Kleine Vossen Van de wijde, ruige Heide DE ZEGEN DER GEMEENSCHAP lied van de blinde predikant-dichter Jan Wit zongen God heeft het eerste woord Hij heeft in den beginne het licht doen overwinnen. Hij spreekt nog altijd voort. God heeft het eerste woord Voor wij ter wereld kwamen riep Hij ons reeds bij name Zijn roep wordt nog gehoord. Dit lied sluit aan bij de scheppings geschiedenis. Enkele leuke liedjes moesten er na tuurlijk ook bij. Als voorbeeld noem ik Laat ons rondgaan, rondgaan, rond gaan, De mensen zouden denken, dat we slapen gaan, Van groot belang was uiteraard ook de theorie over het clubleiden. Op 3 gestencilde vellen kregen we een uit treksel van het besprokene mee. Het is niet erg doenlijk van het uittreksel nog weer een uittreksel te maken. Dan blijft er van de fleur niet zo heel veel meer over. Ik pak er dus maar zo iets uit. Als verschil tussen clubhuiswerk en weekclubwerk werd vooral naar voren gebracht het sociaal milieu, waaruit de kinderen komen. Dit ligt bij clubhuis- jeugd doorgaans lager, men heeft de kinderen dan ook vaker per week op zijn club nodig om ze te vergoeden, wat ze thuis ontbreekt. Mij trof b.v. deze opmerking mensen kunnen vaak de boodschap over de liefde van God niet aanvaarden, omdat ze in de menselijke verhoudingen weinig of geen liefde hebben ondervonden". Ze zijn meer malen van jongs af geslagen of ver stoten, maar liefde was er niet bij. Toch zoeken zulke kinderen iemand, aan wie ze hun vertrouwen kunnen geven, maar dit verlangen uiten ze op een heel sterk gemaskeerde wijze. Ze proberen de boel op zijn kop te zetten. Ze halen het bloed onder je nagels weg, ze pro beren je uit tot de laatste millimeter. Daar is dus veel geduld voor nodig en veel wijsheid. Niet iedere leider en leidster kan dit opbrengen. Daar moet men ook bij de keuze van zijn werk terrein mede rekenen. Een heel ander punt noem ik dat van de lokaliteit. Ruimte is er nodig, om de kinderen zich te kunnen laten uitleven in hun spel. Dat is bij het werk ook nog een zwak punt, gelijk in de bespreking wel bleek. Goede lokaliteit is zeldzaam en niet al degenen, die bij de toewijzing of aantrekking van loka liteiten stem in het kapittel hebben, hebben hier genoeg oog voor. Ten laatste noem ik de besprekingen, die werden gehouden ten einde te ko men tot een provinciale vorm van or ganisatie. Er bestaat behoefte aan we derzijdse hulpverlening, aan voorlich ting van leiders en kerkelijke instanties, aan propaganda en verdere uitbouw. Deze zaak zal elk der deputaties op de eigen evangelisatiecomm. ter sprake brengen om op 31 oktober verder te kunnen werken. Zo mogelijk zal dan een voorlopig bestuur worden gevormd om de plannen nauwkeuriger uit te wer ken. Nieuwe gegadigden kunnen nog steeds zich melden. Dit maal is bijzon der aandacht besteed aan het klimroos- werk voor de meisjes. B.v. werd inge studeerd de openingsceremonie, waarbij de meisjes in een kring de blaadjes vor men van een roos en zich symbolisch heenwenden tot God, van Wie het licht voor de klimrozen moet komen en naar Wie de klimrozen heengroeien. De volgende maal zal het Ridderwerk voor de jongens meer nadruk krijgen. Ieder zijn beurt. Theorie en practische leer stof zijn zo afgewisseld, dat iedere deel nemer dadelijk een stuk voordeel voor zijn/haar werk kan meenemen naar huis. De volgende maal hoop ik weer meer te weten van de „gezangencommissie". J. B. v. M. We verkeren in een jubelstemming. Het erf der kerk is momenteel vos-vrij en dan kan ik m'n pensioen wel nemen. Tenminste, plotseling is een lelijke vos aan de haal. Hij draagt de namen schraperigheid, benepenheid, behoud zucht, gierigheid, geldzucht, schrielheid, zelfzucht, karigheid, egoïsme, vrekke- righeid, inhaligheid, terwijl de volks mond er nog bijvoegt ,,hij is van pen ning-zestien", ,,hij is zo gierig als de pest" de pest was gulzig om naar 't graf te slepen Op de vlucht sloe gen deze vossen bij de verschijning van de veelvervige, schoongetekende gazelle van gulheid, milddadigheid, offerzin, mededeelzaamheid, 't Valt me op, dat er veel minder namen zijn voor goed geefsheid dan voor gierigheid. Blijkbaar komt deze royaliteit, althans op 't erf der kerk, minder veelvuldig voor. We behoeven deze vreselijke gast „gierig heid" nu niet signaleren, al zullen er wel plaatsen zijn, waar hij ook nu nog zijn duister werk verricht. Globaal genomen stak dit luguber dier de laatste weken z'n kop niet op, nu door één enkele collecte meer dan een millioen guldens de offerzakjes vul den. De roep van S.S.K. vond weerklank in de harten van allen, die Gods Kerk minnen. Waarom zou het „vooruit maar, 't moet er eerst af" alleen maar klinken in café's, waar geen plaats is voor schrielheid en benepenheid. Waar om zou men alleen maar 't geld laten rollen in plaatsen van vermaak, in win kels van luxe artikelen, waar de kopers en bezoekers niet zo gauw zeggen: 't is me te duur, 't kost me te veel. Dan is 'tvooruit maar, ik heb er zin in, we kijken op geen 100 of 1000 gulden. De kastelein, de bioscoopexploitant, de bar-houder ziet nooit zure gezichten, die zeggen kan 't niet wat minder, moet dat nu zoveel kosten Welnee, met 't grootste genoegen schokken de klanten, zonder mopperen. Ja, 't wereld se leven is altijd nog oneindig duurder dan 't kerkelijke. Wat er alleen aan drank wordt uitgegeven is 't 10-, 20- voudige van wat er -voor 't Koninkrijk Gods dient te worden geofferd. Een paar avonden kermis kost meer dan een jaar kerkelijke bijdragen. Maar ja, dat is voor eigen pleizier en dat lokt meer dan 't genot des heils, dan de blijdschap des geloofs in Chris tus. Inderdaad, we zingen wel,,'k gaf alles op voor Jezus" en we vinden een preek over „Wie zal verlaten hebben akkers en huizen om Mijnentwil en om des Evangelies wil, die zal ontvangen 't eeuwige leven", maar als 't er op aan komt iets voor de Here en Zijn dienst te offeren, hebben we vaak veel over leggingen des harten. Maar nu, we kunnen nu gaan bou wen. Te midden van de omhoog toren de burchten van allerlei fabrieken, kan toren plezier-paleizen, magazijnen, wa renhuizen, dient de Kerk des Heren haar plaats te hebben en haar stem te laten horen. Boven 't rumoer en ge wemel, het gezoem en het geraas van menselijke activiteiten en nachtelijke drukte moet de roep der kerk weerklin ken Hoort de stem van Jezus, de stem van Hem, Die alleen uw leven vervul len kan, Die uw leven verlossen kan, die u een blijdschap kan schenken, die blijft. De millioenen offers moge mil- lioenen mensen de gelegenheid ontslui ten onder 't geklank van Gods Woord te beluisteren het eeuwig Evangelie der genade. Uit het oude-Vossenland. Ook van de tegenovergestelde kant was ik in mijn studententijd tot nieuwe aanraking gekomen met sociale vragen. Geruime tijd nl. woonde ik als gou verneur bij 'n adellijke familie voor de opvoeding van één, later van twee jon gens. In één van mijn romans -„de Ge zegende" heb ik daarvan iets verteld. Niet autobiographisch, zoals 'n zeld zaam brutaal recensent zei te „weten", maar vanzelf wel zo, dat ik de vele ontmoetingen met de nodige fantasie in dit boek heb verwerkt. Het grote contrast tussen weinig- of nietsdoende rijken en het uitgebreide personeel, dat het over het geheel, ze ker wat voeding betreft, niet slecht had en door het grillig gereis en getrek naar het buitenland, beurtelings sjouw en luierperioden onderging, voelde ik steeds scherper als dwaasheid en on recht. En ofschoon ik historisch de adel noodzakelijk acht, voor de onmondige massa in oude tijd zelfs nuttig en dik wijls patriarchaal weldadig, begreep ik toch allengs hoezeer deze instelling uit de tijd was en hoe irriterend vooral voor de toch nog zéér afhankelijken, zoals 'n ouder wordende „juf", die maar ge loven moest dat men ook straks voor haar zorgen zou, doch afhankelijk zou blijven tot aan haar dood. Het geknoei, de jalousietjes, de open lijke en verborgen kleine strijd, de ang sten die ik onder dat grote dak van nabij heb meegemaakt, gaven mij weer 'n heel nieuw gezicht op de zorgen van mijn naasten, ook van de rijk-gebore nen, die vandaag 'n totaal overbodige extra-auto kochten, om de volgende dag, zoals dat populair heet, op 'n dub beltje dood te vallen. De fijne beschaving van de één en de ongemanierdheid van de ander in deze hoogste kringen, die voor 'n deel zich toch werkelijk nog van beter ma kelij achtten dan alle niet-adellijke Adamskinderen, is mij steeds bijgeble ven. De manier echter, waarop de gewone man u onverwacht negéren kan en de geraffineerde van de aristocraat, die u plots eens 'n keer over het hoofd ziet, moge uiterlijk nog zoveel verschillen, in wezen raakt hoog en laag elkaar hier in. De lomperd doet het uit verlegen heid, omdat hij zich niet weet te ge dragen. De aristocraat uit hooghartig heid zó dat ge, als ge u zelf niet blijft, u vernietigd gevoelt, ook als hij de vol gende dag de neerbuigende goedheid heeft u opeens weer te kennen. Daarom juist heeft ons volk zich veel al zo aangetrokken gevoeld tot de Oranjes, omdat deze, op 'n enkele na, zich werkelijke, van God gegeven schil den, hartelijke beschermers, zich be toonden, zonder neerbuigendheid. Gewapend met deze van wel zéér uiteenlopende kanten mij bijgebrachte levenskennis, begon ik mijn dominees loopbaan in 'n typische arbeidersge meente, waaraan al heel weinig voor- Allengs in de practijk. naams was, of het moest zijn de echte vroomheid van menig lid, met name in de kring van mijn eerste kerkeraad. Slechts enkele gemeenteleden behoor den tot de middenstand, 'n ambtenaar, 'n winkelier of was zelfs groot werk gever. Ze waren stug over het algemeen, doch rechtuit, en namen geen blad voor de mond, deze sigarenmakers, klinkers, ponsers, kokers, krassen en bazen in fabrieken en op werven, en toch zeg ik waar en wanneer ben ik hartelijker en royaler behandeld dan door deze werkmansgemeente De eerste catechisatie liep uit op 'n vechtpartij. Wat 'n enorme fout iemand zonder énige vooroefening als catecheet los te laten op de bende, die de eerste keer het veel te kleine, armelijke lokaal bin nenstoof Gelukkig, dat men eindelijk zo wijs is om elk theologisch candidaat 'n half jaar oefentijd voor te schrijven onder leiding van 'n ervaren predikant en in 'n gemeente, waar men 'n fout kan ma ken, zonder zijn hele toekomst ineens te bederven, omdat men er na 'n half jaar naar elders verdwijnt. Wat had ik, met al mijn theoretische kennis van de sociale kwestie, zelfs met niet al te geringe ervaring in allerlei milieu, voor begrip van die veertien jarige nageljongens, die zonder enige bescherming dan 'n jute zak, de hele dag in zon of regen nagels hadden moeten heten en de mokerklinker op zijn wenk hadden moeten bedienen on der voortdurend gesnauw of gevloek veelal Of van 'n achttienjarige klom penmakersjongen, wiens eeltige hand even stijf was tussen duim en wijsvin ger als het stuk wilgenhout, waaruit hij destijds met hand en bijtel 'n klomp hakken moest Geen wonder, dat zo één mijn wel overwogen „dictaat" voor de oudsten niet bijhouden kon en zijn potlood weg- keilde metdat verdij ik. Ik liep die eerste maal, al docerend, maar wat heen en weer. En waaróm ik eensklaps één der der tienjarige fabrieksjongens bij de klad den pakte, weet ik niet meer. Zijn naam nog wel en we zijn later goede vrienden geworden en ik had zijn vader mee Maar in elk geval was het de eerste en de laatste maal, dat ik mijn handen gebruikte voor de orde, ook al kwam ik als overwinnaar uit de strijd. Over winnaar Nou ja, in het oog van de bengels, die voorlopig meer bewonde ring hadden voor 'n forse greep, dan voor zedelijke kracht. Maar bij het heengaan door het nau we gangetje, draaiden de guiten telkens de electrische schakelaar 'n slag om en zetten mij beurtelings in donker en licht, zonder dat ik het in hun gedrang kon beletten. Wat hebben we de week daarop met elkaar gelachen, toen ze bij het uitgaan van de catechisatie het spelletje van zelf wéér probeerden, en ik van uit mijn zetel plagerig riep Gaat het niet om dat ik, zo ontechnisch als ik ben, eigen handig die schakelaar in diep geheim onklaar had gemaakt, zij het ten koste van 'n hevige electrische schok door mijn hele lijf, omdat ik, werkend met mijn schroevendraaier, stond op 'n ijze ren mat Binnen 'n jaar wist ik meer en had ik meer adviezen gegeven over het 5de, 7de en 8e gebod dan in alle jaren. Het was nóg oorlog en als ik preekte hoorde ik het gedreun van het kanon voor Antwerpen. Het was nóg mobilisatie en de moei lijkheden van getrouwde en ongetrouw de soldaten hoopten zich op. Het was de tijd, dat zelfs de nagel jongens veel verdienden en de belegde boterhammen soms op straat lagen. Er was hier en daar overdaad. Het werd de tijd van Troelstra's re volutie. De scheepsbouwers liepen niet of uiterst voorzichtig over hun eigen werf, en zéker niet onder 'n schip in aan bouw, bevreesd, dat de één of andere ijzeren plaat „bij ongeluk" hun op het hoofd kon vallen. Het werd de tijd van de Spaanse griep, toen dagelijks ook op ons dorp enkele stierven en de torenklok soms vijf uur per dag werd geluid En om dat de hervormde en de oud-gerefor meerde gemeente juist vacant waren, werd ik op vrijwel alle begrafenissen gevraagd en leerde ik daar wéér anders de sociale nood door de wild rond zich slaande dood kennen. Maar nooit later heb ik gedurfd, wat daar in Ridderkerk regel werd zingen in het sterfhuis reeds en daarna op het graf. En hoevelen heb ik, jonge wedu wen soms, onder tranen zien meezin gen Goed volk. Vroom volk. Door alle ellende kwam er toch soms iets schoons door. Maar er dreigde ook vermaterialise- ring, ontwrichting van de gezinnen. Veel werd er verdiend. Ik hoorde van 'n gezin, waarin de kinderen moeder hadden gevraagd wie is toch die man, die 's zondags bij je komt Het was hun eigen vader, die door het z.g. hoopwerk, alleen thuis was als de kleinen sliepen en 's zondags slechts zichtbaar bleef Bennekom. D. J. Couvée. De mens is een sociaal wezen. We zijn op elkaar aangewezen. Het gezel ligheidselement speelt een belangrijke rol in ons leven. Ook voor ons leven in Gods gemeen te heeft het gemeenschappelijke grote waarde. In de jongste tijd wordt er weer telkens de nadruk op gelegd, dat we een gemeenschap hebben te vormen. Dat hebben we zeker te doen 's zon dags in de kerk. Zij, die de samenkom sten van Gods gemeente zonder nood zaak verzuimen en „hun" zondag zo rustig en stil voor zichzelf genieten, komen niet alleen met de eis des Heren in zijn Zoord in tegenspraak, maar ze doen ook zichzelf en de anderen tekort. De rijke zegen, die God zijn volk wil doen genieten en het bij elkaar zijn, in het met elkaar zingen en samen bidden, maken ze niet mee. Ze beroven er zich van. Het is een soort vrijwillige ar moede. Maar ze doen ook de anderen tekort. We hebben ook een roeping tegenover anderen. Veel te vaak is het ons in ons godsdienstig en kerkelijk leven om ons zelf te doen. We komen dan in de kerk om er iets te halen, om er iets van mee te nemen, maar niet, om er iets te bren gen en er iets achter te laten. Ik geef natuurlijk direct toe, dat we ook in de eenzaamheid Gods rijke zegen kunnen genieten. Laat „de binnenka mer" ons toch niet vreemd zijn. Er zijn mensen, die blijkbaar niet alleen kun nen zijn. Onrustige zielen, die altijd lawaai en rumoerigheid om zich heen moeten hebben, omdat de eenzaamheid hen beklemt en beangstigt. Hier kan ook wel veel verklaard worden uit het karakter, de ene mens is nu eenmaal de andere niet, maar als we niet ken nen de verborgen omgang met God, wie niet weet van de zegen van de binnenkamer, daar ontbreekt toch wel heel veel. In stille uren kan Gods kind zich soms zo heel dicht bij zijn hemelse Vader weten. Menige zieke, die later weer beter mocht worden, zal nog met dankbaarheid gedenken de stille ver troosting, die hij mocht genieten, toen zijn God hem in het isolement had ge bracht en Hij zich door zijn kind liet vinden. Maar aan de andere kant moeten we

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1959 | | pagina 2