Van de wijde, ruige Heide
Met ootmoed
bekleed
Kleine Vossen
hij met zijn vrouw deze gebeurtenis kon
meemaken en zelfs in de eerste dienst
mocht voorgaan, was ongetwijfeld voor
hem en velen een grote voldoening.
Enkele indrukken wil ik vast leggen.
In de eerste plaats de algemene verba
zing over hetgeen door veler inspan
ning, onder leiding van architect Gooi,
van het oude gebouw was gemaakt. Een
beschrijving van het gebouw heb ik al
eerder gegeven, maar nu alles geheel
gereed is, moet ik instemmen met de
wethouder C. de Putter, van Axel, dat
het bereikte ligt boven hetgeen men
dacht, dat mogelijk was. Zij, die, zoals
hij, meer dan 50 jaar geleden deze
school bezochten, herkennen haar niet
meer.
Een tweede indruk is deze. De ver
binding oude school-nieuwe kerk
spreekt aan. Treffend was dit gebleken
uit de dollars, de zakelijke, Amerikaan
se, maar evenzeer welkome dollars, die
een zuster uit haar nieuwe vaderland
overmaakte voor de nieuwe kerk, die uit
haar oude school werd geboren.
De Axelse wethouder trof zeker een
goede toon, toen hij vergeleek de of
fers, die voor dit kerkgebouw gebracht
werden, met die eens, in de schoolstrijd,
gebracht werden voor de school.
Een derde indruk is die der spontane
blijken van medeleven uit de zuster
kerken, niet alleen in de classis, maar
ook, op verrassende wijze, daarbuiten,
alsmede die van particulieren. De leden
der kerk van Spui hebben zich trou
wens ook niet onbetuigd gelaten in of
fers van geld en arbeid. De kanselbijbel
is een geschenk uit de gemeente. De
praeses van de kerkerad, Br. Verschel
ling, had dan ook velen te bedanken.
Niet ongeestig bedankte hij ook ,,de
man met de kwast". (Wie dit niet be
grijpt, toont, dat hij niet steeds de
Vlaamse Gaai" bijgehouden heeft.
Hij kan dit goed maken door storting
op giro 633183 Axel, t.n.v. Geref. Kerk
(Zoutespui)
Architect en aannemers brachten hun
waardering voor de goede samenwer
king, waarvan o.m. ook Br. Van Wijk,
voorzitter der commissie van beheer,
getuigde, tot uitdrukking door het
schenken van een gesmeed Christus
monogram, d.w.z. de samenvoeging van
de Griekse letters X en P CH en
R), de eerste letters van de naam Chris
tus). Dit monogram siert de kerkwand
boven de preekstoel op eenvoudige,
fraaie wijze.
Ten laatste moge ik, uit de vele an
dere vermeldenswaardigheden, noemen
de tekst, die collega Pestman koos voor
zijn preek„Gij hebt kleine kracht,
maar gij hebt mijn woord bewaard en
mijn naam niet verloochend", Openb.
3 8. Uitleg en toepassing zullen de
kleine gemeente zonder twijfel hebben
toegesproken.
Dagen, waarop zo duidelijk hartelijke
onderlinge verbondenheid en dank aan
God openbaar worden, zijn helaas te
zeldzaam, maar de dagen, waarop wij
deze genieten, zijn als stralende lichten,
die wegwijzers zijn naar de grote toe
komst. J. B. v. M.
Onnodig voortgesukkel.
We mogen niet al te breed worden.
Maar we zijn er nu eenmaal nog
niet. Want het beroepingsgezwoeg is
zo breed als heel de gemeente, die nu
wordt opgeroepen om haar „mondig
heid" eerst recht te tonen.
Het is sóms pas het begin van 'n
lange lijdensweg van véle malen, niet
zelden gedurende 'n jaar of nog lan
ger
Maar, het is nü voor de eerste keer
na al te lange tijd aan dezelfde dominee
gekluisterd te zijn geweest.
Daarom dan ook is de gemeente zo
talrijk mogelijk opgekomen, tot met de
vrouwen, die nu het om 'n nieuwe do
minee gaat, haar oorspronkelijke tegen
zin tegen „dat vrouwenkiesrecht" ver
geten schijnen te zijn
Ik onderstel nu, dat de „rapporten"
zo goed zijn als maar kan en niet, ge
lijk ik als consulent eens bijwoonde, dat
reeds de puntverdeling van de versla
gen preek dermate verminkt werd over
gebracht, dat ik, zonder de preek te
hebben gehoord, wist, dat de bekwame
collega zeker niet dergelijke onlogische
onzin kan hebben gedebiteerd.
Er waren nu eenmaal véle hoor-
commissies uitgezonden
De „beste" hoor-commissie, men kan
ook zeggen het beste rapport kreeg
natuurlijk de meeste stemmen. Ook de
beste dominee
Waar is de macht en de wijsheid in
'n kerkeraad om tot één of meer van
zijn leden te zeggen gij moest maar
niet meer gaan
Voor zijn „zaak" kiest men zijn rei
zigers en vertegenwoordigers heel wat
voorzichtiger.
Maar men wou bepaalde broeders
niet voor het harde hoofd stoten en
soms de minst geschikten menen voor
alles bekwaam te zijn en op héél de
kerkelijke koek „recht" te hebben
Doch, zo is het nu eens niet in het
hier veronderstelde geval.
Er is 'n „tal" van twee of drie, en öf
deze twee of drie hebben er allen wel
eens gepreekt öf juist slechts één van
hen.
Ge kunt nu zelf berekenen hoeveel
mogelijkheden er zijn en op welke „toe
valligheid" het met dit „tal" zal uitlo
pen.
De één krijgt minder stemmen, juist
omdat hij er wel eens heeft gepreekt,
zeg over 'n niet zó boeiende catechis-
musstof, terwijl de ander de grote on
bekende en de sterk geprezene is. Gis
teren stond hij wéér in de krant.
Of de één heeft er meermalen ge
preekt, de tweede éénmaal. Lest heugt
best. En, die drie of vier preken van de
eerste waren vanzelf elkaar niet gelijk.
De laatste keer over de „burgerlijke
eed", viel in 't niet tegenover „de zan
gers aan de glazen zee" van de tweede,
die er slechts één maal en het laatste
sprak.
Het is niet nodig meer gevallen te
tekenen, om te begrijpen dat de stem
gerechtigden in overgrote meerderheid
alleen oordelen naar 's mans preekga-
ven, of gelijk dat heetzijn talent.1)
Vooral in 'n tijd, waarin men vast
gelopen is, zoals 'n twintig jaar gele
den, opschuiving of verplaatsing al
stroever gaan, en men daarom persé
iemand hebben wil, die niet na enkele
jaren wellicht minder boeien zal.
Dat zo iemand om zijn andere kwa
liteiten misschien geschikter zou zijn
voor 'n bepaalde plaats, indien hij na
zeg vijf jaren met de hulp van de mo
derator veranderen kon, komt nu van
zelf niet eens in overweging.
En zo ziet men het gebeuren, dat men
in onze kerken meest alleen „slaagt"
op zijn „welsprekendheid", öf
vreemd, maar waar juist niet
„slaagt", omdat zoals de volksmond
zegt, de één het licht van de ander niet
naast zich verdraagt.
Er is dan altijd wel iets te vinden,
waardoor men de „begaafde" weren
kan.
Twee „sterren" van gelijke grootte
vindt men zelden in één gemeente.
Dat men althans in grote mate zelf
verloochenend moet zijn, om naast zich
iemand te begeren, tegenover wie men
kans loopt, in discrediet bij de wispel
turige menigte te komen, zal zeker nie
mand ontkennen.2)
Daarom juist is bij het beroepings-
werk met name in de grote plaatsen
vooral de objectieve invloed van de
moderator, die nooit „concurrent" is of
worden kan, zo gewenst.
Dat thans de distributie der beschik
bare krachten niet ideaal is, kan men
mee daaruit opmaken, hoe weinigen in
de grote steden hun „gehoor" weten
vast te houden tot aan hun emeritaat.
Waren zij er nooit gekomen of zou
er meer verwisseling mogelijk zijn, veel
leed ware gemeente èn herder bespaard
gebleven.
Nü getuigen de avondkerken niet
enkel tegen de gemeente.
Vooral die steeds leger avonddien
sten bij sommige predikers schreeuwen,
bij de ontzaglijke moeilijkheid jaren
achtereen de catechismus fris te blijven
behandelen3), schrééuwen om 'n an
dere, nuttiger verdeling die beter dan
door wie ook, door de moderator, zou
bewerkstelligd kunnen worden.
Thans maakt de gemeente, wat zij
er van maken kan.
Meer dan bij haar en ondanks de
inspannende arbeid van lofwaardige
commissiën, ligt de fout, m.i., bij het
systeem, dat de gemeente in haar ge
héél als „mondig" aanmerkt, die na het
zoveelste mislukte beroep haar eigen
onmondigheid belijdt in de eerlijke ver
zuchting van velen nu weten we hele
maal niet meer wie we moeten kiezen.
De „bekenden" zijn verbruikt en heb
ben één voor één bedankt.
In gelijke neergang is eveneens het
gebed, dat toch reeds laat ons dit
toch oprecht bekennen bij weini
gen de kracht is, nog verslapt, zo niet
gestaakt.
En als na veel geploeter eindelijk de
man „van haar keus" komt en na
enkele jaren, soms reeds eer, niet of
matig „voldoet", wie van de stemge
rechtigden voelt zich dan in zijn hart
verantwoordelijk
Ik heb hem niet gestemd, zeggen zij.
En die nog het hardst met de nieu
we dominee eerst wegliepen, men ziet
dat vaak, werpen het felst naar hem
met hun onbillijkheden.
Ofschoon krachtens het vrij beroe
pingssysteem der mondige gemeente
onder leiding van de kerkeraad, zij
beide voor God verantwoordelijk blij
ven, voelt haast niemand het zich meer.
Nieuwe leden kwamen bovendien de
gemeente in haar saamstelling wijzigen.
Wat gevoelen zij voor deze door hén
in 't geheel niet beroepen man
Prominente kerkeraadsleden, aan
wier invloed het beroep en de over
komst in feite was te danken, zijn heen
gegaan of hebben zich openlijk van de
man, die gebéden werd „kom over en
help ons", afgewend.
Predikant èn gemeente gevoelen zich
in onze vrije kerken geknecht, voor
goed aan elkaar geklonken.
Wee de man, die nü op de kansel
niet behaagd
Wee hem, indien hij het waagt op
de man af te preken
Het weinig je fleur, dat hij nog zou
kunnen geven, wordt gedood door de
bejegening van steeds meerderen.
Al moeilijker, al meer zuchtend, be
treedt hij de plaats, waar hij geroepen
is met blijdschap het evangelie te bren
gen, dat hij echter met steeds minder
opgewektheid brengen kan.
De kinderen zelfs krijgen 'n hoog
woord over hun „herder".
Hij heeft z'n grafschop meegebracht.
Men wijt het niet aan zich zelf.
Niet aan het systeem van beroepen.
O neen, vrijwel enkel en alleen aan
hèm
En de man, die hier uitkomst had
kunnen brengen, ontbreekt.
Waarom
Omdat de moderator on-schriftuur-
lijk zou zijn
Alsof het Schriftuurlijk zou zijn te
volharden in 'n toestand, die steeds
minder bevredigt, dikwijls kwaad doet.
Onder de schijn van „vrij" en „mon
dig" te zijn, zijn wij maar al te dikwijls
gebonden en machteloos.
Gelukkig in dit opzicht het onvrije
Rome, dat kiese oplossingen weet te
bewerken, zonder rumoer, tot zegen van
beide partijen.
En dat ook veel minder dan wij den
ken, van boven af, open plaatsen bezet,
niet zonder raadplegen van belangheb
benden.
Hoe steekt hiertegen althans de
quasi-vrijheid van ons af, waarbij om
de hoogheid van het ambt tot voor kort
nooit gesolliciteerd mocht worden als
naar 'n betrekking, maar waarbij onder
grondse minderwaardige middelen niet
altijd ontbraken, de eerzucht onbijbels
geprikkeld wordt, gevoed, en gemeente
noch predikanten steeds tonen die ge
hoorzaamheid, welke de apostelen van
ons vroegen, als degenen die bevoegd
waakten over de zielen en als mede
arbeiders Gods over de gemeente, die
Gods akkerwerk was en blijft.
Bennekom.
D. J. Couvée.
x) Er zijn ook „zusters" die vóór
alles 'n „knappe verschijning" op de
preekstoel begeren
2) Er is nu reeds meer dan één ge
meente, waar men kaarten uitgeeft voor
bepaalde diensten, om te voorkomen,
dat in één overladen gebouw, juist de
mensen, die er horen, niet moeten staan
of zelfs op straat blijven. Ook het
steeds meer toegepaste middel om
stadsdominees 3, soms 5 maal achter
een dezelfde preek te doen houden ter
voorkoming van het nalopen, kan ik niet
bewonderen. Door deze dwang bereikt
men veelal slechts dat men nu thuis
blijft, als hun man niet preekt.
3) Er wordt hier en daar bepaald
slecht catechismus gepreekt. Zó dor, zo
weinig inhoudrijk, dat wegblijven onder
zulke repetitie van gemeenplaatsen, te
verontschuldigen lijkt.
Het is al een heel lage eb-stand bij
't Catechetisch onderwijs. De belang
stelling voor dit deel van het kerkewerk
is weggeëbt tot zó lage stand, dat het
strand breder is dan ooit. En dat strand
lokt tot luieren, zodat verreweg de
meesten weinig of niets meer trachten
te leren en 't catechisatieboekje nieuw
blijft, of 't moet zijn, dat de jonge leer
lingen er elkaar mee om de oren slaan,
als ze 't tenminste nog hebben mee ge
bracht. Steeds meer blijkt, dat vele kin-
deren-des-verbonds vreemdelingen wor
den in de leer-des-verbonds.
Ik heb enig recht van spreken, daar
ik alle weken in aanraking kom met
catechisanten uit 't hele land op de
Legerplaats Ossendrecht. De kennis
van de Catechismus mindert met het
jaarje staat er soms versteld van, dat
velen de allereenvoudigste grondbegin
selen niet onderscheiden.
Natuurlijk zijn er loffelijke uitzonde
ringen, maar 't proces van „verdun
nen" en „verwateren" gaat door.
Nu ben ik geen brompot of zeurpit
en ook geen lofzegger op vorige ge
slachten. Immers er zijn begrijpelijke
redenen toe. Voorheen was voor de
meeste catechisanten het cat. onderwijs
't enige, dat men, vooral ten platte-
lande, ontving. Ze werden niet, zoals
thans, overladen met allerlei lessen
voor Mulo, H.B.S., Gymnasium en voor
noodzakelijk te volgen cursussen. Wat
doet men hedendaags in 't maatschap
pelijk leven zonder één of ander di
ploma of vergunning
De meesten moeten alle zeilen bij
spannen om de tred van 't onderwijs
bij te houden, alle avonden zijn bezet
en moet 't catechetisch onderwijs wel
't kind van de rekening worden, want
om belijdenis te doen hoef je geen exa
men af te leggen. Intussen neemt de
vermagerings-ziekte hand over hand
toe, tot schade van 't verstaan der pre
diking en dus van de groei van het
geestelijk leven.
Dit heeft vele predikanten er toe ge
bracht om allerlei recepten voor te
schrijven in de vorm van nieuwe leer
boekjes, samenvattingen, dictaten, zelfs
geïllustreerde werkjes.
Terwijl we een zeer lage ebbe be
leven in 't catechetisch kerkwerk, komt
er een vloedgolf van allerlei cateche
tisch lectuur opzetten, dat je er van ijst.
Als je al de schrijvers en titels van
deze boekjes zou willen opsommen, zou
je er de kerkbode mee kunnen vullen.
Eerlijk ik ben er zeeziek van
En de diepe eb zal door deze vloed
niet worden opgeheven. Daarom hun
ker ik naar de dag, waarop één kerke
lijk Leerboek zal worden aangeboden
ter verbetering, verduidelijking, aanvul
ling van de nog altijd onvolprezen Heid.
Catechismus. Er is reeds veel om ge
vraagd, om geroepen, om gesmeekt,
maar nog steeds tevergeefs.
Niet, dat ik daar alles van verwacht,
maar één kort en krachtig Leerboek,
aantrekkelijk van stijl en aangepast aan
de behoefte van onze hedendaagse
jeugd kan, onder 's Heren zegen, de
vos der „traagheid" belagen.
Uit het oude-Vossenland.
Als er één ding is, waar we voort
durend tegen hebben te strijden, dan
is het wel de grootheid.
Wat zit het ons toch in het bloed.
We kunnen lichamelijk zo van alles
mankeren, er kunnen allerlei storingen
zijn, die we wel weer te boven komen,
maar als de dokter na nauwkeurig on
derzoek zegt„uw bloed is niet goed
en dat is de oorzaak van allerlei onge
rief", ik weet het niet, maar het lijkt
me toe, dat dit dan niet zo'n prettige
boodschap is.
Nu, de grootheid zit ons inderdaad
in het bloed. We hebben het van huis
uit meegekregen. We zijn erfelijk be
last.
We zullen er wel ons leven lang te
gen te strijden hebben. Wat kunnen
we ons toch een auriool van gewichtig
heid om de slapen leggen.
Ik ken een dokter, die nog maar pas
begon en die zich er nog wat in moest
werken. Maar al z'n patiënten (het wa
ren er aanvankelijk maar een stuk of
wat) had hij gered van de dood. Een
heel gewoon griepje was een ernstige
pneumonie en gelukkig was hij net op
tijd gekomen en de man had het ge
haald.
Er zijn dominees, die in hun eerste
gemeente heel wat hebben moeten recht
zetten. Wat troffen ze er, bij hun in
trede, een droeve toestanden aan. Maar
na een paar jaar is er al heel wat ver
anderd. Ze kunnen nu wel met vrij
moedigheid een beroep naar een gro
tere gemeente aannemen.
Er zijn kandidaten, die in hun rond-
reispreek heel wat krasse dingen menen