Van de wijde, ruige Heide Kleine Vossen ook eens kunnen vragen „Leest U ook onze Zeeuwse Kerkbode U zoudt daarbij behulpzaam kunnen zijn bij het opgeven van een nieuwe abonné, want, het adres van de uitgever vindt U in Uw blad elke week terug. Op de markt ziet U ook wel eens iemand bij een glas Ranja of iets moderners. Voor sommi gen zou het misschien mogelijk zijn, als hun dochter trouwt, bij de uitzet ook een jaarabonnement te doen, voor het geval het jonge paar in Zeeland blijft wonen, wat voor ons helaas niet altijd gebeurt. Er zijn nog meer moge lijkheden, maar hierover wil ik nu het woord laten aan meer of minder grage schrijvers. Nu iets over wat in het westelijk deel van Zeeuws Vlaanderen zonder enige twijfel een zaak van grote betekenis is. Wanneer U dit leest, is de tentcam pagne in Schoondijke al weer een heel eind op streek. Van woensdag 10 tot en met zondag 14 juni zijn daar tent samenkomsten gedacht, elke avond en op een na elke middag. Evenals vorig jaar in Groede is er overeenstemming gevonden met de Hervormde Gemeente. De pastoor is vanwege de goede verhoudingen in per soonlijk bezoek door de plaatselijke pre dikanten van de actie op de hoogte ge steld. De eigenlijke organisatoren zijn de in het Gewestelijk Verband verenig de evangelisatiecommissies der Chr. Evang. gem. te Nieuwvliet en der Geref. Kerken in West Zeeuws Vlaan deren. Op de zondag j.l. gehouden gebeds- en instructie-avond troffen bijna veer tig medewerkers en medewerksters el kander. Dit getal is groter dan tevoren. Zowel uit al onze plaatselijke kerken, als uit Hervormde en Chr. Evangelische gemeente met een enkeling uit kleinere formatie waren jongere en oudere per sonen aanwezig om zich voor te berei den op de eerste rondgang naar de 650 gezinnen, die bezocht zouden worden. Het doel van de eerste rondgang is vooral de nodiging tot tentbezoek. Voor bredere gesprekken is doorgaans bij deze opzet niet voldoende tijd. Deze worden, waar mogelijk bewaard tot de tweede rondgang, na de tentsamen komsten, wanneer al deze mensen zo spoedig mogelijk weer bezocht worden. Een schriftelijke uitnodiging wordt bij elk bezoek achtergelaten. Bovendien werd overeengekomen ditmaal de „Open Deur" gratis aan te bieden. (Vorig jaar was dit de Goede Tijding.) Ofschoon geen minnaar van die le venmaker en eeuwige praetvaer de ra dio, zet ik 'm, nu ik zelf minder gebon den ben, meer aan. Zo hoor ik nu en dan ook 'n toe spraak, 'n preek van vrijzinnigen en ben soms verrast over hetgeen ik hoor. Zelf leerling van twee vrijzinnige hoogleraren, beide nobele mannen, in teresseert het mij misschien mee daar door, hoe het modernisme verloopt. „Modernen", zó heetten ze in het be gin, omdat ze „moderne", nieuwtijdse mensen wilden zijn. Roessingh noemt de in onze kring- beruchte Opzoomer (omstreeks 1845) „de eerste moderne mensch". „De eer ste althans, die begreep, wat dat woord inhield en die dien inhoud wist uit te spreken". En dan noemt hij als „grondslag van het moderne denken en leven de auto nomie des geestes, d.w.z. de geest die zichzelf de wet steltdie eigen wet er kent". Maar dan niet in de zin van 'n jonge vrijheidskraaier, „alsof wij zouden leven naar de beginselen van eigen geestelijk inzicht, onafhankelijk van het oordeel van onze tijdgenooten en van de ge schiedenis". Dit zou „hoogmoedswaanzin zijn van een mensch, die niet weet, wat hij zegt". „Maar er zijn oogenblikken in het leven van de meeste menschen, waarop zij gevoelen voor een eigen, persoon lijke beslissing te zijn gesteld". „Dan is er geeen hooger gezag dan het zelf standig eigen oordeel, dan de stem in eigen hart." „En al zegt heel mijn om geving en al zeggen de Bijbel en de kerk daarbij, dat een bepaalde daad slecht is, mijn geweten staat souverein daartegenover, autonoom, al mag ik me wel honderdmaal bedenken, vóór ik van het zedelijk oordeel der historie afwijk." Hadden alle modernen dit maar dui zendmaal gedaan Want hoe bévooroordeeld, hoe tradi tioneel zijn ook vele vrij-zinnigen, die zich in al hun „vrijheid van zin" liever bonden aan Zwingli of Socinus of nog Zowel de komische noot als de droe ve zijde van het leven vertonen zich bij een dergelijke onderneming op het on verwachts. Waar wij in de tent de overwinning van Christus over de dood prediken, kwam deze dood zich melden door ons op de dag van aanvang der samenkomsten te confronteren met drie begrafenissen drie families werden in rouw gedompeld en drie der medewer kende predikanten werden uit hun ove rige werk geroepen om ten overstaan van deze machtige het evangelie te ver kondigen. Ook de andere zijde ontloopt men niet, die van het komische. Als U de zwarte handen en hier en daar be smeurde gezichten gezien had van de beide dominees, die achter de stencil machine zwoegden om de honderden liederenbladen en liturgieën klaar te krijgen, li zoudt een glimlach en hoogstwaarschijnlijk een opmerking niet hebben kunnen onderdrukken. Een kla- terlach zou wellicht opgestegen zijn. in dien U geweten had hetgeen U bij deze weten moogt hoe een dezer „drukkers" een jachtige heen-en-weer- dienst tussen pastorie en consistorie heeft om de door hem opgestelde copy te zoeken, deze tenslotte niet vond, toen maar een nieuwe maakte, deze werd af gedrukt en voltooid, waarna bij het op ruimen het verlorene gevonden werd midden op de tafel, in ongeschonden staat. Of ook in dat geval, toen zij na het overwinnen van een technische sto ring, met trots het product van hun vlijt als vakwerk prezen om daarna met ontsteltenis te constateren, dat één on willige inktdruppel aan de achterzijde hun roem deed ondergaan in zwarte smeerboel. Dit diene slechts als een klein kijkje achter de schermen, waar droefheid en vrolijkheid elkander afwisselen. Wij hopen en bidden, gelijk wij per soonlijk, in gezinsverband en in de ker kelijke samenkomsten, als ook in spe ciale bidstond hebben gedaan met de medewerkers, dat het grote doel mag worden bereikt dat velen het Evange lie zullen horen naar de opdracht van onze Here Jezus Christus, in dit deel van Zeeland met name, waar zovelen de enige troost missen. Verdere mededelingen, evenals ook iets over het Evangelisatie-jeugdwerk houd ik nog in petto. Reacties op dit en mijn vorig stukje zie ik graag tege moet. J. B. v. M. oudere gelijkdenkenden uit de antieke eeuwen. Het is al bij de vrijzinnige Saddu ceeën begonnen. Terecht schreef dr Kuyper in zijn „Het Modernisme een Fata Morgana op Christelijk gebied" „Ook het Mo dernisme is niet nieuw. Veeleer heeft het alle eeuwen door in Jezus' kerk zijn weën doen schrijnen, en zal het blijven nawerken tot op de Toekomst des Hee- ren. Maar toch, nooit heeft het gelijk thans geheerscht, nooit verkreeg het gelijk nu zijn centrale beteekenis". (1871.) „Wat het is, kón het in onze eeuw eerst worden." (blz. 20.) „Thans staat het in zijn zenith, maar om even onverbiddelijk, met het zwenken der heerschende begrippen om een nieuw gevonden keerpunt, ijlings van de transen neer te dalen, tot het schier onzichtbaar achter de kimmen des le vens verdwijnt." „Verdwenen" is het modernisme in tussen niet. Eer hersteld. Gewijzigd heeft het zich wel. En was er in het begin reeds verschil tussen de scepticus Allard Pierson en de apodic tische Opzoomer, tussen 'n kerkelijk gevoelend dogmaticus Scholten en 'n ondogmatisch sarcast als Busken Huet, tussen 'n Loman en Hugenholtz, „mo derne" paganisten, ook nü is er heel wat, mogelijk nóg meer variëteit tussen linksen en rechtsen, tussen de zoekers naar „waarheid" en die naar „de lief de" (dr Faber). De thans haast alge meen verfoeide professor Smits, die het „zijn eer te na" acht, dat Christus voor hém gestorven zou zijn, die zélf ver antwoordelijk wil blijven voor eigen doen en laten, zal mogelijk die dapper heid reeds hier op aarde kunnen waar maken, indien tenminste de Ned. Herv. Kerk de lang vertraagde tucht uitein delijk gaat toepassen op deze kerkelijke onverlaat. En nu is het juist niet deze gerucht makende man, die mij tot schrijven van dit artikel bracht. Veeleer enkele preken, het gebed en het gezang, dat ik nog pas weer ont roerd aanhoorde. Ontroerd, ja. Want hoe onbijbels ook hun leer, het zijn mensen, méde-mensen, onze naasten, die wij maar al te gemakkelijk liefdeloos prijsgeventot in ons gebed Het sterkst ben ik eens getroffen door 'n domina, die op 'n Paasbijeen- komst van vrijzinnigen in Leeuwarden zó duidelijk de reële opstanding van Jezus uit Jozefs graf verkondigde, dat ik niet begreep hoe dit en dan nog wel op 'n vrijzinnige landdag gebeuren kon. Later hoorde ik op soortgelijke gro tere bijeenkomst 'n preek van 'n twijfe laar. Natuurlijk, zo zei hij, preek ik over Thomas. Want verder dan Tho mas, de eerlijke twijfelaar komen we niet. Helaas kwam de boeiende spreker niet tot Thomas' belijdenis mijn Heer en mijn God Hij blééf in diens „eer lijke" twijfel stekenMaar, zo troostte hij zich zelf en zijn hoorders er moeten juist ook Thomassen zijn, die niet wéten wat zij van de berichten over het Paaswonder moeten denken, maar die de Heer toch niet loslaten zal. Nu kan men, als „recht-zinnige" zo'n preek op verschillende manier aan horen. Geërgerd, om de dwaling, waarin hij ook zijn gehoor voorgaat. Maar men kan ook gegrepen zijn door dit openlijk en eerlijk getuigenis van eigen innerlijke worsteling. Want dat was hetom meelij te hebben, om God aan te roepen voor deze mens, die er uit wóu komen en het niet kón. O, er zijn ook heel andere vrijzinni gen van die hautaine, eigenwijze betweters, voor wie nog altijd Graf- Kuenen-Wellhausen en hun kleinkin deren méér gelden dan alle apostelen en profeten saam onder wie er zijn voor wie Buddha, Confucius of Mo hammed de even-knieën van Jezus haast zijn. Ik denk aan 'n Kerstpreek over Joh. 1 14, nog wel van 'n theologisch doc tor wat 'n gewauwel over dit gron deloos woord en bovendien nog zó kil. Maar nu ik nog pas weer 'n grote schare van vrijzinnigen goed hoorde zingen, hoorde bidden Heer, ontferm U over ons, open uwe Vaderarmen, stort uw zegen over ons, neem ons op in uw erbarmen Eeuwig blijft uw trouw bestaan, laat ons niet verloven gaan toen schoot mijn gemoed vol en vroeg ik mij afwat doen gereformeerden veelal anders dan afgeven op „die vrij zinnigen", op hen neerzien, met hen niets te maken willen hebben, hun leids lieden zien als bedriegers, „wolven in schaapskleren" In plaats dat wij, vol erbarmen, 's Vaders hart voor hen zoe ken laat hén, laat óns niet verloren gaan Ik doe niets af van mijn bezwaar te gen hun ketterij. Wat Kuyper in 1871, wat Bavinck later, milder, in 1911 schreef over „Modernisme en Orthodo xie", geldt voor mij nog. Hun leer is ten enenmale gevaarlijk, verwerpelijk. Mijn hart weigert afhankelijk te zijn van welke wisselende wetenschap ook, ook niet van die van die van de varia bele Barth. Ik gelóóf in de Here Jezus als mijn Heiland, kind van Maria en toch God uit God, ondoorgrondelijk en aanbid delijk tot in alle eeuwigheid, énig Ver losser der wereld. Maar daarom juist ontroert het mij, wanneer ik van 'n vrijzinnige kansel het gebed opstijgen hoor Heer, wij zoeken U. Dan héb ik niet het recht dit als 'n praatje, als minder oprecht of wat ook te veroordelen, doch het in Jezus' Naam met mijn gebed te ondersteunen en te pleiten op Gods belofte Heer, laat ze vinden. Laat hen niet verloren gaan De preek was dit keer, hoe verzorgd ook over „Uw gebod maakt mij wijzer dan mijn vijanden", zuiver humanis tisch, helaas echt modern het gebod, dat eigenlijk eerst geldt, gebod wordt als ik er mee instem Als het mij iets „doet". Het woord „kruis" kwam er als 'n hinkend paard, van hout en hol, ach teraan, zonder de Gekruiste. Maar het raakte mij weer, dat ook hij evenals meer modernen niet bad verlos ons van het boze, maar van den boze. En deze spreker leek mij aller minst één die zich maar wat aanpast aan mode of tijd. Goddank, daar is wat gaande onder vrijzinnigen. Ds van Lunzen, redacteur van Zwingli zeide reeds enkele jaren ge leden „hoezeer sommige vrijzinnigen eigenlijk al orthodox zijn geworden". Eén der aanwezigen zei, „dat-we (or thodoxen en vrijzinnigen) toch allemaal „rondom Christus als centrum der ge meente" moesten gaan staan. Ik zei neen meneer, christenen en zeker vrij zinnige mensen, erkennen alleen God als centrum van hun gemeente. Toen zei hij maar we moeten toch geloven, dat Christus uit de andere wereld is gekomen om ons te redden van het ver derf. Ik antwoordde waarde heer, dat is orthodoxe geloofstaal. Ik zal daarop niet neerzien, maar wat u daar zegt is niet vrijzinnig meer". Daar zijn er, die van zonde en schuld spreken en niet tevreden zijn met ra tionele verklaringen. Daarom ook zijn hun kerken weer voller. De mens is niet content met 'n praat je over zedelijkheid. Hij dorst naar de levende God. Zó versta ik ook, dat onze Hervorm de broeders aarzelen de vrijzinnigen eenvoudig maar de kerk uit te zetten. Zij gevoelen zich verantwoordelijk ook voor die duizenden, gedoopt bin nen het eigen kerkverband, maar ook door de schuld der kerk, de schuld van ouders en grootouders niet meer wéten van het ware evangelie en nu allengs voor de keus moeten worden gesteld. Daarbij moet men vanzelf onder scheid maken tussen hen die ongodde lijke leer drijven, zoals prof. Smits en de schare zonder veel herders. En daarbij mogen wij, die kracht en tijd hebben verspild aan allerlei splin- terige kwesties vaak, waardoor scheu ring kwam, geen vittende toeschouwers blijven, doch mannen en vrouwen van gebed laat hen niet verloren gaan Jezus vleide de schare nooit. Hij verachtte ze niet. Hij zocht ze schapen zonder herder. Scherp schold Hij alleen de ón-op- rechten. Maar hoe lankmoedig bleef Hij zelfs voor Sadduceeën en Farizeeën en ver liet voor één hunner de hemel Saul, Saul, wat vervolgt gij Mij, op hetzelfde ogenblik dat de gemeente te Damascus enkel vreesde en tegen hem bad. En, met nog groter verbazing dan ik soms naar de radio luister, hoorde Ananias het ongelofelijke over de Christen-moorder Saulus zie, hij bidt Bidden wij dan ook voor onze vrij zinnige naaste laat hem niet verloren gaan Bennekom. D. J. Couvée. We doen tegenwoordig veel aan fotograveren. Allerlei tafrelen, land schappen en vooral personen worden vastgelegd op de gevoelige plaat. Er is evenwel geen fijner camera, geen nauw lettender fototoestel dan ons oog, maar meer nog ons hart. In de kamer van ons hart hangt 't vol met portretten van onze familie-* leden, maar ook van ontelbare mede mensen. Er zijn er onder, die we voort durend met ons geestesoog koesteren, foto's, die in de loop der tijden steeds mooier en aantrekkelijker worden. Vooral van onze overleden geliefden wordt 't beeld steeds schoner, steeds aantrekkelijker. De liefde werkt alle min-aangename trekken in karakter en levenswijze langzaam-aan geheel weg. Maar er zijn ook portretten van medemensen aan de wand van de ka mer van ons hart, die steeds lelijker schijnen te worden. Bij ons nadenken over hun leven en gedrag worden de lelijke eigenschappen steeds scherper omlijnd en de goede gaan vervagen. Dat is ons boze hart, dat liever 't kwade, dan 't goede in iemand, die ons niet ligt, voor ogen houdt. En door ons zinnen op 't verkeerde of dikwijls ver- keerd-beoordeelde in iemands handel wijze krijgt de beeltenis steeds meer iets weerzinwekkends. Hoewel, de christen zal, als hij de naam van iemand hoort noemen, met wie hij minder-aan- gename betrekkingen onderhield, toch ook weer zeggen hij had toch ook z'n goede kanten. Nu had ik een levensbeeld van iemand in m'n ziel geprent, dat ik had gevormd uit briefwisseling en couran tencorrespondentie van 25 jaar geleden. De foto, die ik genomen had, was wat vervaagd, maar de lijnen er van wezen op een strijdlustig, enigszins eigen-wijs, ietwat laatdunkend mens, die eigen in zichten voor de alleen juiste hield, die eigen ideeën voor volmaakt achtte en vinnig en wat giftig te werk ging. Zo althans geleek z'n portret in mijn ziel. En nu, na 25 jaar, zocht ik hem op Vrij-zinnigen.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1959 | | pagina 2