Een uitlegging van
Mattheus 12:20
Rome Reformatie m-
Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland vrijdag 3 april 1959
Kleine Vossen
ZEEUWSE KERKBODE
VEERTIENDE jaargang No. 40
Berichten en opgaven Predikbeur
ten tot Dinsdagsmorgens te zenden
aan de drukkers Littooij Olthoff,
Spanjaardstraat 47, Middelburg.
Hoofdredacteur; Dr C. Stam, Westwal 2, Goes, Telefoon 2563.
Redacteuren: Ds A. Koning, Ds. H. Pestman, Ds Y. J. Tiemersma, Drs A. Verschoor onnementsprijsper ia
Medewerker: Ds D. J. Couvée, Bennekom. aar (biJ vooruitbetaling).
Afzonderlijke nummers 12 cent.
Drukkers: Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280 Advertentiën 12 cent per mm.
In de praktijk is het vaak zó, dat
over een bepaalde Bijbelplaats zich een
gedachte heeft gevormd, die dan van
geslacht op geslacht wordt overgele
verd, zonder dat men zich kritisch af
vraagt, of deze uitlegging wel de juiste
zin van een tekst weergeeft.
Hoe lang heeft men het elkaar na
verteld en nageschreven, dat in het
boek Esther Haman een nakomeling
was van Agag, dus uit Amalek, en
Mordechaï uit het geslacht van Saul.
Men ,,zag" dan een mooi, heilshisto
risch, gegeven. Amalek-Israël, weer in
konflikt met elkaar, na zóveel eeuwen,
't Was alleen maar jammer, dat de
Bijbel zelf voor deze vernuftige vond
sten totaal geen aanleiding gaf. Eerst
in de boekjes van de jongste tijd be
gint men daarvan terug te komen.
Zo is er ook aangaande Matth. 12:20
een „geijkte" uitlegging, waaraan voor
al de naam van Smytegelt verbonden
is. De meerderheid sluit zich in de uit
legging maar graag bij de historische
opvatting aan. Je bent dan in goed ge
zelschap. Vooral, wanneer een man als
Smytegelt in de voorste gelederen eer
tijds ging.
Wij gaan nu eerst maar eens lezen,
wat er in Matth. 12 20 staat. „Het
„geknakte riet zal Hij niet verbreken
„en de walmende vlaspit zal Hij niet
,;doven, voordat Hij het oordeel tot
„overwinning heeft gebracht."
Waarschijnlijk denkt iedereen spon
taan maar, deze tekst levert toch geen
moeilijkheden op. Hier wordt het zwak
ke in het geestelijk leven getroost en
kleingelovigen worden bemoedigd. Dat
geknakte riet en die walmende vlaspit
moeten dan dienst doen als beelden
voor die zwakken in het geloof. Zo
hebben wij dat vrijwel altijd gehoord,
enwie denkt er dan aan, om zich
af te vragen maarzou dat nu wel
helemaal „kloppen"
Nu moeten wij dadelijk onderscheid
maken tussen twee dingen le. de zaak
van de vertroosting èn de inhoud van
de bedoelde tekst.
Wat het eerste aangaatis er ver
troosting en bemoediging voor wie ge
loven Dan kunt u de Bijbel vrijwel
overal opslaan. Aan het slot van het
evangelie zegt Johannes ergens deze
dingen zijn beschreven, opdat gij zult
geloven.
Behalve de vernieuwing van het his
torisch onderzoek zijn er nog andere
punten waarop Rome en de Reformatie
elkaar naderen. Allereerst is er een
nieuwe belangstelling voor de bestu
dering van de Heilige Schrift zowel
onder de theologen van de R.K. kerk
als onder de reformatorische geleerden.
Men bijt zich niet zonder meer vast in
„leerbeslissingen" van de kerk en in
de formuleringen, die eeuwen van
kracht waren, maar men wil allerlei za
ken opnieuw vanuit de Bijbel verstaan.
Er is een grote belangstelling voor exe-
gese, voor Schriftuitlegging en Bijbel
onderzoek in het algemeen.
Dat brengt Rooms-katholieken en
ons ongetwijfeld nader tot elkaar. Als
men tot de Bron wil gaan, dan is dat
een hoopvol teken. Laat de Bijbel maar
op tafel komen en laat men zich maar
uit de Schrift overtuigen.
Er zijn de laatste tijd veel weten
schappelijke werken verschenen, die
het Bijbelonderzoek stimuleren. Daarbij
kwam vaak nieuw materiaal aan het
licht. Het is niet overdreven te spreken
van een nieuwe exegetische situatie.
Wij willen samen weer naar de Bijbel
Doorlopend wekt de Schrift op tot
geloven, en gaat de vertroosting Gods
uit naar de gelovigen. Daar bestaat
geen verschil over.
Iets anders is, of de „klein" gelovi
gen in de Bijbel ook „gestreeld" wor
den, gelijk sommige predikers dat graag
doen. Hoe was het ook weer bij de
storm op zee Jezus brengt eerst wind
en golven tot bedaren. Maardan
zegt Hij tot zijn discipelenwaarom
zijt gij zo vreesachtig, zo laf
Van strelen gesprokende dis
cipelen worden hier eerder gestriemd
dan gestreeld Verging het Petrus an
ders Als hij op de zee wandelt, en
't oog afwendt van Jezus naar de gol
ven, dan gaat hij zinken. Jezus helpt
hem er uit, maar verwijt hem zijn klein-
gelcvigheid.
Is het na de Opstanding anders ge
gaan
Zowel de vrouwen als de discipelen
kregen een verwijt te horen, denk aan
de Emmaüsgangers onderweg, en zij
werden teruggewezen naar het verkon
digde woord Strelennee U
moet beslist de plaatsen eens opsporen,
waar de kleingelovigen zo'n beetje wor
den „aangehaald". Zacharias toch ze
ker niet, die van Gabriël in de tempel
de straf Gods te horen krijgt, omdat
Zacharias de boodschap niet heeft ge
loofd.
Zo hebben we enkele sprekende
voorbeelden aangehaald. Er zijn er ze
ker méér te noemen. Men moet dus
wel héél voorzichtig zijn, om direkt te
denken aan troost voor kleingelovigen.
Ligt het kleingeloof niet min of meer
op het terrein van het „ongeloof" Dit
is dan erg voorzichtig uitgedrukt.
Van een optreden van Jezus Chris
tus, om de „zuchtende zielen" speciaal
tegemoet te komen, moeten wij eerst
sprekende, overtuigende voorbeelden
uit de Schrift naar voren brengen.
Het is niet goed, om dat altijd maar
elkaar na te praten, ook al gaat er een
stoet van eerbiedwaardige getuigen
voor ons uit. Dat was ook het geval
met de kwestie Haman-Mordechaï.
Toch heeft nader Schriftonderzoek aan
het licht gebracht, dat die gangbare
opvatting niet houdbaar was.
Zeker is de Schrift vol van Gods
vertroostingen voor wie vermoeid wer
den door de strijd van dit leven of door
luisteren. Daarbij valt het op, dat er
in beide „kampen" sterke belangstelling
bestaat voor wat men noemt de heils
historische lijn in de Schrift. Het gaat
niet zozeer om de uitlegging van be
paalde losse teksten of Schriftgedeel
ten, maar om de historie van Gods heil
in de Bijbelse berichten. Wat betekenen
de bijbelse berichten in het grote ver
band van het heilshandelen van God
Zulke vragen staan in het centrum van
de belangstelling. Dan buigen de lijnen
van het onderzoek naar elkaar toe,
wanneer men eerlijk na gaat wat de
Bijbel zélf zegt. Berkouwer spreekt van
een nieuwe exegetische situatie van
„soms verrassend convergerende aard".
Convergeren wil zeggen, dat de lijnen
naar elkaar toelopen, zodat men elkaar
uiteindelijk op bepaalde% punten móét
kunnen vinden.
Zo wordt bijvoorbeeld het bijbels ge
tuigenis over de kerk opnieuw onder de
loup genomen. In de vorige eeuw werd,
onder invloed van een liberale theolo
gie, die de kerk vaak beschouwde als
een soort religieus genootschap, een
vereniging van gelijkgezinden op gods
dienstig gebied, aan Rome vaak het
eigen zonden, die tot een aanklacht
werden. Dan wordt een Zacheus in de
ruimte gesteld en een Petrus krijgt le
vensherstel. Dat zijn zo maar een paar
grepen, die wij doen.
Niemand kome dus aandragen met
de vrij onbenullige opmerking „nou
„gaan ze de troost van Gods Woord
in twijfel trekken"
Er wordt niets in twijfel getrokken,
alleen willen wij elkaar lerenhoe of
de Heiland optreedt ten opzichte van
kleingelovigen.
In dit opzicht mag dit artikel ons
heus wel eens tot nadenken brengen,
en tot een dieper onderzoek van het
Woord Gods.
En dan de tweede zaak wat is nu
de inhoud van de tekst, Matth. 12 20.
Moeten wij ons blijven aansluiten bij
verwijt gericht, dat zij de kerk teveel
als een historisch instituut beschouwde.
Van belang daarbij is natuurlijk de
kwestie van de opeenvolging van het
pauselijk gezag, dat zou steunen op de
bijzondere plaats die Petrus onder de
apostelen zou innemen. Daarvoor doet
Rome een beroep op Matth. 16 vers
18 „een op deze petra (rots) zal ik
mijn gemeente bouwen".
De historische positie van Petrus (als
prototype van de latere pausen) is voor
Rome de hoeksteen van de opeenvol
ging van het pauselijk gezag in de al
leenzaligmakende Kerk.
Nu hebben de reformatoren de be
doelde uitspraak van de Heiland steeds
laten slaan op het geloof van Petrus
(zoals dat beleden werd in het „Gij
zijt de Christus, de Zoon van de le
vende God"). Dat geloof en dié be
lijdenis zouden de „petra" zijn, waarop
Christus Zijn gemeente bouwt.
Niet Petrus zélf, of zijn positie in
de christelijke kerk, maar zijn gelóóf,
zijn belijdenis naar haar inhoud, dat
Jezus de Christus en Góds Zoon is,
is volgens ons de petra, de fundering
der christelijke kerk.
Nu is het wel opvallend, dat onlangs
een theoloog uit reformatorische kring
(Cullmann), zonder dat dat in onze
kringen grote schrik heeft verwekt,
gesproken heeft van een bijzondere
plaats van Petrus onder de apostelen.
Hij heeft die tekst opnieuw bekeken.
Zonder enig confessioneel vooroordeel
wilde hij zich daarover een mening vor
men. Volgens Cullmann is het nu zó,
dat Petrus voor één keer een bijzondere
opdracht heeft gehad. Hij spreekt van
de „Felsen-Mission", de „rots-zending"
van Petrus. Hij laat dus, in afwijking
van de reformatoren, bedoelde uitdruk
king van de Heiland niet slaan op het
gelóóf van Petrus (naar zijn inhoud!),
maar, evenals Rome, op Petrus-zélf en
op zijn bijzondere positie in de kerk.
Met dit verschil, dat deze bijzondere
plaats van Petrus niets zegt over an
deren, die hem zouden hebben opge
volgd (de pausen). Want de bijzon
dere plaats en opdracht van Petrus wa
ren volgens Cullmann ((einmalig",
voor één keer. Zijn plaats was uniek,
niet voor herhaling vatbaar.
Dat dit alles in onze kringen zonder
rumoer werd vernomen, hangt samen
met de openheid, die er algemeen is,
voor nieuwer bijbelonderzoek. Ook al
zal lang niet iedereen het met Cullmann
eens zijn, men ziet geen reden om zich
daarover ongerust te maken. Integen
deel, elke poging tot nieuw verstaan
van de H. Schrift, van welke zijde die
ook komt, is welkom en de overweging
altijd waard.
Een probleem, dat hiermee samen
hangt, is dat van de traditie, de kerke
lijke overlevering. Rome geldt altijd als
de kerk der traditie. Zij beroept en be
roemt zich steeds op de historie en de
kerkelijke leeruitspraken, voor welker
gezag de R.K. kerk altijd grote achting
heeft.
Het zou onjuist zijn daartegenover
te stellen dat de kerken der reformatie
de traditie verloochenen. Het tegendeel
is waar In onze geloofsbelijdenis vin
den wij de nadrukkelijke verwijzing
een eerbiedwaardige traditie, of heb
ben wij hier Schriftuurlijk na te gaan,
wat hier waarschijnlijk de prediking is
Passen de hier gebruikte beelden van
geknakt riet en walmende vlaspit met
terdaad op kleingelovigen
Op deze vraag is niet zo ineens een
antwoord te geven. Wij zullen hierbij
moeten teruggaan naar de plaats in Je-
saia, waaruit in Matth. 12 een gedeelte
wordt aangehaald. Verder moeten wij
bekijken, of over die gebruikte beelden
in de Bijbel nog nader licht opgaat.
Wij zullen proberen alle geleerde
omhaal zoveel mogelijk te vermijden.
En wij hopen, dat wij elkaar tot hulp
mogen zijn tot een nader verstaan van
de waarheid, die ons is overgeleverd.
C. St.
naar de grote concilies van de oude
kerk en naar de belijdenissen, die daar
van het resultaat zijn geweest.
Het is dus een te simpele voorstelling
van zaken te zeggen Rome is een kerk
mét traditie, terwijl de kerken der re
formatie met de traditie gebroken heb
ben. Daar is geen sprake van. Het con
flict is niet een kwestie van „traditie
of niet", maar hoe zullen we de traditie
moeten waarderen in het licht van de
Heilige Schrift „Schrift èn traditie".
Op dat punt gaan de kerken van Rome
en de Reformatie uiteen. Maar dat de
ge-reformeerde kerken met alle vezels
van haar bestaan wortelen in de oude
christelijke kerk, dat is met de stukken
aan te tonen. Lees maar eens Artikel 9
van de Nederlandse Geloofsbelijdenis
over de „drie geloofssommen" en wat
„door de Ouden in gelijkvormigheid
met deze besloten is". Het element van
de traditie is bij ons dus wel degelijk
aanwezig. Dat mag tegenover Rome
wel eens wat meer worden beklem
toond.
De oud-christelijke kerk is niet alleen
haar maar ook ónze historische wortel.
A. V.
'k Heb nu een heel klein vosje op
het oog. Maar kleine vosjes groeien
en kunnen later ons lelijk benadelen.
Zo stapte ik op een van onze dorps
weggetjes van de fiets, zonder doel
schijnbaar, want ik behoefde niet een
bezoek te doen ook hield me niemand
aan om met me te spreken, ook was
m'n band niet lek. En toch stapte ik
af en sommigen in de buurt zullen van
achter de gordijntjes wel gedacht heb
ben wat moet die dominé nu
En toch had ik een bepaald doel
ik ging straatprediking houden, zonder
een woord te zeggen.
Deze preek bestond hierin, dat ik een
flinke schop gaf tegen een kapotte fles
en de daaromheen zwervende scher
ven, zodat ze van de verkeersweg in
de sloot terecht kwamen.
U zult zeggen nog al een korte en
eenvoudige preek Da's waar, maar ik
geloof, dat er meer kracht van kan uit
gaan dan van een uiteenzetting van de
gelijkenis van de barmhartige Samari
taan. Immers, het is me, zowel in de
Achterhoek als hier in Zeeland opge
vallen, dat het maar heel zelden voor
komt, dat iemand de moeite neemt om
van de fiets, laat staan van een brom
fiets af te stappen, laat nog meer staan
uit de auto, om een ferme kei of stuk-
kende fles van de rijweg te verwijde
ren.
'k Heb 't in Gelderland wel gezien,
hoe daar op de smalle fietspaden een
flinke baksteen lag en hoe ik kon zien
aan de sporen, dat men talloze malen
om het obstakel heen gefietst was, zon
der de moeite even te nemen om het
projectiel onschadelijk te maken.
Hè, zal iemand zeggen, heeft die do-
miné nu niets anders te vertellen 't is
toch al te luttel om daar een woord
Nieuwe belangstelling voor de
Bijbelèn voor de traditie.