijk tot
gehoorzaamheid worden geroepen.
Bij enig nuchter nadenken moet ieder
van de juistheid van dit standpunt over
tuigd zijn.
Toch heb ik ze wel gesproken, die
meenden in de geoorloofde weg te zijn,
wanneer zij, met verwaarlozing van de
kerkelijke weg, naar eigen inzicht han
delden. Een gedragslijn, die nergens
wordt aanvaard.
Zou de kerkelijke praktijk zo vreemd
moeten verlopen
Over art. 40 is ook nog een en ander
te doen geweest.
Daar staat het volgende „in belang
rijke zaken, die niet vallen onder het
„opzicht en de tucht over de gemeente,
„met name in zaken, waarmede het be-
„staan zelf van de Kerk of haar plaats
„in het Kerkverband gemoeid kan zijn,
„zal de kerkeraad geen besluiten nemen
„zonder vooraf de gemeente er in ge-
„kend en er over gehoord te hebben".
Om een voorbeeld te noemen de
kerkeraad besluit bij meerderheid om
over te gaan tot een ander kerkverband.
Of. om op zichzelf te gaan staan, zoals
te Wolvega, waarover verder weinig
licht is opgegaan. Dan zegt dit artikel
daar moet eerst de gemeente over ge
hoord worden. Het kan toch zó zijn,
dat in de meerderheid van de gemeente
de gedachte héél anders is dan bij de
kerkeraad. Moet nu de kerkeraad zeg
gen wij hebben van God de regeer
macht ontvangen, wij als kerkeraad, en
de gemeente heeft maar te volgen
Ik kan het niet helpen, maar dat lijkt
verdacht veel op hiërarchie. Men kan
soms zelf bedrijven, wat men in een an
der als ondeugd laakt.
Die gemeente is het lichaam van
Christus.
Uit haar midden is de kerkeraad
voortgekomen. Samen leven kerkeraad
èn gemeente, en samen nemen zij de
dienst waar. Dit is juist het volstrekte
tegendeel van de hiërarchie, en dat
spreekt uit de herziene Kerkorde
Inplaats dat wij ons maar wat laten
wijs maken, moeten wij zelf de Kerk
orde lezen. Niet het oor te luisteren leg
gen bij een lieve vriendin of een beste
vriend, schaf u zelf de herziene Kerk
orde aan, die bij het kerkelijk bureau
te Utrecht nog wel te krijgen is. Een
nuttige instelling, voor het kerkelijk le
ven van de grootste betekenis.
Wij moeten het hierbij laten.
Toont, dat u de geref. kerken lief-
hebt.
Dat bewijst u, wanneer u van de gang
van zaken wat wéét. Er is op dit punt
nog iets bij te werken. Als deze artike
len daartoe een prikkel mogen zijn, is
dit een mooie beloning. C. St.
De „Gezangencommissie" heeft op
nieuw vergaderd en is genaderd tot
Gezang 77. Wanneer men stuk voor
stuk deze door moet kruipen, beseft
men eerst, hoe groot de serie liederen
is, die aan onze psalmen- en gezangen-
schat wordt toegevoegd.
Het is daarbij een verademing, als
men eens een geheel vers onaangetast
heeft gelaten. Men moet wel over heel
goede papieren beschikken om onge
deerd van de literaire operatietafel van
deputaten te kunnen opstaan, zoals b.v.
Joost van den Vondel of Valerius' Ge-
denckclanck. De schaverij aan wat ver
trouwd en bekend is en hoogstens bij
letterkundige fijnproevers aanstoot
geeft, doet op de duur onaangenaam
aan. Over de proefbundel van de eerste
30 toegevoegde gezangen is ten aanzien
van dit punt in de pers reeds heel wat
gezegd. Ik denk hierbij aan „Verlos
ser, Vriend o hoop, o lust" (bij ons
Gez. 48 en Herv. Bundel ,,Gij hoop
en lust"), waaruit de „zondaar" in Gez.
48 werd verwijderd om plaats te maken
voor „vijand", m.i. weinig passend in
het verband. Thans is de „zondaar"
echter weer teruggekeerd. Het komt de
commissie voor dat men, als men ver
anderen wou, nog beter kon zeggen
„en nu niet schuldig meer", maar wij
zijn hoe langer hoe sterker gekant te
gen wijzigingen, die niet persé nodig
zijn, zelfs al brengen ze enige verbete
ring.
Zo vraagt men zich af, waarom in
dit lied de le regel van vers 2 „Gij
kwaamt op aard' om mens te zijn
moest veranderd worden in de twijfel
achtige „Ja, 't was Uw lust, een mens
te zijn 1"
De volgende regel luiden naar be
staande lezing „Gij hebt door lijden
en gebed Gods eer gehandhaafd, ons
gered". Men kan zich met deze regel
minder gelukkig gevoelen, maar de
vreemd tussengeschoven verandering
„Uw Vader heeft, op Uw gebed Zijn
eer gehandhaafd, ons gered" kan toch
zeker niet meer bevrediging schenken.
Daarom kiest de classic, commissie voor
de gangbare lezing.
Aan de 4 in Gereformeerde en Her
vormde bundel voorkomende verzen is
er een als vers 3 toegevoegd, dat de
commissie niet kan waarderen. De eer
ste regels luiden „Nu leeft Gods Zoon
in mens'lijk vlees hij stierf voor ons,
maar leeft bij God en sterft niet meer,
o zalig lot". In welke behoefte zo'n
De plaatsruimte laat niet toe een
breedvoerig artikel op te zetten over de
hervorming. Maar, het feit willen wij
gedenken, dat God sinds 1517 de Kerk
in beweging bracht, waardoor de orde
van Woord en Sacrament weer op Bij
belse wijze werd hersteld.
Sinds heeft de bediening van het
evangelie, hoe gebrekkig vaak, de
kracht van genade en geest gedragen
naar de gemeente, die kwam vragen om
hulp Gods tot levensredding.
Tot vandaag toe werkt deze refor
matorische kracht verder. Er is veel on
derzoek gaande over het wezen van de
eredienstmaar het prediken van het
Woord zal toch wel belangrijk blijven.
Ook moet hierover stellig gesproken
worden, en men moet maar niet alles
„ijken" als prediking van het Woord.
Wat het Luther, Calvijn e.a. gekost
heeft, mag het ons ook wel kosten
zweetdruppels, die bij het graven in de
Bijbel vallen.
Uit het Woord mogen de geestelijke
krachten van geloof en gebed zich ont
wikkelen. Daartoe moet heel de ge
meente zich inzetten. Want, een echt
reformatorisch volk, is een volk, dat
naar Gods Woord herleeft
C. St.
vers voorziet, dat taalkundig niet fraai
is Hier voert men in „O zalig lot",
terwijl men in het bekende adventslied:
„Hoe zal ik U ontvangen" de regels
„o 's werelds hoogst verlangen, des
sterv'lings zaligst goed" vervangt door:
„der wereld hoogst verlangen, des har
ten heiligst goed". „Der wereld" is een
weinig storende en aanbevelenswaardi
ge verandering, maar de verandering
van „zaligst goed" in „heiligst goed"
doet vreemd aan, als men de invoering
van „o zalig lot" hierbij in aanmerking
neemt. Men vraagt zich af, welke lijn
deputaten bij hun wijzigingen-productie
volgen.
Van de overige verzen van dit lied
is alleen het tweede vers ongewijzigd
gehandhaafd. Het laatste „Nog een
maal zal Hij komen" is in overeenstem
ming gebracht met de tekst uit de Herv.
bundel. Dit kan uit oogpunt van gelijk
luidendheid aanvaard worden. Wegge
vallen is het vers „Ja schrijf dat in
uw harte". Hier bestond in de commis
sie echter grote liefde voor. In de com
missie waren ook stemmen om in te
voegen het 2e vers uit de Herv. bundel:
„Uw Sion strooit U palmen". De alge
mene conclusie is voor een radicale
wijziging pleit niets, laat ons het ge
zang in bestaande vorm handhaven.
Nagenoeg ongewijzigd blijft gehand
haafd „Op U, mijn Heiland, blijf ik
hopen" en geheel ongewijzigd „Nu
daagt het in het oosten". Hier gaat de
commissie gaarne mee accoord, evenals
met de invoering van „Heft op uw
hoofden, poorten wijd", dat een vers
meer telt dan gezang 3 in de Herv.
bundel.
De commissie meent te moeten ver
werpen het voorgestelde lied 11 „o
kom, o kom, Immanuël". Over dit lied
is bij depp. nog overleg gaande. Ook
wordt niet aangewezen op welke melo
die dit lied zou gezongen moeten wor
den. Te oordelen valt alleen over de
aangeboden tekst. Hiertegen zijn m.i.
gewichtige bezwaren. Van de bestaan
de lezingen, zover ik die onder ogen
kreeg, is deze, volgens mijn smaak, de
slechtste. Te waarderen valt de poging
om schriftelementen uit O.T. profetie
in de liederen te verwerken, maar of
de poging geslaagd kan genoemd wor
den Wat moeten de gemeente aan
vangen met vers 3 „o kom. o kom,
gij oriënt en maakt uw licht alom be
kend" („maakt" zal hier wel „maak"