Jammer voor de V.U.-Actie in Zeeland Kleine Vossen Oppervlakkigheid Er is op Java geen Zending meer Hoezeer wij Ds en Mevrouw Pest man het beroep naar het nieuwe ar beidsveld van harte gunnen en wij de beslissing die zij namen moeten respec teren, voor de V.U. actie in onze pro vincie zal hun vertrek een zeer gevoelig verlies opleveren. Ds Pestman en niet minder Mevrouw Pestman hebben zich met veel enthousiasme voor de Vrije gegeven en hun werk is bijzonder ge zegend geworden. Op de vergaderin gen van het provinciaal comité, waar in de regel ook de dames van de busjes actie vertegenwoordigd zijn, konden we op de aanwezigheid van Mevrouw Pestman vrijwel altijd rekenen, terwijl men op haar man voor het werk in Zeeuws-Vlaanderen altijd een beroep kon doen. Veel hebben zij in dit werk gepresteerd met de volle liefde van hun hart. Dat laatste vooral moet wel het geheim geweest zijn van de wervende kracht van hun warm woord voor de Vrije Universiteit, waar ze ook kwa men. Wij zullen hen zéér missen in dit werk wat de actie in Zeeland betreft. Het hoge Noorden is te feliciteren, want zij zullen het ook daar niet kun nen laten de Vrije een warm hart toe te dragen en de daad bij het woord te voegen. Voor Zeeland hopen we nu maar dat anderen hun werk zullen voortzet ten. Het kan nu eenmaal niet zonder man- en vrouwkracht in de propaganda voor dit prachtig stuk christelijke acti viteit. Ds en Mevrouw Pestman, onze har telijke dank voor wat U in Zeeland voor de Vrije Universiteit aan werk hebt verzet, niet minder voor Uw bei der hartelijkheid in de omgang, waar door het samenwerken met U voor dit grote doel zo vreugdvol was. A. V. In de wintermaanden kom je nog al eens mensen op straat tegen, sterke ke rels, werkezels, met de stoere handen in de broekzak, langs de weg slente rend. Dan vraag je zo vriend Janse, wat loop je zo op een werkdag langs de straat Ja, dominé, ik loop in de W.W., dat betekentik heb geen werk en trek uit de Werkelozen Wet. Zeer gemoedelijk vatten sommigen dat op, ze moeten wel, want er is in de land bouw in dit seizoen weinig te doen. Maar er zijn er onder, die 't toch vernederend vinden hun werkwillige, gezonde handen op te houden, handen, die niets hebben kunnen uitvoeren. Het schijnt evenwel spoedig te wen nen, maar de mannen-van-adel onder hen wennen er niet aan, ze willen ar beiden voor hun brood. Tevens is 't inkomen van de V/.W. heel wat ge ringer, dan 't loon, dat ze anders ver dienen. Erger is 't, dat er langs 't kerkpad velen lopen in de W.W., leden van de gemeente, die hun leven lang werke loos zijn en nooit een hand uitsteken om iets te doen in het belang van 't Koninkrijk Gods. Ze lopen, terwijl ze er soms goed de tijd voor hebben, met hun trage kerk-handen langs 't kerke- pad en weigeren om ook maar 't ge ringste werk ten bate van de kerk te doen. Ze bedenken niet, dat dit lopen in de W.W., voor hen betekenen kan Wee, Wee Het ziet er voor hen niet best uit, als ze eenmaal ter verantwoording zul len worden geroepen, wat ze gedaan hebben met hun tijd, kracht en geld. Immers er is in 't kerkelijk leven al tijd wat te doen. Werkeloze christenen, geestelijke renteniers bestaan er niet Er is sprake in de Schrift van ,,loon" en ,,loon" ontvangt men niet zonder „arbeid". God de Here kent geen Werkelozen-Wet, maar alleen de Wet- van-de-Arbeid W.v.d.A. Sommige lieden schijnen zeer „vroom" te denken, dat ze zeer schrif tuurlijk zijn, want er staat toch maar „die niet werkt, maar gelooft". Deze W.W.-ers zien soms nog mee warig neer op die „werkers" in de dienst der Kerk en bedanken voor elke aandrang om te helpen, b.v. als lid van de Zendingscommissie, Evangelisatie werk, Beheer der Kerk en dergelijke functies. Wee, wee over deze W.W.-ers Ze zullen geen „loon" kunnen wachten, gelijk die Moeders, die haar kinderen godvruchtig opkweekten, gelijk die Va ders, die mee-arbeiden voor de catechi satie en de jongens en meisjes duchtig overhoren. Nee, nee, we kunnen en behoeven niet allemaal vooraan te staan, maar elk christen is een dienst knecht of dienstmaagd van de „Knecht des Heren", onze Heiland, Die „ge werkt" heeft in en door Zijn lijden en sterven Zijn ganse leven was lijden en arbeiden. Wee, wee over allen die hun talen ten, al is 't maar Yi talent, verstopt hebben en langs 't kerkpad lopen in de W.W., want ze zullen te horen krij gen wee U, gij luie dienstknecht De Here were uit Zijn hof deze scha delijke W.W.-vos en make ons allen door Zijn Geest arbeidzaam, 't zij in 't grote, 't zij in 't kleine, want alleen de „arbeider" is zijn loon waardig. Dus geen W.W., maar W.v.d.A. Uit het oude-Vossenland. SONNEVANCK. Gedenkboek Sonnevanck, 1908-1958. Over de eerste halve eeuw van het bestaan van Sonnevanck is een gedenk boek verschenen, dat er zijn mag. Vele foto's brengen het verleden in herinne ring, en allerlei mannen, die de chris- tentaak zagen in de strijd tegen de t.b.c., komen hier voor uw aandacht. Opgenomen zijn artikelen van prof. C. Veenhof, die de geestelijke achter grond tekentvan ds. C. J. Sikkel, die het heeft over de groei van de vereni ging van dr. D. Bergsma, die de ver scherpte strijd tegen de ziekte belicht van zr. G. Koster, Om te dienen van A. H. van Maurik over de Sonnevanck- school en eindelijk bijdragen van een oud-patiënte. Het geheel is de kennis name alleszins waard. Ook al is het zo, dat de t.b.c. in onze tijd minder van zich doet spreken dan een halve eeuw geleden, het blijft nodig dat men deze ziekte in het oog houdt. De prijs van dit royaal uitgevoerde werk is 5,—. Te verkrijgen aan het bureau secre taris Sanatorium Sonnevanck, Singel straat 33, Deventer. Voor bestelling per giro is het nr. 808078. Verder zij nog medegedeeld, dat er dringend behoefte is aan een nieuw mannenpaviljoen. Een groot bedrag is daarvoor nodig, maar nog geen cent daarvoor beschikbaar. Daarom zal er dit jaar een beroep gedaan worden op onze geestverwanten, die in het verle den reeds heel veel deden in het belang van de t.b.c.-patiënten, die in ons sa natorium genezing zochten. C. ST. In de ambtelijke praktijk ontmoeten we mensen van allerlei slag. Dat is ook wel gelukkig. Het leven is waarlijk niet uniform. Tenminste niet in het kerke lijk leven. Bij het groepsleven en in gezelschappen zal die verscheidenheid veel minder zijn, omdat in de regel daar mensen bijeen komen, die wel ongeveer gelijk denken en elkaar zoeken. Maar in de kerk komen mensen bijeen, die elkaar zeker niet hebben gezocht, die ook waarlijk niet in alle dingen gelijk denken, die ook zeker niet zo gauw eikaars persoonlijke vrienden zijn. Dit doet sommigen wel eens smalend spre ken van de gemeenschap der heiligen, want er is toch maar zo weinig lief de en vriendschap Ik geloof, dat dit met de belijdenis van de gemeenschap der heiligen niet veel te maken heeft. Dat sluit niet di rect persoonlijke vriendschap in. Ik hoorde eens van iemand, die trouwplan nen had, maar de rechte keuze niet kon doen, omdat hij met iedere vrouw, die oprecht de Here vreest, wel meende te kunnen huwen. Het zou mij niet ver wonderen, als er jonge mensen zijn, die dit lezen, die zullen zeggen „ik niet". En dan ben ik het hardgrondig met hen eens. Dat verschil in geaardheid en karak ter vind ik ook zo erg niet. Wij zullen elkander moeten verdragen en van el kander moeten leren. En zo zal, onder de gestage arbeid des Geestes, de kerk wel opwassen tot een heilige tempel. Maar als ik iets van die verscheiden heid zeg, dan bedoel ik heel iets anders. Bij een oprecht aanvaarden van de be lijdenis en een eerlijk willen wandelen naar Gods geboden kunnen we wel iets van elkaar verdragen, maar het is zo jammer, dat we telkens mensen ont moeten, die ons wel eens enige zorg geven juist in verband met die oprecht heid. Ik bedoel in hoofdzaak de oppervlak kigheid, die we wel eens aantreffen met betrekking tot de zonde. We nemen het woord „zonde" zo betrekkelijk gemakkelijk in de mond, maar ik heb wel eens de indruk, dat we het God-onterend karakter van de zonde niet kennen. Wat is het zondebesef soms erg on diep. Het gebeurt soms, dat in het amb telijk gesprek wordt toegestemd, dat een bepaalde daad of een bepaalde le venshouding verkeerd, dus zondig is, maar men stemt het toe met een glim lach op het gelaat, zonder dat het blijk baar ook maar de minste ontroering wekt. Ik herinner me iemand, die de steevaste gewoonte had, alleen 's mid dags te kerk te komen. Op huisbezoek werd ernstig gesproken over het ver zuim en gevraagd „zoudt u nu heus ook niet 's morgens kunnen komen Waarop met beminnelijke vriendelijk heid werd geantwoord „o zeker wel, maar dan zou ik toch 's middags niet komen". Nu is het werkelijk niet alleen het schuldig kerkverzuim, maar er zijn ook talloze andere dingen, die niet recht zijn voor Gods oog, maar waar we niet zo zwaar aan tillen. We vinden het hele maal niet erg. Tot op zekere hoogte stellen we onszelf gerust, omdat er nu eenmaal niemand volmaakt is. We heb ben dat met alle mensen gemeen en het zou wat gek zijn, als we daarop een uitzondering maakten. En och, er is toch ook nog wel iets goeds bij ons. We maken wel eens de indruk, dat we zelf menen, dat de weegschaal nog wel eens eventjes naar rechts kon doorslaan. En verder, och God zal toch niet zo kleinzielig zijn, om op alle slak jes zout te leggen en ons om kleinig heden te veroordelen. Over een dergelijke levenshouding maak ik me ernstig ongerust. Hier schort het aan recht inzicht in de aard van de zonde. Dan hebben we nog nooit met het recht Gods te doen gehad. Dan hebben we nog nooit gestaard in de afgrond van de verlorenheid. Dan zijn we nog nooit echt geschrokken en hebben we ons nooit diep geschaamd. Ja, mogelijk wel voor de mensen, want dat raakt het „vlees", maar niet voor God. Dan is er nog niet het verbroken hart. En dit vindt weer z'n oorzaak hierin, dat we de zonde meten naar de maatstaf, die wij aanleggen en niet naar de maatstaf Gods. Wel komt het eens voor, dat er door bizondere aanleiding wat diepte komt. Als de gelijkmatige sleurgang van het leven doorbroken wordt, zeg door ern stige ziekte, waarin we ons wel even tjes voor Gods aangezicht zagen ge plaatst en eigen nietigheid hebben ge zien. Maar al te dikwijls is echter met het herstel ook de vroegere oppervlak kigheid v/eer teruggekeerd. Of het kan zijn, dat de voet moreel uitgleed, dat we waarlijk door de zonde werden ver rast, zodat het ons wel even schokte. Maar als er in de netelige en verdrie tige situatie weer wat zicht gekomen is en de tijd zijn genezende hand over de wonde heeft gelegd, leven we vaak in de oude sleurgang weer verder. De nood leert niet bidden en de nood leert ook geen zondekennis, al is het, dat die nood wel eens het middel in Gods hand kan zijn, om het hoge hart te breken. Want het is alleen de Geest, die ons brengen kan tot oprecht schuldbesef. Maar dan Woord en Geest. De pre diking van Gods genade in Jezus Chris tus kan het oog openen voor eigen ver lorenheid. De diepte van Petrus' val èn Jezus' wondere liefde, dat Hij zijn dis cipel toch niet losliet zal in ons het -be sef kunnen wekken van eigen onver mogen, om staande te kunnen blijven. Jezus, door Pilatus ten toon gesteld in al zijn ellende „zie, de mens" kan in ons de afschuw wekken van eigen schande. Een blik op het kruis kan ons leren, dat God het wél ernstig neemt met de zonde en dat Hij die, eer Hij ze ongestraft liet blijven, met de bittere en smadelijke dood des kruises qestraft heeft. Wezenlijke zondekennis ontvangen we slechts door Gods openbaring in Jezus Christus. In dat licht gaat ons het licht op over eigen onwaardigheid. In uw licht zien we het licht. Als we het hoofd dan maar weer niet afwenden, omdat we het eigenlijk toch niet willen zien. Want dan hou den we ons weer groot. Jezus' hart brak aan het kruis, opdat ons hart breken zou. Maar dan zal Hij ook dat verbroken hart niet verachten. Als het maar onze strikt persoonlijke belijdenis wordt „ik deed, door al mijn zonden, Hem al die jamm'ren aan", dan vallen we als een gebroken man de Here Jezus in de armen. K.-B. v. d. L. UIT DE PERS (Uit een polemiek tussen Dr. Har- renstein en Prof. Zuidema lichten we een beschouwing van deze laatste over de huidige zendingsactiviteiten op Java. Deze oud-zendeling laat wel een geheel ander geluid horen dan wat we gewend zijn uit zendings- monden te horenVandaar dat we ook deze belichting eens aan onze lezers willen doorgeven. Redactie.) Op Nieuw Guinea kan zending wor den gedreven. In de eenvoudige zin van het woord. Dus door lieden, uit de zendende kerken er heen gezonden, die allerlei wegen en middelen zoeken, om het evangelie aan de bevolking te bren gen. Dat kan op Java niet meer. Want het Javaanse nationalisme heeft ook de meeste kerkelijke leiders dermate aan getast, dat zij de stelling poneren, dat de Javaanse kerken zelf in staat zijn om het evangelie naar buiten te ver kondigen, en dat zij er in beginsel ook alleen toe geroepen zijn. Komen er zen dingsmensen uit Nederland, dan mo gen ze hoogstens nog die posten be zetten, die nog niet door Javaanse christenen kunnen worden ingenomen bij gebrek aan bekwaamheid, en dan zijn zij geen zendelingen, maar diena ren van de Javaanse kerken en ook voor het overige geldt h.i. de stelling onverminderd Er is geen zending op Java. Er is slechts evangelie-prediking van Javanen vanuit de Javaanse kerken en aan Javanen, die nog niet voor het evangelie zijn gewonnen. Wel is voorlopig het zendingsgeld vanuit Nederland zeer gewenst. Onze „offervaardigheid". Maar het beheer over die gelden komt onmiddellijk aan deze Javaanse kerkelijke leiders toe een beheer, waarbij zij nu niet altijd even overtuigend bewijzen van be kwaamheid afleggen, en ook wel eens het tegenovergestelde bewijs. Zeker, een enkele welwillende Ja vaanse predikant geeft aan een Neder landse zendeling soms nog de ruimte maar dit is de uitzondering, die de re gel bevestigt. Bovendien verdragen het Javaanse volk, en al meer en meer heel het In donesische, ja de volkeren van Azië en Afrika al minder de Westerling. Hoe eerder zij overbodig zijn, hoe lie ver. Steun aan onderontwikkelde ge bieden is politiek zelfs al een eis uit naam van die onderontwikkelde gebie den, terwijl die steun beleefd en aan gegrepen wordt, om met behulp er van des te sneller de Westerling voor goed er uit te werken. Rassendiscriminatie Waarom niet Waarom anders ge noemd Waarom de discriminatie van het Europese ras niet nuchter onder de ogen gezien Dit betekent m.i., dat in feite de verhouding tussen de Javaanse of andere Indonesische kerken en tus sen Nederlandse kerken in wezen geen andere is, dan die van hulpbehoevende kerken tot zusterkerken, die niet hulp behoevend zijn. Zo stellen het de In donesische kerken. In principe is de verhouding geen zendingsverhouding meer. Wat er nog aan zendingsverhouding aanwezig is, is een aflopende zaaken heel veel, van wat aan deze zijde van de evenaar nog „zending" wordt genoemd, is aan de andere zijde van de evenaar iets to taal anders n.l. hulp aan hulpbehoe vende kerken, aan „onderontwikkelde" kerken. Een onderontwikkeldheid, die voor het leeuwenaandeel enkel betrek king heeft opgeld M.i. behoort men in Nederland dan ook om wille van de waarachtigheid duidelijk te weten, of men niet zakelijk misleid wordt, wanneer men meent voor de „zending" te offeren, en in feite enkele hulpbehoevende kerken bij springt. Wat dit laatste aangaat, die zijn er in Nederland ook tallozeVooral in de grote steden. Waar kerkgebouwen moeten komen, en men uit armoede de geldbuidel van staat en gemeente aan spreekt. Bij een behoorlijk beheer gaan m.i. deze hulpbehoevende kerken vóór, zal

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1959 | | pagina 2