Het GEBRUIK van onze Psalmbundel van de Vlaamse Gaai Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland vrijdag 4 september '59 MEDITATIE ZEEUWSE KERKBODE VIJFTIENDE jaargang No. 10 Berichten en opgaven Predikbeur ten tot Dinsdagsmorgens te zenden aan de drukkers Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg. Hoofdredacteur: Dr C. Stam, Westwal 2, Goes, Telefoon 2563. Redacteuren Ds A. Koning, Ds j. B. van Mechelen, Ds A. Schippers, Drs A. Verschoor Medewerker: Ds D. J. Couvée, Bennekom. Drukkers: Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280 Abonnementsprijs: ƒ3,per half jaar (bij vooruitbetaling). Afzonderlijke nummers 12 cent. Advertentiën 12 cent per mm. 150 psalmen telt onze bundel. Ook in de berijming. In de vertaling van de „zeventig" van het Oude Testament in het Grieks telt u 151 psalmen. De 151e psalm is dan het „eigen geschrift van David". De ouderen onder ons zullen zich dat geschrift nog wel herinneren. Het stond achter in de psalmboeken. Gebruikt werd het nooit, voorzover mij bekend. „Ik was een jongeling, nog te- „der en gering, bij broed'ren laag ge- „achtmen had mij in het veld, tot „herder aangesteld, daar hield ik steeds „de wacht, en weidde 't wollig vee. „Toen maakte ik weltevreê, een harp „met eigen handen, ik greep het snaren tuig, 'k zong psalmenvan 't ge- juich, weergalmden onze landen." Wanneer het over de zalving gaat, klinkt het „der broed'ren schoon ge- „laat, noch kracht kwam hun te baat „Gods knecht ging hen voorbij en groette, en zalfde mij". Ik heb eens een grappenmaker op een klassisvergadering de opmerking horen maken, dat dit laatste vers nog wel geschikt was. als een dominee, b.v. uit een tweetal of drietal, gekozen was. Uitgaande dan van de gedachte, dat de afgevallen broeders schoon van ge daante waren en vol kracht. Die hele 151e psalm is in de loop der jaren gesneuveld, en niemand zal dit rijm terug verlangen. Gebruikt werd het niet. Nu zijn er verschillende psalmen in onze bundel, die dit lot delen. Zij wor den nooit, of bijna nooit gezongen. Hoort u ooit opgeven psalm 7 Nog afgedacht van de vraag, of de berij ming hier klopt met de tekst, geeft de inhoud van de berijming, misschien ook wel de zangwijze, moeilijkheden. In ieder geval ps. 7 is vrijwel buiten ge bruik. Met ps. 10 is het niet anders. Daar in staan toch wel enkele verzen die voor de eredienst nu niet bepaald ge schikt kunnen geacht worden. B.v. de eerste verzen, waar de goddeloze wordt getekend in zijn boos bedrijf. Bij ps. 11 en ps. 12 staat ge voor hetzelfde ver schijnsel. De bede uit ps. 13 is zeker meer toepasselijk, maar wordt toch zel den gebruikt. Daar kunt u ps. 41 ge rust naast zetten, hoewel de twee laat ste verzen zeker geschikt zijn, maar de zangwijze is niet bekend. Hoorde u ooit ps. 88 opgeven Of ps. 137? U kunt vanzelf deze psalm als vloek- en .wraakpsalm wel verstaan. Maar, wie laat het zingen in de ere dienst, als 't over de ondergang van Babel gaat „gelukkig hij, die u ter neer zal slaan, „uw kinderkens zal grijpen, o gij trotsen, „en wredelijk verplett'ren aan de rotsen". Er is veel meer te noemen, maar deze enkele grepen doen toch zien, dat niet helemaal zonder reden deze psal men buiten gebruik zijn. Het is trouwens de vraag, of wij goed doen met alle psalmen, zonder onder scheid, voor het zingen te gebruiken. Er zijn psalmen in de Bijbel, die zeker een bepaalde boodschap inhouden. Dat doen ze allemaal. Maardaarmee is nog niet gezegd, dat wij alle psal men als te zingen liederen moeten ge bruiken. Men had bij de tempel bepaalde „bundels", die voor de eredienst waren bestemd. Deze werden ingestudeerd (mochten wij ook wel doen), en naar gelang van de feestdag of van de om standigheden waren er liederen van schuldbelijdenis en dankzegging. Het is dan ook niet waar, dat wij moeten zeggen we hebben 150 psal men, die moeten ook alle gezongen worden. Er komt in de praktijk een zekere keur, waarbij vooral die psalmen naar voren komen, die de gemeente aanspreken. Dit betekent geen verkeerde kritiek op de „achterblijvende" psalmen, maar wij komen daarbij praktisch tot hetzelf de gebruik als Israël in de eredienst. In de oorlogsjaren werd er wel ge grepen naar psalmen, die men anders weinig hoorde. Bij de bevrijding was dat eveneens zo. Elke tijd heeft een eigen vraag, waaraan ook het lied in de eredienst moet beantwoorden. Zo wordt een keuze uit de psalmbundel verklaarbaar. In deze dingen moeten wij elkaar goed verstaan. Er werd uit de lezers kring naar dit gebruik van de psalmen gevraagd en daarom wil ik er eens over schrijven. U kunt ps. 129 niet opgeven: „maak hen gelijk aan 't lichtverdorrend gras „dat hier en ginds gezien wordt op de daken „dat, eer men 't plukt', alreê verwelkerd was „ontbloot van grond om wortels in te maken". Dit is geen zang der gemeente. Mogelijk kan een andere berijming het er wat beter af brengen, maar naar de inhoud zal een dergelijk vers ons niet toespreken. Evenmin als dat het geval is bij de verzen uit de berijmde 10 geboden, die ik onlangs noemde. Men heeft door het rijm iets willen ma ken. maar men had moeten bedenken, dat het Schriftgegeven uiterst sober en daarom zo aangrijpend is. Natuurlijk waren er een paar betere bij, maar in de loop der jaren gaat het niets-zeg- gende bij een bepaald rijm de lachlust opwekken. Niemand behoeft hier een gebrek aan eerbied te zoeken, maar het nuchtere inzicht doet het „kostelijke" en „minder kostelijke" van elkaar schei den. Bovendien denke niemand, dat we bij de berijming met inspiratie te ma ken hebben. De „deugdbeoefenaars" hebben een behoorlijke stem gehad in het psalm-kapittel. Het zal wel een vooruitgang zijn, wanneer de vruchten uit die kring eens gaan verdwijnen en wij niet langer zingende weerspreken wat wij overigens belijden. Verder geldt ook voor de andere be rijmingen van de psalmen, dat wij het woord inspiratie hier niet moeten toe passen. Stel u voorhet aantal be rijmingen breidt nog altijd uit. Zelfs over de „dichtersinspiratie" worden nogal hartige woorden gesproken en geschreven. Waar zou het dan heen moeten, wanneer „dé" inspiratie voor een bepaalde berijming moest worden uitgemaakt Hier moet het onderscheid tot ons blijven spreken tussen het geïnspireer de Woord van God, b.v. in de onbe rijmde psalmbundel, en de menselijke bearbeiding daarvan, waaraan wij onze berijmingen danken. Bij deze laatste gaat het er om, naar „het best mogelijke" te streven. Dat zal niet eenvoudig zijn, gezien het feit, dat er wéér een berijming aan de synode is aangeboden. Hoe moet dat op korte termijn op juiste wijze worden gewaar deerd Dat zal nog wel een synode duren. U blijft dus voorlopig zingen van „een zich op de deugd met ijver leggen" en wat er meer aan deugd zaams in onze berijming is te vinden. Geen bezwaar. Als wij dan maar eenmaal het betere met een eerlijk hart aanvaarden en er blijk van zullen geven althans op dit punt de deugd te willen beoefenen. Intussen blijft het wat „zielig", dat gezang 1 maar één versje heeft C. St. Laten wijdoen wat goed is voor allen, maar inzonderheid voor onze geloofsgenoten." (Gal. 6:10). „Hé", zegt iemand, „hier heb je nu die tekst waar .staat dat je je inkopen altijd allereerst bij de gereformeerden moet doen." En daarmee staat weer een tekst in een kastje met een etiket, gereed voor dagelijks gebruik. 't Mocht wat Gods woord breekt af en toe heerlijk door onze loketjes en etiketjes heen. Denkt u werkelijk dat het Paulus wat kon schelen, of de gelovigen in Galatië hun papyrus en hun wijn en hun wol van iemand van het kerkje kochten of niet Zou hij echt niet wat diepers, wat ruimers, wat christelijkers bedoelen 'k Dacht van wel. 't Gaat hem er om, dat de 'bekeerde gelovigen (of ze nu in Galatië wonen of in Zeeland) goed doen. Ja, goed leven. En dat staat nu in dezelfde brief, waarin Paulus zich scherp verzet tegen de mensen die de wet weer willen invoeren en daarvan de zalig heid verwachten. Wie zó via de wet God wil behagen, zegt Paulus, heeft van de totale voldoening door Christus nog niets begrepen. Daarom géén wet Nee, maar toch wél goed leven. Want wie zegt „Jezus is Heer (en Heiland)", is daarmee tegelijkertijd onder beslag van de Heilige Geest. En dat betekent dat je eigenlijk niet meer eigen baas bent, maar dat je de Heilige Geest baas laat in je leven. En daar moet in dat laatste hoofdstuk van die brief nog wel even de nadruk op. Je moet aan de christenen kunnen zien dat ze een „nieuwe schepping" zijn. Daarom doen wat goed is En dan allereerstwat goed is voor allen. Dat is de regel. Straks volgt nog een speciale kant van dat goed-doen maar allereerst voor allen. Kijken wie u nodig heeftuw geld of uw hulp of uw aandacht. Onverschillig of het nu uw hervormde overbuurvrouw is die afdwaalt, of een buitenkerkelijke kollega die in de narigheid zit, of voor mijn part uw roomse leverancier. Met goed-doen is een christen niet krenterig of bekrompen, 'k Denk dat Paulus zou schrikken als hij van iemand van ons hoorde dat je dat wel moest zijn. En goed-doen is heus heel wat meer dan dat je iemand iets „gunt". Weest u maar gerust goed voor allen echt goed, een goed mens. Daar doe je in ieder geval geen kwaad mee. 't Is waarachtig wel wat meer waard dat de buitenwereld merkt dat er iets van een mysterieuze goddelijke Geest in ons werkt, dan dat we het als ge lovigen met elkaar zo goed hebben. Stel je voor, dat die Samaritaan op weg naar Jericho alleen maar Galaten 6 10b in zijn gedachten gekregen had 't Is dan ook een akelige situatie, als een dominee tegen iemand die financiëel zwaar gedupeerd is moet zeggen „Was je maar lid van onze kerk, dan kon onze diakonie je direkt helpen". Heeft de diakonie werkelijk alleen maar een taak tegenover de mensen van de eigen kerk De eerste christenen brachten die goedheid wel anders in de praktijk En bent u dan bezig, overal rondom u op te letten, of er mensen zijn die u helpen kunt, dan gaan de eigen geloofsgenoten daar nog weer boven uit. Nietze gaan vóór dat zou de anderen prompt weer uitsluiten. Nee, u hebt er alleen maar nóg intensiever aan dacht voor. Met extra inspanning zorg je voor de mensen van wie je houdt. Dat zijn je „huisgenoten", zegt de oude vertaling. Die zie je het meest, daar ken je de behoeften het best van. Van hen kun je het helemaal niet hebben dat ze ook maar ergens tekort hebben of ongelukkig zijn. Daar put je je „inzonderheid" voor uit. Dat is de speciale kant van die algemene regel. Je draagt de „broe ders en zusters" een nóg beter hart toe dan de anderen. Er zijn dus graden in het betoon van goedheid maar houdt u het goed vaster zijn géén grenzen. 't Wordt tijd dat ik eens ga opletten of ik werkelijk doe wat goed is voor allen. En u Gapinge. M. BOOT. Met een kwast vol verf en een hart vol dank trof ik br. A. Verschelling in de fietsenberging van Spui's nieuwe kerkgebouw. De kwast bewees goede diensten bij het omtoveren van de oude balken in nieuw aandoende daksteunen, die pas sen bij het fleurige geheel van de nieu we kerk. Het hart vol dank was ook ten volle begrijpelijk, want deze oud-maak- nieuw-kerk lijkt op het oude schoolge bouw, waaruit zij is omgebouwd, net zoveel als de prachtige vlinder op de onooglijke pop. Eenvoudig, sober en tevens stijlvol modern doen lijnen en kleuren aan. Of men omhoog kijkt langs plafond en ingewerkte lampen, of naar de kanselwand of de raampartijen, het maakt al een verzorgde indruk. Ook aan de buitenkant is nauwelijks her kenning meer mogelijk met het verle den. Misschien heeft men het op het or gelgalerij t je niet te ruim, maar de be speler van het aangeschafte harmonium behoeft niet meer te trappen. Een in gebouwd motortje doet dit werk. De organist kan zich geheel geven aan het spel en de begeleiding van de gemeente. Dit is de eerste reden om dankbaar te zijn. De tweede is gelegen in de hulp, die van buiten af uit de zusterkerken is geboden. De laatste stand was 5320,77Dit bedrag is verhoogd met 5,— v. P. H. te W., 10,- v. Mej. J. S. H. N. te M., 10,- van A. L. Gr. te N„ 10,— van H. J. v. H. te K., 3,— van Ok„ 25,— v. d. 90 j. J. d. V. te A., 116,02 coll. te K. (Z.B.) en ƒ181,11 coll. te A., 178,65 coll. te Mk. Het totaal klom hiermede tot 5859,55. 't Is dus weer een prachtige sprong vooruit. Dit is 'n zaak, waarvoor Zoutespui de gevers hartelijk dankt, temeer om dat de in gebruikneming zeer nabij

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1959 | | pagina 1