van de Vlaamse Gaai
Van de wijde, ruige
Heide
STEUN KERKBOUW
Eigenlijkhad -ik voor vandaag
al een stukje geschreven over de pro
paganda voor onze Zeeuwse Kerkbode
en over twee belangrijke zaken, die in
de classis Axel in gesprek zijn, n.l. over
de aansluiting van de classis Axel bij
de kindergeldregeling van de classes
Goes en Zierikzee en over de uitbrei
ding van de gezangenbundel. Wat deze
laatste zaak betreft, mag ik wel ver
klappen, dat reeds twee dagen na de
benoeming door de classis alle leden
,,ja" hadden geantwoord en op 26 sep
tember een eerste vergadering hebben
belegd in Oostburg.
Er is echter iets, dat eerst moet wor
den opgeruimd.
Mij is ter ore gekomen, dat enkele
collega's een kwade lucht hebben op
gesnoven uit mijn stukje over hetgeen
ter Generale Synode is gesproken over
de Oproep der classis Axel inzake de
uitgeschreven bidstond voor de vrede,
aan de vooravond van de Conferentie
van Genève. Het gaat mij er niet om
of men met mij van mening verschilt.
Het is erg optimistisch om te veronder
stellen, dat elk ander de eigen opvat
ting zo maar deelt.
Maar iets anders is of men van oog
merken of drijfveren beticht wordt, die
slechts bestaan in de fantasie.
Ik hoorde, dat de veronderstelling is
geuit, dat ik in geprikkeldheid uiting
zou hebben gegeven aan bepaalde ver
ontwaardiging en zelfs, dat ik het sy
nodaal gezag zou pogen aan te tasten
door mij regelrecht te richten tot de
gemeenteleden. Met ongerustheid zou
men instemming met mijn artikel heb
ben waargenomen juist bij verschillende
gemeenteleden.
Ik weet niet of dit aan mij op de
juiste wijze is overgebracht. Ik weet ge
lukkig ook niet precies, door wie zo'n
klacht zou zijn geuit. Ik voel me er ook
niet erg door gegriefd. Veeleer zou ik
mijn gesteldheid hieronder willen ver
gelijken met een dokter, die staalpillen
heeft voorgeschreven aan een patiënt
met een niet al te sterke maag. Zover
ik weet, zijn deze pillen goed voor het
bloed, maar de maag wil er wel eens
van naar boven streven. Dan kan de
dokter daarover een verwijt te horen
krijgen. Het zou onverstandig van de
man zijn, als hij daarover gebelgd werd.
Dit zijn de risico's van het beroep. Dat
maken ambtsdragers in de pastorale
geneeskunde ook meermalen mee.
Omdat ik echter verkeerde stemmin
gen gaarne verhelp, wil ik graag ver
klaren, dat ik zeker niet geladen of ver
bitterd geschreven heb, net zo min als
ik dit nu doe, maar veeleer in rustige
ironie heb geconstateerd, dat 't zwaard
zich dreigt te keren tegen zijn meester
en dat onze kerkelijke rechtspleging
blijkbaar verre van volmaakt is. Daarbij
heb ik heel wat pepertjes", die a.h.w.
voor het strooien klaar lagen, opzette
lijk geweerd om schijn van verbittering
te mijden.
En wat het ondermijnen van gezag
aangaat, ik verklaar uitdrukkelijk voor
stander te zijn van een krachtig, ge
zond, kerkelijk gezag, ook waar het sy
noden betreft.
Dit sluit echter critische toetsing der
synodale handelingen in de kerkelijke
pers bepaald niet uit. Ik geloof, dat dit
tot op heden algemeen werd aanvaard.
Een andere zaak zou het zijn, wan
neer men van mening mocht zijn, dat
het synodaal gezag zo in waarde is ge
daald, dat het alleen door kunstmatige
bescherming in aanzien gehouden kan
worden. Ik geloof echter niet, dat het
in onze kerken er zo voorstaat. Daarbij
meen ik, dat men met kunstmiddelen
het beoogde doel niet bereikt.
Ten aanzien van de plaatselijke toe
naderingspogingen spreekt de synode,
naar aanleiding van bij haar ingekomen
stukken, nog uit, dat wanneer plaatse
lijke Gereformeerde Kerken, met inacht
neming van het onder B genoemde, tot
confessionele overeenstemming met
plaatselijke vrijgemaakte Gereformeerde
Kerken mogen komen, er van de zijde
der synode geen bezwaar bestaat om,
met gunstig advies van de classis en
deputaten art. 53 K.O. tot kanselruil
en gemeenschappelijke avondmaalsvie
ring met de betrokken vrijgemaakte Ge
reformeerde Kerk over te gaan.
E. Inzake de ingekomen -voorstellen
uit de kerken.
De synode besluit bovenstaande be
slissing als antwoord te beschouwen op
de in de aanhef van dit besluit vermelde
ingekomen stukken, onder dankzegging
voor het hartelijk medeleven, de waar
devolle voorstellen en het vertrouwen,
In vroeger tijden hield men koningen
en keizers in isolement op respectabele
afstand van hun volk. De mensen moch
ten hun vorst van een afstand toejui
chen. De afstand verhoogde het besef
van majesteit. Dat gaat niet meer te
genwoordig. Hooggeplaatsten begeven
zich nu onder het volk en verwerven
zich op een moeilijker, maar zinvolle
manier de liefde van hun volk.
Zo moet ook een synode haar gezag
niet ontlenen aan een voetstuk, waarop
zij wordt gehesen, maar aan de ver
trouwen winnenae wijze, waarop zij
haar besluiten en daden weet te fun
deren op waarheid en gerechtigheid
naar de Schriften.
Naarmate een Synode of welke an
dere kerkelijke vergadering zich onaf
hankelijker zal tonen van beïnvloeding
door adviseurs of opstuwende stromin
gen een zelfstandig beleid zal voeren,
dat getoetst mag worden aan de diepste
schriftuurlijke overtuigingen, die in de
gemeente leven, zal haar gezag rijzen.
Daarom zal het ook een levensbelang
der kerken zijn, dat naar deze koers
terug gedrongen wordt, wanneer er af-
glijding dreigt.
Over de al of niet aanwezigheid van
afglijding kan men soms verschillen.
De inzichten kunnen tegenover elkaar
staan, maar het werkt de vorming van
goede verhoudingen bepaald tegen, als
men verschil van mening te snel gaat
verbinden met allerlei veronderstellin
gen en suggesties, die aan een ondes
kundige psychologie of verkeerde diag
nose ontleend zijn.
Het is één der nare dingen van onze
kerkhistorie, m.n. van de jongste kerk-
Bij gelegenheid van het gouden jubi
leum van het Christelijk Nationaal Vak
verbond schreef ik geen feestartikel.
Het zou toch maar zijn verdronken
in de zee van gelukwensen.
Maar het zette mij wel aan het den
ken en herinneren.
Dit laatste wil ik nu hardop doen.
Mijn eerste aanraking met de „sociale
kwestie" viel voor op 'n boeren erf er
gens in de Hoekse Waard.
Niet dat ik dit toen al zo „geleerd"
kon aanduiden.
Want ik was 'n schooljog, hooguit
negen jaar.
Arjaan de bouwknecht van de ge
zeten landbouwer, bij wie ik verbleef
Arjaan en ik hadden de hele dag op
het korenveld „gemend".
Dat wil zeggen hij had al 'n paar
uur in de vroege zon gesloofd, terwijl
ik nog in de bedstee en mijn „arbeid"
bleef dan ook grotendeels beperkt tot
op het kistje zitten met de leidsels in
mijn kinderknuisten en mij inbeelden,
dat ik zelf werkelijk de paarden „men
de", wanneer Arjaan de twee blessen
aan het hoofdstel over het stoppelveld
telkens naar nieuwe nog onopgeladen
schoven voortleidde.
Eindelijk kwam de avond en Arjaan,
met zijn grijs bestoven haar rond het
rood, bezweet gezicht, plantte zich naast
mij en reed de laatste wagen steewaarts.
In mijn kinderoog was hij reeds 'n
oud man, maar zachtmoedig.
Stellig alles, behalve opstandig, on
danks de acht harde guldens, die hij in
oogsttijd gedurende tien, twaalf uur
voor zijn groot gezin per week bijeen
sjouwde.
En nu zie ik hem na het afladen van
dat zij hierin uit de kerken mocht ont
vangen.
Op de inhoud willen wij thans niet
ingaan.
Wat in de eerste plaats van belang
is, dat zal de reaktie zijn bij de vrij ge-
maakten. U moet nu de pers van de
vrijgemaakten aandachtig lezen. En u
moet het oor te luisteren leggen, of er
uit vrijgemaakte kring dankliederen ko
men. Verder wachten wij af, of er of
ficiële kontakten zullen komen. Daarin
toch zal het geoorloofde en belangrijke
van dit besluit moeten blijken. Dat bij
de vrijgemaakten de deuren open sprin
gen, en „wij" en „zij" elkaar tegemoet
lopen.
Daar wachten we op, en voorlopig
willen we ons van beschouwingen ont
houden. Mogen al diegenen onder ons,
die begerig waren naar een dergelijk
besluit, geen al te grote teleurstellingen
ondervinden. C. St.
historie geweest, dat bijna niemand zich
aan deze etikettendrukkerij en deze in
passing van een ander in zijn eigen
verdenkingsschema heeft weten te ont
trekken. Gevolgen wantrouwen, felle
polemiek, verdachtmaking, scheuring.
Hoe voorzichtig men in deze moet
zijn, leert de aanstalte, die de huidige
synode maakt tot afschaffing van de
„Vervangingsformule".
Om het pleiten hiervoor is over velen
in onze kerken jaren lang groot leed
gebracht. Van de groslijsten bij beroe-
pingswerk werden ze vaak geschrapt,
voor benoemingen gepasseerd als niet
volwaardig, hun kerkelijke trouw en
achting voor de meerdere vergadering
was vaak in opspraak door anderen, die
zeker niet de offers van schade en ach
teruitzetting hadden gebracht als zij. En
nu schijnt alles op één slag te verande
ren, als de Synode zelf de betwiste for
mule op zij zet, zelfs zonder leedbetui
ging over het verdriet, dat er door be
rokkend is.
Ik hoop dat de moed der Synode en
de zelfverloochening van sommige van
haar leden om de formule op te ruimen
bekroond mag worden met versterking
van haar gezag. Dit zal wel samenhan
gen met de wijze, waarop ze dit doet,
maar tegelijk meen ik, dat uit dit voor
beeld blijkt, dat men critiek op een deel
van het synodaal beleid niet dadelijk
in de sfeer van verdachtmaking moet
brengen, want het argument, dat men
nu hanteert het opruimen van belet
selen voor de hereniging met andere
Gereformeerden, is door anderen al
lang de synode voorgehouden. Thans
bezigt ze het zelf. Reden van dank,
maar ook waarschuwing tegen vuurtje
stoken. J. B. v. M.
Sociale opstoppers.
de laatste schoof, krom, stinkend van
het zweet in zijn verschoten blauwe boe
zeroen, met de rode zakdoek zijn drui
pende kop afvegend, staan tegenover
het met mij bevriende zoontje van de
boer, onderhandelen met deze over de
aankoop van'n zak gras voor zijn
konijnen
De boer en ik stonden wat terzij.
De koop ging, na wat loven en bie
den, dóór en wéér zie ik Arjaan in zijn
versleten beurs klauwen naar 'n twee
en 'n halve centstuk, dat hij eindelijk,
alsof de koperen penning voor het ko
nijnengras hem toch nog te zwaar viel,
opdiepte en aan het boerenzoontje over
handigde
Ik keek mijn ogen uit, verstomd.
Maar bleef dit toch niet lang.
„Pak jij dat an riep ik. „Van Ar
jaan, voor dat zoodje gras
Zijn vader greep in en zei „hij moet
het vroeg leren handelen
„Nou", brutaliseerde ik mijn gast
heer, „hij hééft nou gehandeld. Geef
het hem nou dan terug."
Doch of het met zijn eenmaal
's zondags kerken en liberaal stemmen
samen hing, weet ik niet, maar de in
dienst van zijn baas kromgewerkte Ar
jaan sjokte, met de zak op de stijve rug,
maar zonder het koperstuk, naar zijn
groot gezin en zijn konijnen
Verontwaardigd en verdrietig keek
ik mijn oude, stramme vriend na.
Wat zóü ik hem graag nogeens spre
ken
Maar hij zal wel reeds onder het gras
van het kerkhof zonder steen, rusten...
'n Tweede sociale opstopper kreeg ik
'n volgende vacantie in 'n olieslagerij,
ergens aan de bochtige oude Rijn.
Dag en nacht verbrijzelden daar de
olifantzware molenstenen het kostbare
lijnzaad en persten er de goudkleurige
olie uit.
Het geratel der meedogenloos rond
wentelende wielen was zo sterk, dat
men zelfs schreeuwend zich nauwelijks
verstaanbaar kon maken.
Te minder, omdat de arbeiders die
zich in de schemerige ruimte als schim
men in de onderwereld bewogen, allen
op de duur doof geslagen waren door
het onophoudelijk ratelend gekraak.
„Hoe lang werk jullie hier", waagde
ik mijn vraag aan 'n oud, grijsbestoven
man.
„In twee ploegen, twaalf uur, met 'n
half uur schafttijd", antwoordde hij,
„want dan moet de machine nageke
ken."
Dit woord sloeg bij mij in als de
bliksem.
Dus wanneer de machine haar
schafttijd niet nodig had gehad, zou er
voor de ménsen helemaal geen rusttijd
De Engel schrok, toen hij de
bouwcomplexen zag,
waar eens in vree het brakend
bouwland lag.
Op 't gras-groen voetbalveld liep
massavolk te hoop.
Een lange fille wagens parkeerde
voor de bioscoop.
Van uit Atlantic viel getemperd licht
op straat
er werd gedansteen wals in
driekwartsmaat.
En om de hoek, schuin tegenover de
nieuwe H.B.S.,
ontving de jeugd, na d' arbeid van
de dag, haar avondles.
De Engel zweefde tot Zijn Meester
weer,
om blij te staan vóór de troon van
d' Opperheer.
Maar in zijn wiekslag hoord' ik een
zacht geruis
Waar, waar is bij al die pracht -
Gods Huis
God sprak Vertel Mij al, wat men
daar ziet.
De Engel sniktVoor U - geen plaats -
nog niet.
O.V. f. V.
zijn geweest Voor dag- noch nacht
ploeg
Natuurlijk heeft het zelfs in die tijd
van omstreeks 1900 niet zó scherp ge
staan.
Zelfs kan ik mij nu achteraf nog niet
goed voorstellen, dat er werkelijk
slechts één half uur voor rust en eten
werd uitgetrokken.
Dan moet 'n tweede „maaltijd" ón
der het malen zijn verorberd de dub
bele, zelden belegde boterham in de
linkerhand en de rechter tot ingrijpen
hier en daar onder 't heen en weer ge
loop gereed.
Is het op dezelfde dag geweest, dat
ik met mijn vriendelijke gastheer, 'n
graanhandelaar („grutter" heette dat
toen) overhoop kwam te liggen door
mijn conclusie die mensen daar zijn
gewoonweg 'n verlengstuk van de ma
chine
Dirk, wierp hij mij haast toornig te
gen, dat praat je de rooien na.
Nu is de uitdrukking „verlengstuk
van de machine", inderdaad niet door
mij, scholier van zeg elf jaar, het eerst
bedacht
Waar vangt men niet iets op En
ik „zat", gelijk dat heet, reeds op de
Hoger Burgerschool, 'n openbare.
Misschien heeft het in 'n één-mei-
pamflet gestaan of in m'n geschiedenis
boek.
Wel heeft mijn gastheer mij met zijn
dwingende ogen tot zwijgen gebracht,
maar destijds niet overtuigd.
O zeker, hij zelf 'n onberispelijk
Christen, van puur vrijzinnig eerst na
de dood van zijn eerste vrouw tot ge
loof, tot 'n warm geloof gekomen, was
goed voor zijn „volk", waarmee hij
's ochtends om vier uur de werkdag met
bijbel en gebed, in blauwe onderbroek
in de keuken gezeten, begon.
Doch nü een en ander overdenkend
wat waren er 'n vaak totaal onbewuste
groepszonden, ook onder oprechte God
zoekers.
Denk aan de slavernij, door hoe wei
nigen als mensonwaardig gevoeld en
door hoevelen met de bijbel in de hand
verdedigd.
Denk aan het negervraagstuk in
Amerika, het naturellenprobleem in het
godsdienstige Zuid-Afrika.
Maar ook het werkvolk van mijn
grutter zelf bracht mij tot nadenken.
Het personeel bestond uit 'n man of
vier Jan, gereformeerd, klein van stuk,
rap, vader van 'n kind of acht, wonend
in wat we nü zeker 'n krotwoning zou
den noemen, maar zijn baas dienend
met 'n trouw als toen en thans zelden
voorkomt.
Of hij nu met de levensgevaarlijk ge
laden petroleumschuit de tocht heen en
weer 's nachts naar Amsterdam maakte
of, gebrild, met de bilhamer de te glad
geworden molenstenen bilde, of de pas
ingevoerde machine verzorgde tussen
het trap op, trap af lopen van graan
zolder naar graanzolder, of met de
platte wagen de klanten afreed en één
der paarden, Emma of Piet mende,
nooit klaagde hij, nooit viel hij zijn
baas af.
In tegenstelling met de Jong, wiens
voornaam ik zelfs niet kende, maar die
ik zelf later met de bijnaam Schopen
hauer vereerde, om zijn inderdaad in
drukwekkende philosophen kop èn om
zijn pessimistische levenskijk èn omdat
ik voor het eerst iets over deze wijs-