De Psalmen Hier is Vlaanderen veertiende jaargang No. 3i Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland vrijdag 30 januari 1959 MEDITATIE gen' ZEEUWSE KERKBODE Hoofdredacteur: Dr C. Stam, Westwal 2, Goes, Telefoon 2563. Berichten en opgaven Predikbeur- RedacteurenDs A. Koning, Ds. H. Pestman, Ds Y. J. Tiemersma, Drs A. Verschoor Abonnementsprijs3,— per half- ten tot Dinsdagsmorgens te zenden Medewerker: Ds D. J. Couvée, Bennekom. jaar vooruitbetaling), aan de drukkers Littooij Olthoff,Afzonderlijke nummers 12 cent. Spanjaardstraat 47, Middelburg. DrukkersLittooij Olthof f, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280 Advertentiën 12 cent per mm. GEVAARLIJKE VOORBARIGHEID Wie antwoord, geeft, voordat hij hoort, dien is het tot dwaasheid en smaad. Spreuken 18:18. Een van de goede dingen van ons mensenleven is, dat wij met elkander mogen spreken. Het is een duidelijk bewijs, dat het Gods bedoeling is, dat wij samen zouden leven, dat God ons geplaatst heeft in een gemeenschap, waarin we door uitwisseling van gedachten in ons spreken elkander tot levensverrijking zouden zijn. Nu is het voeren van een goed gesprek niet zo gemakkelijk als het schijnt. Eén van de eerste vereisten daartoe is, dat men den ander in zijn waarde als persoon erkent en dus bereid is naar hem te luis teren. Pas daarna kan het antwoord volgen. Zo alleen is een goed gesprek mogelijk. Maar hoeveel mensen kunnen het opbrengen, geduldig den ander te laten uitspreken? Hoe dikwijls komt het niet voor, dat men zoals de bovenstaande tekst zegt: antwoord geeft voordat men hoort. Het begint al op school. De onderwijzer vraagt iets, de leerling luistert maar met een half oor, en hij geeft een voorbarig antwoord, dat dan maar al te dikwijls fout is. Dat kan gevolg van een bepaalde ner- veusiteit zijn en dan moet zo'n kind geholpen worden om te leren luisteren. Dat zal hem op een examen heel wat narigheid besparen. Dit voorbarig antwoorden is niet alleen een kinder-aangelegenheid. Ploeveel misverstanden, hoeveel onenigheden ontstaan juist niet hier door, dat men niet bereid was geduldig naar de ander te luisteren En wat de ander zeide, heeft men dikwijls nog gezien door een gekleurde bril. Ja, als dan het antwoord komt, kan de tong „een onberekenbaar kwaad, vol dodelijk venijn" worden (Jac. 3:8). Men wil immers den ander niet in zijn waarde erkennen, men gunt hem niet de tijd uit te spreken, men gunt hem niet zijn „levensruimte". We hebben tijd nodig om den ander te verstaan, en dat des te meer nu de zonde zo verstorend in onze menselijke verhoudingen doorwerkt. Wie de ander niet laat uitspreken vindt zijn eigen meningen veel belangrijker dan die van de ander, er zit een geweldige ik-zucht achter en het duurt niet lang of zo iemand heeft de naam van een eigen-wijs iemand. Plet is hem tot dwaasheid en tot smaad. Dwaasheid, want zijn antwoord was dom, en in dit geval ook zondig. En het is hem tot smaad: het doet zijn naam onder de mensen geen goed, spoedig laten velen hem links liggen. Zouden onze geloofsmoeilijkheden dikwijls ook niet hieruit voort komen, dat wij weigeren naar God te horen Hem te laten uitspreken Daarom is het zo belangrijk, dat onze jongens en meisjes goed in de Schrift onderwezen worden. Voordat ze straks bij het doen van belijdenis „antwoorden" moeten ze eerst „horen", horen wat de Geest tot de gemeente zegt. Voor ons allen geldt: wie oren heeft om te horen, die hore. Er is er maar Eén, die mag antwoorden, voordat de ander uitge sproken is. Dat is de HERE Zelf„Eer zij roepen, zal Ik antwoor den". God heeft geen tijd nodig om ons te begrijpen. Uw Vader weet, dat gij al deze dingen behoeft. Dit is zo'n troost als we onze gedachten niet meer onder woorden kunnen brengen, als we niet meer kunnen uit-zeggen wat er in ons leeft. Sommige oude broeders en zusters krijgen daar last van. Ze kunnen zo moeilijk meer een brief schrijven, ze kunnen ook zo moeilijk meer bidden. Ze kunnen soms beter „horen", dan „antwoorden" met woorden. Maar het gaat toch niet om die woorden, God ziet het hart aan! Wat is het dan een troost te weten, dat God wil antwoorden, eer wij roepenMerk op, mijn ziel, wat antwoord God u geeft! Wat een geduld heeft God om naar ons te luisteren, naar het kleinste kind, naar de oudsten, naar ieder die tot Hem roept uit benauwdheid. En Hij antwoordt uit Zijn heiligdomhet bloed van Jezus Christus, Gods Zoon, reinigt van alle zonden. Koudekerke. A. ELSHOUT. De psalmen zullen voorlopig zeker on derwerp van gesprek zijn. Het gaat er om, dat er een berijming zal komen, die aanvaardbaar is en waar onderscheiden kerken zich in kunnen vinden. Het wil mij voorkomen, dat men bij de beoordeling van wat ons wordt voor gelegd, daarmede rekening moet houden. De berijming van 1773 werd totnutoe vrijwel algemeen gebruikt. Datheen viel nog wel eens te beluisteren, maar dat was toch sporadisch. En, in dat gezamen lijk gebruiken van één en dezelfde psalm bundel lag een grote rijkdom. Een rijk dom, die men zeker niet moet inwisselen voor „onderscheiden berijmingen", waar bij „elk wat wils" vindt. Natuurlijk is van elke berijming „iets" minder geluk kig uitgevallen. Een hartstochtelijk ver eerder van een bepaalde berijming zal dat toch moeten toegeven. Ook is het helemaal niet vreemd, dat een bepaalde proeve niet dadelijk overal „smaakt". Geen nieuws in ons goede vaderland! Toen 1773 uitkwam, zong de voorzan ger in een Zeeuws dorp de oude psalm van Datheen zó hard er tussendoor, dat de opgegeven nieuwe psalm behoorlijk werd gekraakt. Ja, ze gingen „zo maar" tot wat nieuws over, kun je begrijpen. In Zuid-Holland beloofde een stevige visser, dat zijn vuisten er aan te pas zouden komen, wanneer zij met dat nieuwe spul doorgingen. „De psalmen van David zullen we houwen", zei hij. De goede man vereenzelvigde Datheen's berijming maar zonder meer met Davids psalmen. En, ergens elders werden de samenkomsten in de war gestuurd, en vielen er zulke klappen, dat er van won den en bewusteloosheid bij de slachtof fers sprake was. Ja, ja, je hebt zó maar geen nieuwe berijming in Nederland. Wij zullen in deze tijd wel veel wijzer zijn geworden. Vechten om een psalm. nee, dat doen wij niet meer. Maar, het is wel van belang, dat ieder zich afvraagt een berijming, die je straks in meerdere kerken hoort, of, ieder op zijne wijs? Mogelijk kan dit punt de kritiek wat matigen, die nu al voorafgegaan is aan de proeve van 110 psalmen, die op onze tafel zijn gelegd. Zijn ze al rustig ge lezen en herlezen? Zijn ze onder elkaar al eens besproken en beproefd? Of is het dadelijknougeef mij maar Het beste is, dat wij maar eens een paar psalmen hier laten volgen. U kunt er dan gemakkelijk uw psalmboek naast leggen. Dan hebt u één vergelijking. Dan nemen wij dezelfde psalm ook op uit de berijming Hasper. Dan hebt u wéér een vergelijking. Het zal u dan wel zó gaan, dat u bij het éne vers zegtdit vind ik meer ge slaagd dan het overeenkomstige vers in die berijming. Maar, u moet eerst lezen, en nog eens lezen, en liefst met elkaar eens zingen. Dan gaan de psalmen vast spreken. Wij beginnen met enkele verzen uit psalm 19. vers 1. De hemel roemt den Heer, Het firmament geeft eer Hem, die 't heelal volbracht. De dag spreekt tot de dag Van wat zijn hand vermag, De nacht meldt het de nacht. Er is geen taal, geen woord, Toch wordt alom gehoord Een wijd verbreide mare. Geen stem gaat van hen uit, Maar overal verluidt Hetgeen zij openbaren. vers 5. Des Heren vrees is rein, Zo zal ik zeker zijn Van d' allergrootste schat. Al wat waarachtig is, Bestendig en gewis, 't Is in zijn wet vervat. Die wet is 't hoogste goed, Meer kostelijk en zoet Dan 't edelst van de honing; Begeerlijker dan goud, Blijft dit ons laatst behoud: Het woord van onze Koning. Dit zijn dan 2 verzen uit de berijming- van de interkerkelijke kommissie. Het zou de moeite waard zijn om alle verzen van psalm 19 te nemen, maar dan wordt het te lang. U neemt dus uw psalmbundel er bij, en dan krijgt u hier een paar verzen uit de bundel Hasper over psalm 19. vers 1. Het ruime firmament maakt wijd en zijd bekend het werk van God, den Heer. Ja, ied're dag vertelt en ied're nacht vermeldt den volgenden Gods eer. Dit wonderschoon verhaal klinkt niet in mensentaal, geen stem wordt hier vernomen. Toch gaat, naar Gods besluit, daarvan een richtsnoer uit tot 's aardrijks verste zomen. vers 4 (hetwelk naar de inhoud over eenkomt met vs. 5 in de interkerkel. be rijming). De dienst van God den Heer verheugt het hart steeds meer, en duurt in eeuwigheid. Volkomen waar en recht is al wat God ons zegt, daar 't in de waarheid leidt. Zijn Woord is ons behoud 't is meer dan 't fijnste goud en zoeter nog dan honing; en ouderdom en jeugd vindt in dat Woord zijn vreugd, zijn rijkdom, zijn beloning. Hier hebt u dan een paar psalmverzen ter vergelijking. In enkele kerkbodes stond zulke diepingrijpende kritiek te le zen, dat men wel tot de konklusie moest komendie interkerkelijke kommissie is zeker niet goed wakker geweest, en ver viel van fout tot fout. Laat nu de beide verzen uit psalm 19 eens rustig op u inwerken. Dan treft u allereerst: deze berijming staat héél dicht bij de tekst van de onberijmde psalm. Dit is op zich zelf al van veel betekenis. Daarnaast spreken de verzen ons beslist aan, dat mag niemand ontkennen. In eenvoudige taal wordt het Bijbels „gegeven" bezon- Voor dit keer nog één voorbeeld van de kortste psalm, 117. Eerst weer de interkerkelijke kommissie. Looft, alle volken, looft den Heer, Roemt, alle naties, roemt zijn eer. Want over ons is groot en wijd Zijn gunst en goedertierenheid, Voor eeuwig blijft zijn trouw bestaan. Heft met ons Halleluja aan Uit de berijming Hasper. Gij volken, looft alom den Heer! Ja, halleluja, zingt zijn eer Zijn goedheid is in nood en dood Alom voor ons oneindig groot. Want 's Heren goedertierenheid en trouw duurt tot in eeuwigheid. Een volgende keer willen wij hiermede verder gaan. C. St. ONZE MEDEWERKER, Ds. D. J. COUVÉE. Mogelijk hebben de lezers wel eens bij geruchte vernomen, dat Ds. Couvée door ziekte werd verhinderd om zijn persar- beid voort te zetten. In ieder geval heb ben wij zijn stukken gemist. Inderdaad heeft onze collega een be handeling in een ziekenhuis ondergaan. De gevolgen is hij nog niet geheel te boven. Wij hopen van harte, dat hem dit spoedig zal geschonken worden. Maar in de jaren van het „bene emeritus" gaat dit ook in een ander tempo dan op jonge leeftijd. Beste collega, wij wensen u van harte sterkte bij het ondervinden van deze te genslagen. Moge God u geven, toch be moedigd, zelfs wat blijmoedig te kunnen zijn. Het worde straks voor u, wat wij van harte hopen, een nieuwe lente met- geluiden van beterschap en herleving van kracht. Want, wij horen graag ook nog „geluiden uit Bennekom". C. St. Ditmaal moge ik beginnen met „de zaak Zoutespui". Trouwens, waar het hart vol van isEn mijn hart is wer kelijk weer vol, vol van dankbaarheid voor tal van reacties, waaruit zoveel har telijk meeleven blijkt. Want niet alleen stuurt men z'n bijdrage, maar vaak schrijft men er nog iets bij, waaruit dan overduidelijk wordt, dat niet slechts mijn hart vol is van de nood van Zoutespui, maar ook het hart van de gevers. Wat natuurlijk geenszins zeggen wil, dat hij die alleen z'n finantiële bijdrage over maakt, dit niet eveneens zou doen uit 'n bewogen hart! De één heeft ook meer tijd voor 'n „ontboezeming" dan de an der, of meer „gaven"; de één is geslo- tener van karakter dan de ander, de één nuchterder dan de ander. En zo kan men voortgaan. Maar alle gevers stemmen hiérin overeen, dat uit hun „steentje" duidelijk wordt, dat zij de diepe zin ver staan van het „als één lid lijdt.Het feit alleen, dat zij de moeite nemen 'n girobiljet in te vullen, of 'n postwissel, of 'n brief met inhoud verzenden, be wijst, dat zij 'n afkeer hebben van het „gaat heen en wordt warm". Zij hebben gelezen van de kleine zusterkerk, die worstelt om het hoofd boven water te houdenvan de zusters en broeders, die trouw bleven en nu reeds vele jaren ter kerk gaan in wat werkelijk geen „kerk" genoemd kan worden, ook niet met de beste wil van de wereld. Zij hebben ge hoord van hen, die op de zondagen met 'n verdrietig hart gaan langs het mooie gebouw, dat eens hun kerk was, en die dan dapper en gelovig Eredienst houden in 'n vervallen, oud schoolgebouwtje. Zij hebben vernomen, dat nu dit oude ge bouw gerestaureerd zal worden en „om getoverd" in 'n heus kerkje, maar dat daarmee op de kleine groep broeders en zusters, ook na alle steun van „officiële" instanties, nog 'n zeven duizend gulden teveel schuld zal blijven rusten, en.... spontaan hebben zij besloten, er het hun ne toe bij te dragen, dat dit niet zal ge beuren, opdat de zeeuwse zusterkerk van Spui, al zal ze dan voorlopig nog „hulp behoevend" blijven, ook weer 'n eigen, behoorlijk kerkgebouw zal hebben, zon der dat tot in lengte van jaren de schul denlast voor deze kleine groep al te zwaar op de begroting drukken zal. In dit, door

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1959 | | pagina 1