RITSELING
Van de wijde, ruige Heide
het water er om heen is zo zilt, dat
men er de tomaat alleen mee dood kan
krijgen zelfs metalen in de omgeving
van dit water zijn er niet tegen bestand.
Alzo was mijn vraag zowel in goede
aarde als in zilt water gevallen en ik
zelf was beland in een van de grote
streekproblemen, die, naar men troost
vol er aan toevoegde, ernstig bestudeerd
worden.
Mocht men nu veronderstellen, dat
ik in dat land voor en na, naast de
verrijking door de tomatenproblematiek,
ook verkwikt ben geworden door toma-
tische voeding, dan vergist men zich.
Ik heb slechts tomaten gezien op een
auto, die naar de veiling reed. Hiermede
is de kern van de tomatenzaak tegelijk
in beeld gebracht, want als consument
zijnde kan ik slechts tomaten „impor
teren", doch deze schone vrucht, die
gelijk een studentenlied het vertolkt,
rood is als de liefde, wordt verbouwd
voor de export.
Al deze dingen zouden niet voor mijn
geest gekomen zijn en ik zou ze zeker
ook mijn lezers niet voor de geest ge
bracht hebben, als wij niet zulke dier
bare banden hadden met de van ons
vertrokken Aardenburgse pastor. Het
was een fijne geste van deze collega om
zijn bevestiger te kiezen uit de collega
vriendenkring van Zeeuws Vlaanderen.
Weliswaar kan men met vier personen
eigenlijk geen kring vormen maar
slechts een vierkant, en met de drie
overgeblevenen slechts een driehoek,
dit doet aan de waardering voor de
geste niet af. Daarom heb ik U enigs
zins willen laten volgen naar zijn nieu
we vaderland.
Hoe heel anders is het daar. Geen
drie predikanten in de classis, maar
meer dan vijftig Geen „licht" aan
doende Hervormde kerk, maar een
bondsgemeente. Geen Roomse burger
vader, doch een rechtzinnig Hervorm
de, hoewel een derde deel der mensen
toch nog R.K. is. Hoewel het dorp on
der de rook van Rotterdam ligt, is het
zuiver agrarisch. Interessant vind ik
het meermalen, dat men in namen, die
toch schijnbaar willekeurig gedragen
worden, een merkwaardige speling kan
vinden. Het is een onschuldig vermaak
zich hierin te vergenoegen, maar tege
lijk zegt het misschien nog iets om de
fantasie aan het werk te zetten. In Aar
denburg bleven de namen in de agrari
sche sector naast de grashof vond men
een blom. In Bleiswijk hebben de Her
vormde en Geref. pastores herderlijke
Troost
Wat is dat
'n Normaal kind is al heel gauw ge
troost.
Het ként nog niet z'n allergrootste
verlies, aleer het was geboren z'n zon
deloosheid.
Doch naarmate het ouder en wak
ker wordt, mee door nieuwe schuld
naarmate het leert zien, dat dit eerst
om juichte leven in wézen niet anders
is dan 'n gestadige dood, naar die
zelfde mate wordt het ontroostbaar.
Al proberend met allerlei surrogaat,
merkt hetonherstelbaar.
Zon, natuur, gezondheid, vrouw of
kind, kunst noch wetenschap, zelfs niet
die machtige zelfverdoving, de arbeid,
troosten blijvend.
Het helpt, voor 'n tijd soms, leed
vergeten, verdringen.
Maar voor de werkelijkheidsmens
heeft dit alles geen houdbare kracht.
Op 'n Haagse grafsteen van 'n be
kend schrijver staat gebeiteld Beklaag
nooit de verloste uit de krankzinnigheid
die leven heet
Steeds weer gevoelt de mens zich 'n
machteloze prooi, aan zich zelf over
gelaten, die alléén in de wereld kwam,
en, nog armzaliger alléén, die wereld
zal moeten verlaten voor 'n duistere
eeuwigheid.
In die ontroostbare smart, welke 'n
mens, wérkelijk aan z'n lot overgelaten,
waanzinnig zou maken, klinkt nu de
stem des Heren „Troost tróóst mijn
volk", zegt uw God. „Spreekt tot het
hart van Jeruzalem. Roept het toe, dat
zijn lijdenstijd volbracht is, dat zijn on
gerechtigheid geboet is, dat het uit de
hand des Heren genoeg en méér dan
genoeg heeft ontvangen voor al zijn
zonden." Dat het dus niet meer voor
eigen rekening staat, maar zijn eigen
dom is geworden.
Op dat troostwoord van de hemelse
Vader haast nu de christen van zijn
kant te belijden: „Niet meer mijns, maar
mijns getrouwe Zaligmakers Jezus
Christus eigen
namen, die elkaar wonderlijk aanvullen.
De voeding van het gras wordt aange
vuld door de nijvere arbeid van „vroeg-
indewey". Gras, weide, bloem en vis
(welke laatste de namen der Aarden
burgse herders completeert) zijn bijbel
se symbolenze demonstreren oecu-
meniciteit in de namen der herders, die
de gemeente weiden.
Het zal de Aardenburgers allicht in
teresseren, hoe de dienst daar verliep.
Nu, des morgens waren er 20 mensen
meer dan anders de familie, 's Avonds
was dit getal vermeerderd met genodig
den. Het kerkbezoek is er zo trouw,
dat men het aantal kerkgangers elke
zondag op plm. 20 na kan voorstellen.
Men verstoort er in elk geval de dienst
niet door het opstuwen van nieuwsgie
rigen uit andere plaatsen, waardoor de
eigen gemeente daarheen vliedt en ver
dampt van de hitte en nauwte en volte.
Zelf mocht ik bevestigen en de ge
meente trachten te bepalen tot Hand.
20 28, een voor de hand liggende,
maar toch nog steeds zeer geëigende
tekst. Mocht U lezen ergens of gelezen
hebben, dat Ds Grashoff de gemeente
toesprak „naar aanleiding van" Rom.
1:17, dan moet ik dit ontkennen. Even
als in Aardenburg, toen hij sprak ten
afscheid over Rom. 1 16, heeft hij nu
zijn tekst goed uitgelegd, geopend en
niet maar gesproken „naar aanleiding
van".
De herder Grashoff woont naar stijl
aan een viswater, dat zijn tuin begrenst.
Onder wuivend geboomte gezeten,
waaraan blozend fruit hangt, kan hij
gaan vissen en zo de vangst niet vlot,
de hand omhoog steken om een appel
tje te nemen voor de dorst. Alzo kun
nen wij hem en de zijnen daar gerust
laten tieren en ons wenden tot onze
eigen zaken.
Op dit gebied is er niet zoveel nieuws
te vertellen. Het beroepingswerk, dat
ons zozeer interesseert, biedt weinig
nieuw perspectief, behalve dat, naar wij
hopen, cand. Verbeek, zal zijn geslaagd
voor zijn peremptoir examen. De drie
examinatoren zullen deze week en het
begin van de komende wel enkele zei
len bij moeten zetten om in goede vorm
het strijdperk binnen te treden. Ook
hier gaet de cost voor de baet. (De
snelle wisseling der beelden moge stilis
tisch ongeoorloofd zijn, zij is echter ge
trouwe weerspiegeling van de snelle
wisselingskansen van de huidige pas
torale arbeid.
J. B. v. M.
Hoeft het nog betoog, dat dit
„eigen"-worden niet in 'n handomdraai
is geschied
Dat dit onpeilbaar-diep werkde
zondaar van de ingevreten schuld vrij
maken, los uit de duistere macht des
duivels, God zelf arbeid heeft gekost
O, hoe God-onterend spreken zij, die
op de manier van Heine zeggen, dat
„vergeven" Gods „métier", zijn „vak"
is.
Die menen God hoog te houden
door het voor te stellen alsof God van
zelf kwijtscheldt. Die het Godslasterlijk
noemen, dat de Rechtvaardige daarvoor
'n offer zou verlangen.
Vraag het diezelfde protesterende
mensen, wanneer zij gekrenkt zijn, soms
om 'n pietluttigheid, of zij willen ver
geven.
Vraag het vooral, wanneer hun kind
vermoord, hun vrouw geschoffeerd, hun
eer, hun brood werd geroofd, of zij dan
ook volhouden, dat het alles maar met
'n handomdraai weer vergeven en ver
geten moet zijn
Vraag het aan die onverzoenlijke
wereld, die om betaling van de laatste
cent oorlogsschuld, voor de oorlogs-
moorden schrééuwen, het „God-ge
klaagd" noemen. Of zij dan zó maar 'n
streep door hün rekening wensen te
halen.
En de Heilige alleen zou Zijn strikt-
rechtvaardige rekening niet mogen pre
senteren
En toch niet aan die ménselijke
overweging ontleent de kerk haar ze
kerheid, dat er eerst iets gebeurd moet
zijn, zal de Rechter van hemel en aarde
kunnen vergeven.
God is niet 'n wraakgierig mens, die
eigen schuld veelal niets achtend, de
laatste penning van zijn naaste afperst,
indien niet zijn laatste droppel bloed...
Hij is de driemaal Heilige, de Recht
vaardige, wiens ganse wereld, wiens
eigen wézen wankelen zou op 't zelfde
ogenblik, dat Hij zijn goddelijk recht
varen liet, om zonder énig her-stel, zon
der dat er iéts anders dan zonde plaats
kreeg, zó maar, vergevend, al maar
vergevend, nooit straffend, de geschie
denis vol onrecht verder te laten rollen.
De Rechter aller levenden en doden
moet op zijn recht staan, ook al werd
er geen verzoening waar ook ter we
reld, gevonden.
Daarom ook wil Hij zijn ganse al
macht in werking stellen, om de grote
macht, die de wereld in haar ban ge
slagen heeft, te vernietigen en óns voor
altijd uit haar greep te bevrijden van
zonde en dood en duivel
Bennekom. D. J. Couvée.
N.S. Aan Mevrouw v. S. Hartelijk
dank voor Uw instemmend schrijven.
C.
Wie de dagbladpers, maar vooral de
kerkelijke pers de laatste tijd een beetje
bijgehouden heeft, heeft wel vernomen
van een toenemend onbehagen over de
kerkelijke verdeeldheid. De plaatsna
men Baarn en Almelo liggen tegen
woordig op veler lippen. In deze beide
plaatsen openbaarde zich een hartelijke
begeerte, om de geslagen breuk teniet
te doen. In Groningen hebben een aan
tal leden van onze gereformeerde kerk
en een gelijk aantal uit de andere ge
reformeerde kerk zich gericht tot het
gezamenlijk kerkpubliek en de reactie
was veelvuldig. Studenten van de tech
nische hogeschool te Delft deden het
zelfde en zo hebben we de indruk, of
zo hier en daar het balletje aan het
rollen is.
Natuurlijk is het commentaar in de
kerkelijke pers zeer verschillend. Prof.
Waterink gaf in „Centraal Weekblad"
het advies„een broedende kip niet
storen", m.a.w. stil laten betijen en
zien, wat hieruit groeit. Bijna overal
merken we verheuging, zij het dan ook
wel met reserve. Alleen van bepaalde
zijde in de vrijgemaakte pers deelt men
deze blijdschap niet, maar het lijkt me
toe (al zeg ik het met voorzichtigheid)
dat juist deze stugheid, die zo geheel
in het spoor gaat van de beslist afwij
zende houding van de laatste synode
van de vrijgemaakten te Bunschoten-
Spakenburg, wel eens mee oorzaak zou
kunnen zijn van het groeiend onbeha
gen. In ieder geval we zullen niet
hei moeten roepen, voor we over de
sloot zijn en er zal ook nog wel wat
gepraat moeten worden, maar over deze
ritseling, die allerwege openbaar wordt,
verheugen we ons bovenmate. Onze
komende generale synode zal er weer
over moeten spreken en beslissen en
we wensen de daar vergaderende broe
ders in ruime mate de leiding des Gees-
tes, die toch immers de kerk in alle
waarheid leiden wil.
Het is net, of diezelfde ritseling ook
buiten onze kerken vernomen wordt.
Ik las het jongste nummer van „Het
Schild", maandschrift der Sint Wille-
brord-Vereniging. Daarin schrijft P.
Smulders S.J. over het voornemen van
Paus Joannes XXIII, om een algemeen
Concilie bijeen te roepen. Hij wijst op
de geweldige betekenis hiervan, omdat
dit iets is, dat nauwelijks éénmaal in
de honderd jaar te beleven valt. Het
laatste Algemeen Concilie was dat van
het Vaticaan, dat in 1869 werd ge
opend en in 1870 voortijdig werd af
gebroken het voorlaatste was dat van
Trente, dat met enige onderbrekingen
geduurd heeft van 1545 tot 1563.
Hij spreekt dan in zijn zeer lezens
waard artikel eerst over het gezag van
zulk een Concilie, dat een absoluut bin
dend gezag is voor heel de kerk. Het
eerste Concilie was immers dat van
Hand. 15, waarvan het heet„het heeft
de Heilige Geest en ons goed gedacht".
En dat geldt ook van elk Concilie daar
na. Ook wanneer de kerkvergadering,
die Paus Joannes XXIII bijeen wenst
te zien, straks gesproken zal hebben,
dan'zal ook van haar uitspraken gel
den „het heeft de Heilige Geest en
ons goed gedacht". „Allerlei menselijke
factorenen zelfs politieke motieven
kunnen hun invloed uitoefenen op de
totstandkoming en de vorm van een
Conciliebesluit, maar desondanks zal de
uiteindelijke uitspraak van het Concilie
Christus' waarheid onvervalst vertol
ken."
Verder deelt hij mee, dat het de wens
van de Paus schijnt te zijn, dat dit een
Oecumenisch Concilie zal moeten zijn.
Waarbij dan allereerst te denken is aan
hen, die met Rome hebben gebroken,
b.v. de Grieks Katholieke kerk, maar
waarbij hij toch ook de gedachte niet
verwerpt, dat inderdaad alle christenen,
ook het protestantisme, tot dit Concilie
zullen worden uitgenodigd. „Als de
hereniging van alle christenen ooit moet
worden verwerkelijkt en daarnaar
verlangen we en daarop hopen we
zal men inderdaad tot zulk een gesprek
moeten komen." Wel stelt hij dan de
vraag, of tot deze vergadering ook lei
ders der christenheid kunnen worden
toegelaten, die geen wettige opvolgers
der apostelen zijn, en die dus rechtens
geen gezag hebben over de kerk. Deze
vraag, zegt hij, is telkens de klip ge
weest, waarop herenigingsconcilies
schipbreuk leden. In de eerste periode
van het Concilie van Trente nodigde
men ook de leiders der Hervorming uit.
Wel had men zwarigheid over de
vraag, of men hen dan als gedaagden
zou moeten ontvangen, of dat zij als
gesprekspartners aan de beraadslagin
gen zouden kunnen deelnemen. Maar
men behoefde hierover niet te beslissen,
omdat de protestanten iedere deelname
weigerden.
Toch laat deze gedachte de schrijver
niet Jos en hij stelt de vraag, of wellicht
ook de leiders der gescheiden kerken
aanspraak kunnen maken op een zeker,
hoewel verminkt, christelijk leergezag.
Blijkbaar is hij geneigd, deze vraag be
vestigend te beantwoorden, want hij
wil niet ontkennen, dat er ook buiten
de Rooms Katholieke kerk geloof is, en
niemand kan geloven zonder prediking,
terwijl niemand kan prediken, zonder
gezonden te zijn. Welnu, blijkt dan uit
het geloof van deze kerken niet, dat er
bij hen ook een rest van „zending" is
Het komende Concilie zal, meent hij,
niet direct op een volledige hereniging
aansturen, maar de afgescheidenen
konden dan, zij het niet als volledige
deelnemers, maar als waarnemers wor
den uitgenodigd. „Misschien zouden
zij ook de Concilievaders positief kun
nen helpen bij het streven naar een
voller en rijker uiteenzetting van de
Katholieke leer."
De schrijver poneert, dat sommige
ketterse kerken niet louter dwaling kun
nen zijn, immers hoe zouden zij anders
levenskrachtig en christelijk-vruchtbaar
kunnen zijn Alleen, al wat in ketterse
kerken aan waarheid en aan christelijke
bezieling te vinden is, hoort in de
Rooms Katholieke kerk thuis en kan
daar ook voller en zuiverder tot open
baring komen dan in de afscheiding.
Wel is het echter mogelijk, dat bepaal
de aspecten van de waarheid in de ka
tholieke kerk weinig worden belicht,
wat zijn oorzaak vindt in de eeuwen
van strijd en de noodzaak, om zich te
genover de ander af te zetten en de
scheidslijn scherp te markeren.
In Trente werden wel pogingen ge
daan, om de bezieling van de Hervor
ming te begrijpen, maar toch overwoog
daar de noodzaak, om haar dwalingen
duidelijk te veroordelen.
Maar er is een kentering gaande. Als
waarnemers zouden de ketterse kerken
het komend Concilie een onschatbare
dienst kunnen bewijzen. „Wanneer zij
voor het Concilie zo goed mogelijk zou
den getuigen, welke hun positief chris
telijke bezieling en overtuiging is en
welke bezwaren zij tegen de Katholieke
kerk koesteren wanneer van de andere
kant de Concilievaders zich oprecht
zouden inspannen, om die bezieling en
die bezwaren aan te voelen en te be
grijpen en wanneer men dan in geza
menlijk overleg zou streven naar een
uiteenzetting van de Katholieke leer,
die aan de waarheidselementen bij de
afgescheidenen volledig recht doet en
hun bezwaren poogt te ondervangen,
dan zou een enorme stap zijn gedaan
in de richting der hereniging."
„In beide kampen leeft een heimwee
naar de eenheid, dat door de Geest van
Christus wordt geïnspireerd."
„Natuurlijk zullen er wel enorme
moeilijkheden zijn en zal er grote zelf
verloochening worden vereist, om in
volkomen oprechtheid naar elkander te
luisteren en zich enkel door de Geest
van Christus te laten leiden.
Elke neiging, om met de eigen over
tuiging zichzelf te handhaven en om de
gesprekspartner door een goedkoop ar
gument het zwijgen op te leggen, zal
moeten worden overwonnen. Men zal
van beide zijden diep moeten geloven
in de oprechte bedoeling van de ander.
Men zal bereid moeten zijn, lief ge
worden opvattingen prijs te geven, die
niet wezenlijk blijken. Menselijkerwijs
lijkt het onmogelijk. Maar Christus
heeft voor ons aller eenheid gebeden
en het alom kiemend verlangen naar
toenadering schijnt er op te wijzen, dat
de dag des vredes nabij komt. Laat ons
bidden, dat de verantwoordelijke leiders
der christenheid zich door de Heilige
Geest laten leiden."
Ik meende het eerst wat samen te
vatten, maar vooral het slot van het
artikel is te aardig, om het niet even
letterlijk over te nemen.
Deze laatste woorden kunnen we zo
van harte onderschrijven allereerst met
het oog op toenaderingspogingen in
eigen kring en och, waarom ook
niet in breder kring We weten, dat
het „gesprek" met Rome al geruime
tijd aan de gang is en vaak niet on-
T roost.