Kerken Geven en Ontvangen Officiële Berichten Kleine Vossen reeds gecollecteerd. Heerlijk! Inderdaad, van St. Laurens en van Gapinge is de victorie begonnen. De kerken hebben be grepen, dat het gestelde doel van 7000,moeilijk alleen van particuliere giften bijeen kon worden gebracht. Bij de nu verantwoorde giften was er ook één van 'n schip persgezin. FijnMoge lijk, dat dit andere schippers kan stimu leren, om ook 'n steentje bij te dragen. Maar nog 'n derde categorie deed zich van zich horen. Want wie aandachtig de verantwoording heeft gelezen, zal hebben bemerkt, dat daar ook 'n bijdrage was van een Gereformeerde Vrouzvenvereni- ging. Ik moge daarom in dit geval de plaats ook wel voluit noemen. Het was Zaamslag. Goed zo, Zaamslag! Dat het voorbeeld van onze zusters daar navol ging vinde! Een broeder deed zijn gift vergezeld gaan van het volgende schrijven„Als oud-leerling van de Chr. School te Zou- tespui volgen wij met belangstelling de wederopbouw van deze kleine plaatselijke kerk. Wij denken nog met weemoed aan de dagen van na de oorlog, toen alles stuk ging en wij dat van nabij moesten meemaken en wensen U sterkte en Gods zegen toe voor uw mooie werk. Een gift vangulden sluit ik hierbij in, ter wijl deze paar regeltjes mij nog in 't ge heugen kwamen, misschien anderen tot opwekking." En dan volgen de bedoelde „regeltjes", die ik, waar ze zo kennelijk uit een be wogen hart geweld zijn, mede overneem, inderdaad „anderen tot opwekking". „Herinneringen uit mijn jeugd, de School van Zoutespui, hoorde ik tot vreugd van 't grote plan: dat wordt een GodshuisEn van mij ook heel graag daar een steentje bij Ik hoop, dat velen nog met raad bewogen worden tot een DAAD, en zo, tot Godes lof en eer, Zijn Kerk verschijne als weleer U begrijpt, dat zulke woorden het hart raken! Neen, het is geen poëzie in de litteraire zin van het woord, maar toch, dat, wat 'n gedicht allereerst behoeft, zal het waarlijk 'n gedicht zijn, namelijk de diepe, innerlijke ontroering, waaruit het geboren werd, dat is hier wel degelijk Zondagmiddag had ik weer het voor recht, in Spui te preken. Mijn scriba was zo vriendelijk, mij te rijden. Hij had de „toestand" daar nog nooit gezien. Op de terugweg zei hij tegen mij„Werkelijk, u hebt er geen woord teveel over ge schreven En nu nog even iets, waarvan U wel goed nota moet nemen, waarbij ik vooral ook denk aan de penningmeesters van de kerken, die de opbrengst van een collecte voor Spui willen overmaken. We hebben namelijk het tot nu toe binnengekomen geld geplaatst op een spaarbankboekje, zodat het nog rente kan opbrengen. Mijn vriendelijk verzoek is dan ook: Willen allen, die voor de Kerkbouw van Zoutespui veel of weinig (het „penninks- ke" van de weduwe was véélbegeren bij te dragen, dit in het vervolg storten, niet meer op mijn giromaar op giro nummer 151219 van de Boerenleenbank te Terneuzen, met de bijvoeging: t.b.v. de Gereformeerde Kerk te Zoutespui (Kerkbouw)? Natuurlijk hoop ik u dan van tijd tot tijd op de hoogte te houden van de stand van zaken. En tenslotte nog even ons devies„IN 'T NIEUWE JAAR, HUN KERK KANT EN KLAAR Gode geve het! Waar kan 'n mens in deze tijd béter voor sparen en voor werken dan voor de Kerk van onze Heiland H. P. Op de beurs van Berlage aan het Dam rak te Amsterdam staat een bekende spreuk: de cost gaet voor de baet uyt". In de handelswereld is deze spreuk een onbetwiste waarheid. Wie niet in staat is of bang is, in de een of andere onder neming enig kapitaal te steken, moet niet verwachten, dat hij ooit iets verdienen zal. Dat hebben onze vaderen goed ge noeg begrepen. Zij waren ondernemende lieden en dank zij hun ondernemingsgeest hebben hun handelshuizen gebloeid en werden aan de Amsterdamse grachten de ruime patriciërshuizen gebouwd. Die zelfde ondernemingsgeest deed Rotter dam uitgroeien tot de tweede haven van de wereld. Al van eeuwen her heeft ons volk niet geaarzeld, iets te ondernemen, in de wetenschap, dat de vrucht dan ook niet uitblijven zal. Dat we er nog altijd zo over denken en dat deze onderne mingsgeest nog niet geblust is, bewijzen de Zuiderzeewerken en het Deltaplan. Ons volk is nooit bang geweest, de mil joenen te investeren. We wisten het wel 't komt straks wel goed. In de natuur is het al hetzelfde. Een boer, die niet zaait, moet geen oogst ver wachten. En als hij te arm is of te ban gig, om zijn land voldoende te bemesten, komt het ook niet goed. Als straks de tijd van oogsten daar is, zal het maar sobertjes zijn. Het lijkt me toe, dat we deze wet in het kerkelijk leven ook vinden. We tref fen telkens weer mensen aan, wier har telijke begeerte het is, in de kerk het woord der vertroosting te horen. Op huisbezoek is de start meest zeer gunstig. We hebben niet veel moeite, er „in" te komen. Het weer en de koffie vragen heus niet te veel tijd. Er blijkt een har telijk meeleven te zijn en een trouwe kerkgang. Men is ook zo van eigen ar moede overtuigd, we moeten immers maar alles ontvangen. En daartoe gaat men dan ook naar de kerk, om er weer eens wat op te doen, om er gesterkt en getroost te worden. Maar het is merkwaardig, dat het huis bezoek, dat zo vlot begon, meestal wat triest eindigt. Want na enige inleidende opmerkingen zakt de thermometer ineens tot nabij het vriespunt. We hadden ge hoopt op een blijde en vriendelijke sa- menspreking en de opgewekte inzet deed dat ook verwachten, maar al spoedig kwam de teleurstelling voor de dag. Het wordt klacht op klacht, de behoefte wordt niet bevredigd, het hart toch zo begerig en dorstig, ontvangt niet, wat het vraagt en men gaat de kerk uit, zoals men er gekomen is, even arm, even dor, even hongerig. Eigenlijk heb ik met zulke mensen te doen. Je ziet ze ook wel eens in de kerk zitten, in louter passieve houding. Zij hebben een houding als van een fles, die zegt: „giet me nu maar vol". Maar het is vreemd, dat dat blijkbaar zo slecht lukt. Om bij die fles te blijven, het is net, of de hals te nauw is. Daardoor gaat blijkbaar het meest van het kostbare voedsel te loor, er wordt te veel gemorst. En als je straks de fles wat schuin houdt of een beetje schudt, blijken er in het lege, hongerige buikje slechts een paar luttele druppels te zijn aangeland. Het komt mij voor, dat hier (stellig onbedoeld) toch wel een stukje geeste lijke hoogmoed achter schuilt, een zekere eigen voornaamheid. De eigen behoefte, de eigen zorgen, de eigen geestelijke hon ger is zo iets bizonders en speciaals, dat die zich maar niet zo gemakkelijk be vredigen laat. Daar komt heel wat voor kijken. Dan maghet werkelijk wel een heel bekwame kok zijn, die de schotel opdient. Tien tegen één, hoe hij zich ook uitslooft, zal hij een ontevreden gezicht tegenover zich zien en het eindoordeel zal wel zijnonbevredigend, teleurstel lend. Daar zijn ook anderen. Ik denk aan die eenvoudige, rijke ziel, die inderdaad nooit ongezegend heenging. Haar kerk gang was voor haar altijd feest. Als zij de preek er 's niet al te goed begrepen had, dan was het het gebed of het lied, dat haar troostte of ook het samenzijn zelf, want zij was er toch gewéést, op de plaats, waar God zijn volk ontmoeten wil. Zie, dat is het, als we de kerk maar zien als de plaats, waar God zijn volk ontmoeten wil. De plaats der samen komst, nu nog evenzeer, ja sterker nog dan onder het oude verbond. Als ,we sa men naar de kerk gaan, om daar onze God te ontmoeten, Hem te eren en te danken en lof te zingen, kortom Hem te dienen met een blij gemoed, zou het ons dan niet goed zijn in zijn huis En zou Hij het dan ook niet goed met ons ma ken Zouden we dan werkelijk onge troost naar huis gaan Zou onze hemelse Vader ons ledig heenzenden? Wellicht zal hier de fout wel liggen, dat we teveel zelf in het middelpunt staan. Het is ons veel te veel om ons zelf te doen, we willen er zelf beter van wor den. We komen niet om te dienen, maar om gediend te worden. Met de gemeenschap der heiligen is het vaak eender. Hoe vaak komt het niet voor, dat men er wat aan verdienen wil, men wil er beter van worden, het is soms een kwestie van klandizie. In plaats, dat op de voorgrond staat, de vraag: „wat kan ik voor de ander zijn" denkt men: „wat kan ik van de ander profiteren". En dan vertonen we nog niet het beeld van Hem, die wél gekomen is, om te dienen en niet, om gediend te worden. 't Moet ons niet altijd om onszelf te doen zijn, de vraag moet niet boven zit ten: „wat kan ik er voor profijt van trekken, wat kan ik er aan hebben", maar: „wat kan ik voor de ander zijn". Zeg, dat in een gezin volwassen kin deren zijn, gehuwden en anderen, die al uitvlogen. Zij zullen dan zo voor en na wel eens thuis komen. Wat een zegen, als het ouderlijk huis er nog is en die band door de dood nog niet ontbonden is. Maar dan moet het die kinderen niet in de eerste plaats er om te doen zijn, om nog dit of dat uit het ouderlijk huis straks mee te nemen, maar zij moeten er komen met een blij hart en een glun der gezicht. Het moet er hun om te doen zijn, vader en moeder nog eens te ont moeten. En als ze straks weer heen gaan, weer naar eigen bestemming, dan zullen Ik zit aan m'n bureau om een preek te maken. Onder dat bureau staat de be kende prullemand, een onmisbaar ding. Maar terwijl ik zit te werken aan een preek over de zwijnenhouders van Ga- dara, lieden, die hun dierbaar bezit ho ger achtten, dan de heerlijke schatten van de Zaligmaker, terwijl ik daarover zit te peinzen, meen ik bepaalde klanken te horen, die oprijzen uit die prullemand Er stijgen uit opzuchten, klaagzan gen, ja aanklachten. Niet altijd hoor ik dat, want op dit punt wordt een mens spoedig „hardhorend". Op eigen studeer kamer heb ik deze vos „hardhorendheid" al eens meer betrapt! Wat is toch 't geval? Er komen al door brieven binnen, die noodseinen uit stoten, smeekbeden om hulp, uitgestoken handen om een aalmoes. Nee, deze han den worden hedendaags niet meer uitge stoken bij een geopende deur, toen vroe ger de bedelaars langs kwamen, maar die handen, die om een aalmoes vragen, ko men nu door de brievenbus en dan zie ik ze uitgestrekt op m'n studeertafel. O, die handen, die blikken, die smeek beden! Ik laat ze dan doorgaan naar de kerkeraad. Maar, eilaas, daar we maar een hulpbehoevende kerk zijn, kunnen we niet royaal doen, hoewel we wel een collecte houden voor allerlei doeleinden. Maar dit bedrag is spoedig uitgeput en moet 't antwoord zijn„voor kennisge ving aangenomen". En dan komen ze weer terug in m'n studie-cel en dan dan komen ze terecht in de prullemand, die nu een „pruilmand" wordt. En dan, in stille ogenblikken, hoor ik uit die „pruilmand" op klinkende klaag liederen van blinden, de noodkreten van geestelijk-gestoorden, de doffe stemmen der gevangenen hoewel de diaconie enig gehoor kan geven en dan wil m'n pen niet verder, ook al tracht ik die pruilmand-stemmen te overstemmen door de verontschuldiging„waarom bouwen ze zulke luxieuze inrichtingen met luxi- euze behuizingen?" of „we kunnen toch niet overal in voorzien, 't staat niet stil". 't Is wel zeer droevig met ons gesteld als we „hardhorend" zijn geworden, want ik geloof, dat die pruilmand-klachten niet zullen verstommen, zoals we in Matth. 253146 kunnen lezenvooral niet, wanneer we die noodkreten lieten over schreeuwen door de eisen van een over dadige luxe. O, Prullemand, o, Pruilmand onder m'n bureau, je maakt me onrustig, ter wijl ik in gedachten toeven moet bij de zwijnenhouders van Gadara, die liever luisterden naar het geknor van de vet- makende dieren, dan naar de blijde bood schap van verlossing uit de greep van het legioen der duivelen door onze Za ligmaker, Die luistert naar de roep der ellendigen. Laat de vos „hardhorendheid" de stem uit de „pruilmand" niet versmoren! Uit het oude-Vossenland. ze ook nog wel wat meenemen, al is het misschien nog zo gering, al is het maar een sinaasappel voor onderweg, maar wat zijn ze er blij mee. Maar in ieder geval een blij en dankbaar hart, ze zijn weer even thuis geweest, ze hebben va der en moeder weer even gezien en die blijdschap dragen ze mee. Ik houd op, anders praat ik te lang. Ik wil maar zeggenwe zullen eerst moeten geven en dan zullen we ook wel ontvangen. De zegenende ziel, die zal vet gemaakt worden. K.-B. v. d. L. MIDDELBURG. Plet eerste beroep dat de kerk van Middelburg uitbracht in de vacature Ds. de Boer, werd met een gunstig resultaat bekroond. Ds. Jac. Boonstra, de 29-jarige predi kant van Zwaagwesteinde, tevens zijn eerste gemeente, nam het beroep aan. Ds. Boonstra werd geboren in Arnhem, waar hij ook zijn schoolopleiding kreeg. Zijn verdere studie voltooide hij aan de Theo logische Hogeschool te Kampen. Hij is thans V/2 jaar predikant. Mevrouw Boonstra is een dochter van Ds. Willemse te Arnhem, die te Oostka- pelle het levenslicht aanschouwde. Het is niet voor de eerste maal dat- Middelburg een jong> predikant beroept. „Ons Kerkelijk Leven", het plaatselijk orgaan van de kerk te Middelburg schrijft Ds. Boonstra moet vooral niet denken, dat hij te jong is voor zijn taak in Middelburg. In de loop der tijden be riep Middelburg verschillende jonge pre dikanten en wat meer zegt, die het aan namen ook! In 1861 Ds. Keulemans 25 jaar, 1890 Ds. van Oosten 26 jaar, 1908 Ds. Wielenga 27 jaar, 1928 Ds. Ringnal- da 29 jaar, 1927 Ds. Scheele 31 jaar, 1934 Ds. Oussoren 31 jaar. e ST. LAURENS. In het februari-nummer van het Kerk blad van de kerk te St. Laurens treffen we aan in een kerkeraadsverslag de mede deling van de praeses van de kerkeraad, br. Koole, dat Ds. Boon voortgaat op de weg van herstel en genezing. Wellicht zal 1959 het jaar zijn dat hij met emeri taat gaat. Dit zal voor Ds. Boon een zware opgave zijn. Moge de Here hem in deze weg sterken en doen zien dat God in tegenspoed die Hij zendt zijn zegeningen legt, aldus de Praeses. KOUDEKERKE. Het Gemeenteblad ten dienste van de Geref. Kerk te Koudekerke geeft enige „Kanttekeningen bij de statistiek". Het gemiddeld aantal kerkgangers bedroeg 45 Over het algemeen schommelt het percentage op het platteland rond de 55 Het aantal avondmaalsgangers be draagt ongeveer 70 Het ledental daal de met 14. De aanwas komt voornamelijk door geboorten. Evenals na de vele ver- treklcenden naar de N.O. Polder is nu ook door de overblijvenden bereidheid getoond het verlies in financiële zin op te vangen. TERNEUZEN. In het kerkeraadsverslag van 8 januari lezen we o.m.Teneinde het kerkelijk le ven van de brs. en zrs. te Sas van Gent te bevorderen besloot de kerkeraad aldaar zo mogelijk kerkdiensten te houden. De Ned. Herv. Kerkeraad zegde eigener be weging een lokaal toe om samen te ko men. Nadien bleek, dat slechts de be doeling voorzat dat „gewone" samen komsten zouden gehouden worden. In de laatst gehouden kerkdienst waren meer dere belangstellende Herv. Kerkeraads- leden. KORT VERSLAG van de vergadering der Classis Middelburg, gehouden op maandag 9 februari 1959, des voor middags te 9 uur in de Hofpleinkerk te Middelburg. 1. Namens de roepende kerk van Se- rooskerke (W.) opent Ds v. Wou we de vergadering. Hij laat zingen Ps. 14310, leest Joh. 13:1220, gaat voor in ge bed en verwelkomt de aanwezigen. 2. De kerken van Koudekerke en St.- Laurens zien de credentiebrieven na. De kerken blijken wettig vertegenwoordigd. 3. In het moderamen nemen zitting de predikanten Brederveld als praeses, Boot als assessor, Streefkerk als scriba I en v. Wouwe als scriba II. De praeses uit namens de classis goede wensen voor het beroepingswerk van Middelburg, spreekt de blijdschap dei- vergadering uit over het feit, dat Ds Dondorp voor enige beroepen, op hem uitgebracht, bedankt heeft en feliciteert Ds de Groot met de geboorte van een zoon. 4. De notulen van de vorige vergade ring worden gelezen en goedgekeurd. 5. Ds Vlaardingerbroek doet medede ling van de namens de vorige vergade ring gevoerde correspondentie.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1959 | | pagina 2