Een uitlegging van
Matthëus 12:20
r
veertiende jaargang No. 4i Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland vrijdag 10 april 1959
MEDITATIE
ZEEUWSE KERKBODE
Hoofdredacteur: Dr C. Stam, Westwal 2, Goes, Telefoon 2563.
Berichten en opgaven Predikbeur- Redacteuren: Ds A. Koning, Ds. H. Pestman, Ds Y. J. Tiemersma, Drs A. Verschoor Abonnementsprijs3,— per half-
ten tot Dinsdagsmorgens te zenden Medewerker: Ds D. J. Couvée, Bennekom. jaar (blJ' vooruitbetaling),
aan de drukkers Littooij Olthoff,Afzonderlijke nummers 12 cent.
Spanjaardstraat 47, Middelburg. Drukkers: Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon ,2438, Giro 42280 Advertentiën 12 cent per mm.
ii.
In ons eerste artikel kwamen wij tot
de overtuiging, dat de beide beelden
van geknakt riet en walmende vlaspit
nader moeten bekeken worden.
Daarvoor gaan wij eerst naar Jesaia
42, waar van de knecht des Heren
sprake is. Zonder geschreeuw of stem
verheffing gaat Hij zijn weg door 't le
ven. Dan volgt in Jes. 42 3 ,,het ge
knakte riet verbreekt hij ,,niet en de
walmende vlaspit dooft hij niet uit".
Zijn er nu nog andere plaatsen in
het Oude Testament, waar deze beel
den voorkomen, en krijgen wij daar
enig inzicht in wat er mee wordt be
doeld
Véél komt u de uitdrukkingen niet
tegen. In Jesaia 36 6 zijn wij in de
dagen van Koning Hizkia. Assyrië
hoont God voor de muren van Jeruza
lem. De Rabsake doet Hizkia dan het
verwijt,,zie, gij vertrouwt op die ge-
knakte rietstafop EgypteIn
het Hebreeuws wordt hier dezelfde uit
drukking gebruikt als in Jesaia 42 3.
Een geknakt riet, dat ziet er niet erg
waardevol uit. Geknakt riet heeft zijn
kracht verloren, u zult het als regel
wegwerpen.
De toepassing van dit beeld op de
macht van Egypte maakt nu niet be
paald, dat u hier moet denken aan ge
loof dat in zijn teerheid en schuchter
heid extra moet verzorgd worden. Zegt
u maar gerust, dat het er niets mee te
maken heeft.
In 2 Kon. 18:21 wordt op dezelfde
geschiedenis gedoeld, dat geeft ons
dus geen nader licht.
Nu valt het op, dat in de Korte Ver
klaring op Jesaia van Dr J. Ridderbos,
bij ,,het geknakte riet" in Jes. 42 3 in
eens gesproken wordt van teerheid in
behandeling tegenover het machteloze.
Terwijl diezelfde verklaring, bij de
zelfde uitdrukkingin hoofdstuk 36 6
aantekent van een geknakt riet „ge-
,,lijk dit niet steunen, maar wél verwon-
,,den kan, zo heeft Egypte door zijn
„onvervulde beloften reeds menigeen
,,in het verderf gestort".
Hier wordt het geknakte riet dus
voorgesteld als een „kwaaddoend mid
del". Waarom nu ineens in Jes. 42 3
de teerheid van het machteloze er mee
wordt aangeduid, is niet erg duidelijk.
Ook Dr H. N. Ridderbos in de Korte
Verklaring op Mattheus, hoofdstuk
12 20, zegt, dat geknakt riet beeld van
zwakheid is. Een beeld van het kwij
nende mensenleven. Dat wordt dan
door de knecht des Heren met sparen
de liefde behandeld.
In ons eerste artikel is al gezegd,
dat die sparende liefde in het minst
niet in twijfel getrokken wordt. Het
is echter de vraag, of dit onderwerp
hier aan de orde is. Erg duidelijk wordt
dit niet.
Temeer niet, omdat de verklaringen
beide zeggen, dat hier speciaal sprake
is van de heidenen, „bij wie men moei-
„lijk spreken kan van een bekommerd
„geloofsleven". Maar„aangezien
„Israël hier niet is buiten gesloten, maar
„juist het uitgangspunt vormt van de
„werkzaamheid van de knecht des He-
„ren, dient onder het geknakte riet (en
„het andere beeld), toch het ingezon-
„ken geloof in de openbaring Gods
„onder Israël te worden verstaan."
Zou de bedoeling om de historische
uitlegging te handhaven, hier niet een
rol gespeeld hebben De redenering
kan men zeker niet afdoend noemen.
Als een jongen vroeger rieten pijlen
bij zijn boog had, en er was er één
geknakt, dan gooide hij dat geknakte
riet als waardeloos weg.
Het is totnogtoe uit het Oude Tes
tament niet gebleken, dat dit beeld van
„waardeloos materiaal" toch kan wor
den toegepast op het zeer waardevolle
geloof, dat nog niet tot zijn echte groei
kwam.
Nu dat tweede beeld, van de wal
mende vlaspit.
Zo'n pit werd van vlas gedraaid.
Men had dan van die open lampen
(denkt u aan een schoteltje en daar
werd de olie op gegoten en de pit er
ingelegd. Als deze dan was aangesto
ken, gaf de lamp haar licht, al moet
u dat niet vergelijken met onze elek
trische verlichting.
Wanneer zo'n pitje nu erg begon
te walmen Dan was dat een bewijs,
dat de olie was opgebrand. Dat loopt
met dat walmende pitje dan vanzelf
af. Uitblazen is eigenlijk niet meer no
dig, het walmt alleen nog na.
Nu moet u eens lezen wat er van
die vlaspit wordt gezegd in Jesaia
43 16 en 17 „zo zegt de Here, Die
„door de zee een weg baant en een
„pad door machtige wateren, die wa-
„gen en paard doet uit-trekken, krijgs-
„macht en helden tezamen liggen zij
„neder, zij staan niet weer op, zij zijn
uitgeblust, als een vlaspit uitgedoofd"
In hoofdstuk 43 geeft God zekerheid
aan zijn volk, dat Hij zal zorgen voor
het verslaan van de vijanden. Dan her
innert vers 17 aan wat er met Egypte
is gebeurd bij de Schelfzee. Daar zijn
de Israëlieten gered en de Egyptena-
ren verdronken.
Als een vlaspit is dat „Egyptische
licht" uitgedoofd.
Wat leert u hier over dit beeld
Dat het wordt toegepast op het godde
loze Egypte, en dat het aangeeft de
volstrekte verlorenheid van Egypte.
Dit moet ons toch terdege tot na
denken brengen. De walmende vlaspit
in Jes. 43 17 is geen beeld van het
kwijnende geestelijke leven, maar van
het ten ondergang gedoemde leven van
de vijanden
Een andere uitlegging is hier niet
mogelijk, en de uitspraak is niet vat
baar voor misverstand.
De Korte Verklaring zegt bij Jes.
43 17 dan ook hun levenslicht is uit
geblust, uitgegaan gelijk een vlaspit.
Dit is de enig mogelijke opvatting.
Nu valt het op, dat in de Korte Ver
klaring er tussen haakjes bijstaat (ver
gelijk over het beeld hoofdstuk 42 3).
Deze verwijzing naar de verklaring
bij hoofdstuk 423 maakt de zaak
moeilijk. Daar is sprake van de wal
mende vlaspit als beeld van het weg
kwijnende leven, dat gespaard en ont
zien wordt. Maar in Jes. 43 17 worden
andere dingen gezegd.
Het wil ons voorkomen, dat wij ook
bij Jes. 42 3 recht moeten doen aan
het beeld, zoals het in de Bijbel voor-
DE OPGESTANE HEILAND EN ONS ONGELOOF!
En Hij zeide tot hen O onverstandigen en tragen
van hartdat gij niet gelooft
Lucas 24 25a.
Pasen ligt weer achter de rug. Dat wil zeggen We hebben het
overwinningsfeest van onze Heiland gevierd. We hebben dat min
of meer enthousiast gedaan. Daarna was er het gewone leven van
elke dag. Nu komt de vraag Wat heeft Pasen ons gedaan Hééft
het ons wel iets gedaan Of zijn we teruggezakt in dezelfde moei
ten, dezelfde eentonigheid, dezelfde narigheid, die zo dikwijls het
leven kenmerkt ook van de gelovigen
We zijn met het Paasfeest niet klaar, als we het eenmaal per
jaar vieren. Elke zondag is als het ware opnieuw Paasfeest en
heel ons leven moet staan in het teken van de overwinning van
onze Here Jezus Christus. Zijn we in Hem, volgens het woord
van Paulus, niet meer dan overwinnaars
Wanneer we echter ons christenleven bekijken en zien hoe het
reilt en zeilt, is er zo weinig te bespeuren van die overwinnings
jubel, van het jeugdig élan, van het geestdriftig leven met Hem,
die door geweest is, maar nu leeft tot in alle eeuwigheid.
De Emmaüsgangers zaten ook, al was het Paasfeest werkelijk
heid geworden, nog diep in de put. We kunnen daarvoor allerlei
verontschuldigingen aanvoeren. Precies, zoals wij dat ook doen
voor ons gebrek aan waarachtige geestdrift en echte blijdschap.
Zij waren nog onkundig van het feit. Waren alleen maar in de
war gebracht door allerlei geruchten. Maar de levende Heiland
verwijt hun onverstand en traagheid van hart, dat zij niet geloven.
Zit 'm daar bij ons ook niet de kneep
Eigenlijk is dat een vreemde vraag. Als gemeente van Christus
twijfelen we toch niet aan Zijn opstanding We belijden die als
Gereformeerden in de meest eigenlijke zin van het woord. Onver
standwaardoor wij de Schriften niet kennen in dezen, kan Hij
ons moeilijk verwijten. Maar die traagheid van hart is een punt,
waarbij we niet zo vrijmoedig onze ogen kunnen opslaan. De een
voudige overgave aan de levende Heiland, die het alles voor ons
heeft volbracht en daardoor ons leven vol licht en vreugde heeft
gebracht, beleven we te weinig.
De Opgestane geniet nu ten volle van Zijn overwinning. Maar
zoals Hij er van geniet, wil Hij, dat wij er ook van zullen genieten.
Daarom weg met die traagheid
Pasen roept ons op tot aktieEn die aktie moet niet in de eerste
plaats zijn een bedrijvigheid in organisatie van ons kerkelijk leven.
Maar een innerlijke bedrijvigheid, waardoor wij ons bezinnen op
wat de opgestane Heiland allemaal voor ons klaar heeft liggen.
Hij heeft de zon over ons leven doen opgaan en ons gezet in het
volle licht van de bevrijding van zondeschuld, zondemacht, van
moeiten en bezorgdheid.
Het Paasfeit is een machtig gebeuren in ons eigen leven. Maar
wat hebben we er aan en wat doet het ons, als we niet zien, wat
de Heiland toen voor ons tot stand bracht Hoevelen van de
Joden, die het van nabij hebben beleefd, zagen het toch niet.
Daarom roept Pasen om Pinksteren. De H. Geest moet de ogen
er voor doen opengaan. Ons van tragen van hart maken tot men
sen, boordevol geestelijke energie, die alles van Christus accepteren
met een kinderlijk gelovig hart. Gelukkig hoeven wij daarbij niet
te wachten op het Pinksterfeest. Ook dat is een feit geworden.
Wij hebben Zijn Geest ontvangen. Die Geest moeten we in ons
laten werken, doordat wij aan het Woord plaats geven in onze
trage harten. En de Heiland wacht er op, dat u dat zult doen.
Of dacht u, dat de tegenstelling, die er is tussen Zijn overwinnings-
blijdschap en onze traagheid, Hem niet bedroeft Nu is ons
Christenbestaan dikwijls een armzalig leven. Er wordt geklaagd
over geestelijke verachtering. Maar als u ziet wat de Heiland met
Zijn Paasfeest voor u heeft bedoeld, krijgt u een geestelijke injec
tie, die u met een sprong vooruit brengt. U gaat opeens in tot Zijn
feest. Want met de opgestane Jezus is het leven een feest.
Wildervank. GREVING.
(Overgenomen uit de „Groningsche Kerkbode".)
komt. Dan zal daar een andere verkla
ring „van het geheel" uit voortvloeien.
Ook van Mattheus 12. Maar, dat is op
zichzelf niet erg. Laat nu eerst het ge
bruik van beide beelden in het Oude
Testament maar eens tot ons spreken.
Daarna hopen wij verder te gaan.
C. St.