Van de wijde, ruige Heide KLEINE VOSSEN De BRIEF aan de PHILIPPENZEN Nieuws uit de Kerken KERKNIEUWS Verhindert ze niet! Velen hebben meer dan eens be droefd geconstateerd, dat de werfkracht onzer kerken gering blijkt. Inderdaad, wie de jaarlijkse statistie ken raadpleegt, merkt dat de winst over het gehele land nauwelijks opweegt te gen het verlies aan andere kerken en... aan de wereld. En hoevelen dan nog van die tot ons kwamen, deden die stap terwille van eenheid in het huwelijk, om ,,de jongen" of om ,,het meisje". Hoe weinig buiten-kerkelijken traden toe èn uit overtuiging èn omdat ze zich aangetrokken voelden tot de kerk, waarvan het kenmerk moest zijn ziet, hoe lief zij elkander hebben Doch indien de liefde tot de broeders al niet over houdt, hoe zal men dan die buiten zijn liefhebben Men moet zich eigenlijk vooral na de afschuwelijke scheuring eer nog verba zen, dat iemand nog lust gevoelt om zich te voegen bij dat „twistend gezel schap". Als God het toch eens niet deed Wat evenwel niet eerst sedert de jongste scheuring (de zoveelste da teert, is de weinige hartelijkheid, waar mee kerkeraden en gemeenten de ver loren zoons en dochters ontvangen. Ik herinner mij de tijd, dat „goed- gereformeerden" voor evangelisatie weinig of niets gevoelden. Er waren zelfs dienaren van de Blijmare, die bot weg weigerden onder het motto de kerkdeuren staan 's zondags open. Ze kunnen komen Veel is er ten goede veranderd. Uiterlijk. In haast iedere gemeente is er thans wel 'n groter of kleiner, meest kleine kring, die „voor evangelisatie gevoelt. Veelal echter zitten juist dezen niet in de kerkeraad of nemen er 'n weinig invloedrijke plaats in. Zeker, we hebben vandaag 'n heel behoorlijk apparaatop vele plaatsen evangelisatie-commissies met gewichtige onder-commissies voor allerlei „takken van arbeid". Bovendien 'n opzettelijk evangelisa tie-centrum met twee predikanten in al gemene dienst, 'n hoogleraar in de „evangelistiek" en dan nog studenten predikanten in de universiteitssteden. Neen, aan de apparatuur en het steeds meer geofferde geld ligt het niet. Zelfs de „methodiek" is in orde. Doch als de Here de arbeid, de opzettelijke èn de gelukkig nog levende onopzettelijke onder ongelovigen ze gent, en hier of daar één of meer pas bekeerden toebrengt tot de gemeente die zalig wordt, dan verblijdt zich niet iedereen, zelfs niet alle kerkeraadsle- den, maar kijken bezwaard als het „ar men" geldt, of als ze geen argwaan door materiële behoeften wekken, dan zucht menig degelijke broeder of zus ter gaat dat zó maar En hun verle den dan Alsof wij niet mèt de apostel Paulus Op de Zuid-Hollandse- en Zeeuwse eilanden zijn de boeren geen luie lieden. Helemaal nietZe zijn zeer actief en arbeidzaam. Komen ze in de buurt van een landbouwmachine, dan beginnen hun handen al te jeuken. Zien ze on kruid, dan grijpen ze naar alle moderne middelen om 't te verdelgen. Merken ze onraad aan bomen of gewassen, de nieuwste uitvinding op 't gebied van ziektebestrijding grijpen ze aan. De nieuwste snufjes op 't gebied van ma- chineriën voor 't ploegen, eggen, zaaien, maaien, rooien, dorsen worden gretig aangewend. 't Zijn echte 20ste eeuwers, modern en vooruitstrevend Maar, wonderlijk, komen deze nieuw modische mensen op onze eilanden, ten minste op een gedeelte daarvan, in de buurt van de kerk, dan ondergaan ze opeens een gedaanteverwisseling en gaan ze plotseling twee eeuwen terug en doen zich voor als ouderwetse 18de eeuwers. Geen nieuwigheden in de kerk Maar men vergeet, dat ze, onwetend, de oude Statenbijbel zijn kwijtgeraakt en zonder dat ze 't weten een nieuwe vertaling in huis en op de kansel ge bruiken, ook al moet men dan van Nieuwe Vertaling niets hebben. Als deze broeders en zusters de moeite na men en hun oude vertaling vergeleken moeten belijden, dat wij allemaalzon der één uitzondering, 'n verleden heb ben, dat niet heeft gedeugd. Alleen van de één is het bekend aan alle mensen, van de ander aan hem of haar èn aan God. Dood door misdaden en zonden, noemt de apostel ons allen van nature. Niet voor niets staat er in de Schrift, dat er bij de engelen Gods blijdschap is over één zondaar die zich bekeert. Alsof Jezus wilde zeggen maar bij de mensen hó maar Was het zo al niet de oudste zoon, die enkel wist op te halen het kwaad van de teruggekeerde jongste Was het niet zo, toen Saulus zich bekeerde, dat hij vergeefs trachtte zich te voegen bij de broeders en eerst ge accepteerd werd door de vriendelijke introductie van Barnabas En is Paulus ooit door heel de kerk destijds geaccepteerd Overal tegenstand, overal wantrou wen. Zó weinig blijdschap is er over an deren, die tot Jezus komen of gebracht worden, dat ook de twaalven de kleine kinderen beletten te naderen tot de Heiland. Vandaar Jezus' scherpe vermaning verhindert ze niet Verhindert ze niet Dat zou ik alle gemeenten en ker keraden willen toeroepen, verhindert ze niet die tot de Heiland komen, ook al denken en doen ze voorlopig niet in al lesprecies als gij Daar schuilt de fout. Wij willen ook de pas bekeerden net hebben als wij zelf Ze moeten dadelijk de zondag hou den, zo stijf misschien als gij, anders deugt het niet. Ze moeten precies als wij liefst niet te veel gezangen willen zingen, ook al is het misschien ,,'n lied", dat hen het eerst tot inkeer bracht. Aan wiens leant is hier de „opper vlakkigheid" Ze moeten aanstonds antirevolutio nair stemmen, dezelfde krant lezen, an ders is het hun geen ernst met de zaak Gods! Is er niet voor enige jaren 'n echt bekeerd onderwijzer door 'n kerkeraad ergens als lid openlijk geweigerd, om dat hij niet aanstonds brak met de openbare school en naar 'n christelijke ging solliciteren O, als de Here eens met óns zó on geduldig was, als wij me hèn O, als de Here eens al ónze dwaze eisen overnam. Maar God dank, de Here is lank moedig en ontfermend, ook over onze vaak weinig lokkende kerken Dat tenminste alle kerkeraden zich bezinnen, eer zij iemand weigeren, om dat hij niet, nóg niet precies denkt of doet als „wij". Maar wie zélf zich weet en gevoelt overgezet uit de duisternis in Gods wonderbaar licht, die verblijdt zich mèt de engelen Gods over iedere ritseling van bekering. Verhindert, verhindert ze niet Bennekom. D. J. Couvée. met de oude Statenbijbel, ze zouden schrikken zoveel als daar, ongemerkt, al in veranderd is. Men vergeet ook, dat ze reeds lang, sinds 1773, een nieuwe psalmberijming zingen en als ze 't oude psalmboek van hun overgrootmoeder opslaan, zouden ze zien, dat onze voorvaderen rythmisch zongen, op hele en halve noten. Men vergeet, dat de voorgangers, zelfs in de Geref. of oud-Gereformeerde Gemeente niet meer optreden als voor heen in kuitbroek, met lage schoenen met zilveren gespen en dat ze de steek reeds lang verwisseld hebben voor de hoge zijden en sommigen lopen al met deukhoed naar de kerk. 't Deed me deugd, dat ik las, hoe op de Christelijk-Geref. Synode vele voor aanstaande leidslieden, ouden en jon gen, Professoren en Dominé's en ouder lingen er sterk voor pleiten om de Nieu we Vertaling op de kansel te gebruiken. Eén hoogleraar verklaarde, dat hij al jaren bezig was om in de Nieuwe Ver taling iets te vinden, dat niet overeen komstig de grondtekst was en zeide, dat hij niet één tekst gevonden had, die in haar vertaling strijdig was met 't Woord Gods Och, de Statenvertaling was eerst ook nieuwerwets en de Psalmberijming van 1773, zo vertelt onze Hoofdredac teur, is zelfs door middel van paarden volk en met enkele bebloede koppen in gevoerd. Maar ja, de vos „conservatisme" heeft op onze eilanden, boven de Oos- terschelde, een taai bestaan. Je kunt hem niet op even doodslaan. Wonder lijk is 't, dat men op landbouwkundig- gebied niet zegtonze vaderen hadden geen machines, geen kunstmest, geen onkruid verdelgingsmiddelen, en ze aten ook. Ook 't kerkelijk leven ver nieuwd zich al doorniemand loopt meer in lange rokken met een bijbel met-gouden-sloten naar de kerk en nie mand verlangt naar de stinkende pe troleumlamp in koude kerkgebouwen, maar men verheugt zich over 't elec- trisch licht en koestert zich bij de cen trale verwarming. Alleen't Woord Gods is onveranderlijk en blijft in eeuwigheid en dat is 't oude Woord, dat, Gode zij dank, in nieuwe vormen verkondigd wordt. Uit het oude-Vossenland. IX De wandel, het evangelie waardig. Phil. 127 In de voorgaande verzen is Paulus uitvoerig ingegaan op de bezorgdheid van de Philippenzen voor hem. Hij heeft, ook om hen gerust te stellen, ge schreven, hoe goed het het evangelie te Rome gaat en dat hij het daarom ook uitstekend maakt. Ook de schaduw, die over de voortgang van het evange lie is gevallen, heeft zijn blijdschap niet verminderd. En tenslotte kan zelfs het proces, waarin over zijn leven wordt beslist, niet afdoen aan het feit, dat Christus zal grootgemaakt worden in zijn leven. Al met al heeft hij dus ge schreven maakt u over mij maar geen zorgen. En nu gaat hij verder Alleen, gedraagt u waardig het evangelie van Christus. Daar komt het nu in Philippi op aan. Het is waar, dat het in Rome spant. Er staan daar grote dingen op het spel. Paulus is niet de eerste de beste. Hij is een slaaf van de Here Jezus Christus. En de Philippenzen hebben belang bij wat in Rome met hem gebeurt. Maar dat komt, omdat het te Rome nu gaat om de voortgang van het evangelie in de wereld. En hetzelfde evangelie is ook te Philippi gepreekt. Ook te Phi lippi gaat het dus ergens om. De be slissingen vallen niet allemaal in Rome. Misschien vallen bij ons niet de be langrijkste beslissingen. Het is best mo gelijk, dat de grootste beslissingen voor de voortgang Van het evangelie vallen in de wereldgeschiedenis, op de zen- dingsvelden en op de synodevergade ringen. Daar gebeuren in ieder geval dingen van belang voor de loop van het evangelie. Het kan dus eigenlijk niet anders, of wij leven met die gebeurte nissen mee. De voortgang van het evan gelie is daar in het spel. Maar hetzelfde evangelie is ook aan ons gepreekt, het evangelie van Christus. De Here Jezus heeft met zijn Woord ook ons gevan gen. Hij heeft ook ons leven terugge wonnen voor de Here. Daarom, en dat is nu de grote zorg van Paulus ge draagt u waardig het evangelie van Christus. Dat gaat niet vanzelf. Of hij ooit nog terug komt en hen ontmoeten zal, of dat hij afwezig blijft, Paulus wil van de gemeente te horen krijgen, schrijft hij „dat gij vast staat in één geest, één van ziel medestrijdende voor het geloof aan het evangelie". Zich gedragen, waardig het evangelie van Christus gaat dus niet vanzelf. Daaraan komt een strijd te pas, niet een oorlog, waar in wordt gevochten om de tegenstan ders er onder te krijgen, maar een wed strijd, een wedkamp. Paulus bedoelt hier met strijd dat vechten om verder te komen, om het doel te bereiken en alles wat daarbij hoort aan voorberei ding en ontbering, aan opofferingen en inspanning. Dit soort strijd heeft Pau lus op het oog, als hij ons aanspoort om te strijden voor het geloof aan het evangelie. Zo moet er voor gevochten worden, dat we het geloof niet kwijt raken, dat we die band aan het evan gelie houden. Niet omdat het geloof op zichzelf zo'n kostbare zaak zou zijn. Maar het is het geloof aan het evange lie en het evangelie is onvergelijkelijk kostbaar. Het is immers het evangelie van de Here Jezus, het evangelie waar in de Here Jezus ons aanspreekt. En de Here Jezus moeten we niet loslaten. Daarom gaat het in die strijd voor het geloof. Telkens weer doen we dwaze dingen, maken we fouten, telkens weer loopt er iets spaak in ons leven. Maar nu mogen we ons er niet blind op staren, we moe ten er niet in blijven hangen. Onze zon den zijn ons vergeven om Christus' wil. Bij Hem moeten we ons heil zoeken. En telkens weer zijn er zorgen en angsten, die het ons benauwd maken. Maar de Here Jezus heeft gezegd weest in geen ding bezorgd. Onze Vader, die in de hemel woont, wil klaar komen met onze zorgen. Daar moeten we het op hou den. Zo staan we bij iedere boosheid en bij iedere zorg in een soort worstel- ring. En nu gaat het er om, dat we vast staan en strijden om bij alle misstappen het evangelie van de vergeving vast te houden. En nu gaat het er om, dat we kampen om in alle zorgen het evangelie van Gods zorg over ons leven niet los te laten. Want de beslissingen vallen niet alleen te Rome, maar ook in ons leven. Die strijd voor het geloof is dus geen particuliere aangelegenheid. In zijn goedheid heeft de Here ons nodig om zijn Rijk te doen komen, om zijn rege ring te vestigen. Vorderen wij in die strijd, die wedkamp voor het geloof, dan doet in ons leven Gods Rijk een stap vooruit, dan vordert in ons bestaan het evangelie. Daarom dringt Paulus er ook zo op aan, dat we vast zullen staan in één geest en mee zullen strijden één van ziel. Want dit vaststaan, deze strijd is niet een zaak van enkelingen. Het gaat daarin om de dienst aan Gods re gering, om de voortgang van het evan gelie. Maar daarbij zijn wij betrokken samen met alle broeders en zusters. Als dan ook de gemeenschap met de broe ders en zusters zoek is, dan zijn of wij vastgelopen of zij dan spannen of wij ons in voor iets anders dan voor het geloof of zij. Strijden voor het geloof aan het evangelie, dat gaat alleen maar samen. Er is immers maar één Rijk Gods, maar één evangelie en daarom ook maar één geloof. Dan moeten al len, die strijden voor het geloof wel één van geest, één van bedoelen zijn en één van ziel, één van verlangen. En deze gemeenschap breken is levensgevaar lijk. Want het is de gemeenschap, waarin de Here Jezus zichzelf aan ons heeft gegeven. Colijnsplaat. A. S. Beroepen te Landsmeer, K. Snoey te Dinteloord te Ottoland en te Ijlst, H. J. van Boggelen, kand. te De Bilt (U.) te Leeuwarden (vac. J. C. Ha gen), S. van Bekkum te Monster te Berlikum (Fr.), C. van der Giessen te Tzum te Den Bommel en te Mids- land op Terschelling, J. Bakker, kand. te 's-Gravenhage te Eindhoven (6e pred. pi.), G. H. Harms te Blokzijl te Huizen (N.H.), G. van Wilgenburg te Uithoorn te Vorden, J. N. Nom- mensma te Roodeschool te Schie- broek-Hillegersberg-Centrum, A. L. Janse de Jonge te Oostvooriie te 's-Gravenhage-Loosduinen (6e pr. pl. A. de Bruin, laatstelijk werkzaam voor de lectuurdienst te Djakarta, die dit be roep ook aannam. Aangenomen naar Wateringen, W. Hoogsteen, kand. te Driebergen, die be dankte voor Domburg-Westkapelle en voor Gees (Dr.). Dr C. Gilhuis te 's-Gravenhage-O is benoemd tot leraar godsdienstonder wijs aan het Chr. Lyceum te Voorburg. Afscheid en intrede. Wegens zijn benoeming tot godsdienstleraar bij het Chr. M.O., nam Ds. B. Slingenberg af scheid van Ede met Ef. 5:1 en 2. Na bevestiging door Ds. W. A. Wier- singa van Baarn, deed Ds. J. Rinzema, gekomen van Baarn, intrede te Aalten met Hebr. 12 25 en 29a. Kand. W. Molenaar te Wormer is voornemens a.s. zondag intrede te doen te Schoon oord na bevestiging door zijn voorgan ger, Ds. G. de Zeeuw van Ezinge Ds. J. C. Hagen te Leeuwarden is voor nemens 11 oktober intrede te doen te Rotterdam als ziekenhuispredikant voor Eudokia, na bevestiging door zijn broer, Ds. T. J. Hagen van Deventer. Ds. A. v. d. Ende is voornemens 1 nov. af scheid te nemen van Munnekeburen wegens vertrek naar Canada. Ds. D. J. Roos te Haarlem-Z., die op 25 oktober intrede doet te 's-Gravenhage- O., zal aldaar worden bevestigd door Ds. W. C. v. d. Brink OOSTBURG. De kerkeraad nam met droefheid kennis van de voortgang der ziekte van de koster, br. F. van Tatenhove en herdacht hem in het gebed. In aansluiting aan een ingekomen stuk besloot hij aan dit jaar gehuwden in de gemeente een half jaar gratis

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1959 | | pagina 2