Vragen,
zonder
Antwoord
Hier is Vlaanderen
Eigen Verantwoordelijkheid
ZEEUWSE KERKBODE
vrijdag 12 december 1958 Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland veertiende jaargang No. 24
Hoofdredacteur: Dr C. Stam, Westwal 2, Goes, Telefoon 2563.
Berichten en opgaven Predikbeur- Redacteuren: Ds A. Koning, Ds. H. Pestman, Ds Y. J. Tiemersma, Drs A. Verscho'or Abonnementsprijs: ƒ3 per half-
ten tot Dinsdagsmorgens te zenden Medewerker: Ds D. J. Couvée, Bennekom. jaar (bli vooruitbetaling),
aan de drukkers Littooij Olthoff,Afzonderlijke nummers 12 cent.
Spanjaardstraat 47, Middelburg. Drukkers: Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280 Adveitentiën 12 cent per mm.
Zo gebeurt het wel eens.
U hebt vragen ingezonden, maar U
krijgt toch niet het rechte antwoord. Ook
komt het voor, dat het leven vragen bij
U doet oprijzen, zonder dat U een op
lossing ziet.
Dat kan ook in de kerkelijke wereld
het geval zijn. Zo verging het mij, bij
het lezen van de pers van de laatste tijd.
Hoe kunnen toch bepaald tegenstrijdige
dingen gehandhaafd worden, zonder dat
men begrijptzonder oplossing van deze
tegenstrijdigheid zullen wij nooit iets
bereiken.
U hebt natuurlijkwel kennis genomen
van het afwijzend antwoord, dat de sy
node van vrijgemaakte zijde zond op de
vraag om samenspreking onzerzijds.
Voor de zoveelste keer ging een derge
lijk verzoek uit. Voor de zoveelste keer
werd de uitgestoken hand afgewezen.
Als enig lichtpunt kan men zeggen,
dat er onder de vrijgemaakten tegen
woordig een blad verschijnt onder de
naamKontakt. Daar hebben vrijge
maakten zelf hun verwondering er over
uitgesproken, dat er niet de minste be
reidheid tot spreken blijkt te bestaan.
Of deze stroming aan invloed zal win
nen, moet worden afgewacht.
Veel verwondering zal die zoveelste
weigering niet hebben gewekt. Het be
wijst helaas, hoe ontstellend ver het le
ven van elkaar kan verwijderen.
Terwijl deze dingen zich voordeden,
blijkt de geref. kerkeraad van Ermelo
zich weer te hebben bezig gehouden met
de vervangingsformule. Kritiek op die
formule is er niet. Wel menen zij, uit
oecumenisch oogpunt, dat die formule
moest worden opgeheven.
Hoe ver dit oecumenische zich uit
strekt, wordt niet helemaal duidelijk.
Vermoedelijk gaat het in de eerste en
voornaamste plaats over het bijeenbren
gen van de geref. gezindte. Het is al
sinds jaren hét ideaal van Ermelo's oud
ste predikant, èn.".van hem heus niet
alléén.
Dat zouden wij allen wel willende
gereformeerden samen in één kerkelijk
huis.
Echter, dit kan nooit van één kant,
van de onze alléén, tot stand komen.
Hoeveel jaren is het al geleden, dat onze
kerken kontakt zochten met de christel.
gereformeerden? Hebben wij ooit iets
anders bereikt dan afwijzing? Leest men
in Ermelo ook „Jong gereformeerd"?
Dan moet U maar eens kijken, een paar
nummers terug, dat zij niet ééns wilden,
dat hun jeugd en de onze over en zveer
in eikaars bladen eens zouden schrijven,
om elkaar nader te leren kennen. Daar
komt niets van 'in
Kijk, als ik nu zulke dingen naast el
kaar leg, dan rijzen er vragenzonder
antwoord.
Weet men in Ermelo niet, dat het wel
licht véél beter is, om in de huidige ver
houdingen te wachten?
Wat verwacht U van het z.g. intrek
ken van de vervangingsformule Des
tijds zei Dr E. D. Kraan op de Synode
lééf er zó uit, dat die formule vanzelf
niet meer gedacht wordt. Er wordt geen
onjuistheid opgeruimd, bij verdwijnen
van de vervangingsformule. Er zal, he
laas, ook geen toenadering door komen.
Waarom blijven wij nu maar aldoor op
dat aambeeld hameren, terwijl de andere
groeperingen er niet aan denken?
Iiier ligt voor mijn besef het raadsel
achtige in eigen kring.
Een vraag van héél andere aard ligt
op het terrein van het beroepingswerk.
In de klassis Almelo is men daarover
allerminst voldaan. Best mogelijk.
En, nu stelt men voor, dat er dras
tische beperkingen worden ingevoerd bij
het uitbrengen van beroepen.
B.v. een kandidaat. Deze zal met 3
beroepen genoegen moeten nemen. Zo
nu en dan leest men wel eens: kandidaat
X. of Z. kan geen verdere beroepen
meer in overweging nemen. Wat een
weelde
Maar, dat is afgelopen, wanneer in
Almelo de zaken doorgaan. Men denkt
zelfs over opname van een bepaling in
de Kerkorde!
Ik herinner mij nog tijden, dat kan
didaten tot elkaar zeidenhoeveel heb
jij erMaar, daar kwamen ook de
magere jaren, toen de kerkeraden gingen
zeggenbeter om verlegen dan mee ver
legen, wij moeten het neusje van de zalm
en anders geen
Toen waren er geen beperkende be
palingen ffodig. Wel een komitee voor
overvloed van werk- en werkkrachten. Er
viel toen niets te „reguleren".
En, dat zal wel het beste blijven.
Is 't erg, dat een kandidaat 5 of 7
beroepen krijgt
Ik zie het niet in.
Stel U voor, hij preekt „ergens", en
de mensen zeggen: jonge, jonge, wat zit
daar een goeie dominee in's Mid
dags zijn er nog 2 hoorkommissies van
vakante gemeenten uit de omtrek. Resul
taat: 3 beroepen, vlak in één bepaalde
buurt. Maar, zou het ook gewenst zijn,
dat hij in een ander milieu zich kon pre
senteren
Nee, gun hier de jonge garde een ze
kere vrijheid.
En, de dominees mogen maar 2 be
roepen hebben in een heel jaar. Eén per
half jaar en daarmee basta.
Ja...., en waar haalt nu de klassis
de bevoegdheid vandaan, om dit zo te
kunnen regelen? Beseft men, dat hieraan
een massa werk vastzit, en dat dit om
vertrouwensmannen roept
Nü ineens krijgt het kerkverband zó
maar zeggenschap over het beroepen in
de kerken.
Is dit niet erg inkonsequent, als wij
verder erg véél, té veel, horen over de
zelfstandigheid van de plaatselijke kerk?
Zulke voorstellen roepen wel vragen
op, maar geven geen oplossingen. Maar
ja, we willen tegenwoordig graag eens
overal in „roeren".
Maar, die dominee, die toch wel eens
veranderen wilde, en hoopte, dat door 't
ene beroep een volgende kans zou komen,
ziet zich nu alles zijn neus voorbijgaan.
Eens per half jaar, man. en verder:
héél getrouw dienendat is het beste van
alles! C. St.
Na vele dagen van triestig mist-weer
schijnt op deze maandagmorgen stralend
de zon. 'n Pittige vries-kou prikkelt de
huid en gaf mij, toen ik even op de fiets
'n bezoek ging brengen, 'n tintelend ge
voel van blijdschap. Terwijl ik dit schrijf
vaart schip na schip van onze nijvere
binnen-vloot door het kanaal voor de
pastorie. Het eindeloos bewegende water
twinkelt in het gulden licht. De rook, die
uit de kleine schoorstenen de ruimte
zoekt, geeft 'n vermoeden van de warme
intimiteit, die nu heerst in het binnenste
van deze vaartuigen, waar ik in de geest
de kachel zie gloeien onder de miniatuur
schoorsteenmantel met het klokje, de
vaasjes en de portretten, die daarvoor zo
kenmerkend zijn. Vele vlaggen en vaan
tjes wapperen vrolijk in de wind. Het
getjok-tjok van de scheepsmotor, die de
schroef doet wentelen en het water doet
opkruiven, vervult de lucht. Als ik de
deur naar m'n balkon open, snuif ik de
verrukkelijke mélange in, die zo typerend
is voor elke havenplaats, de mélange,
waarin olie, teer en zilt strijden om de
voorrang. Waar ik 'n geboren „jutter"
ben, wiens wieg stond in het noordelijk
ste puntje van Noord-PIollands vaste
land, moet ik reeds als zuigeling deze
lucht hebben ingeademd, deze geur, die
zo door en door nederlands is en die ik
soms hevig missen kan als ik vertoef
ergens in ons vaderland of in het bui
tenland, waar het prachtig is van bomen
en bloemen, van rotsen en ravijnen, doch
waar geen krijsende meeuwen cirkelen in
'n lucht, die bezwangerd is van het zout
van de zee.
Allerlei namen dragen de schepen, die
aan onze deur voorbij gaan. Namen vaak
als 'n belijdenis; namen, die wekken tot
mijmerend mediterennamen soms, die
in kort bestek iets vertellen van het le
ven van de eigenaar. Zo juist gleed
„Niets bestendig" door het water, maar
op dit ogenblik staat 'n prachtig wit
keesje uit te kijken boven „Spes nostra",
onze hoopNu tekenen zich in scherp
wit op blauw fond de grote letters af
van „Luctor", waar dus het zelfbewuste
„et emergo" maar is weggelaten. „Quo
Vadis", waarheen gaat gij, wordt ge
volgd door „Credo", ik geloof. En laat
ik nu maar ophouden met het noemen
van de namen, want ze zijn legio, terwijl
die twee laatste namen ons immers al
zo oneindig veel stof bieden. Voor mijn
woning ligt op het ogenblik 'n klein schip,
dat de vriendelijke naam „Hendrika"
draagt en waarvan ik u even iets ver
kwikkends wil vertellen, 'n Paar weken
geleden ontving ik van de actieve admi
nistratie van ons plaatselijk christelijk
ziekenhuis bericht, dat daar was opge
nomen 'n vrouw, behorend op het schip
„Endrika". Toen ik haar bezocht, was
het niet goed met haar. Ze had veel pijn
en hoge koorts, 'n Paar dagen later werd
mij meegedeeld, dat zij er heel slecht aan
toe was doch misschien nog geopereerd
zou worden. Zittend bij haar bed, be
sefte ik de ernst van de toestand en
voelde ik smartelijk de tragiek van dit
geval. Immers, deze vrouw was nog niet
oud en moeder van vier kinderen, waar
van de jongste nog slechts vijf jaar telde.
Dapper had zij heel haar huwelijk, naast
haar man, gestreden de strijd om het be
staan op hun kleine schip. En ik weet
enigermate, wat dit voor 'n schippers
vrouw betekent. Altijd immers zie ik de
vrouwen staan voor op de plecht, met
in de tere handen de harde kabel, die ze,
als het vaartuig de sluis voor de pastorie
is gepasseerd, schielijk moeten winden
om de bolder, waarbij het knerst en knis-
tert en de vonken soms afvliegen van de
schurende stalen tros. Doch nu lag ze
neer en wist, dat het einde mogelijk vlak
bij was. Het beeld van haar lieve, kleine
schip stond haar voor ogende besloten
heid van het roefje, de droefheid van
haar man en kinderen, het grote portret
van het kleine meisje, dat ze eens door
'n ongeval hadden moeten verliezen.
Maar toen heb ik opnieuw het wonder
gezien van Gods genade. Want de Geest-
had haar vrede doen vinden in wat blijk
baar de weg des Pieren was en haar in
nerlijk los gemaakt van alles op deze
wereld, waaraan zij met duizend banden
gehecht was. Zij kende haar Heiland en
zij bereidde zich voor om Hem te ont
moeten. Samen hebben we de Plere ge
smeekt, haar nog te behouden voor haar
gezin doch, als Zijn weg anders mocht
zijn, haar door Christus 'n ruime ingang
te geven in Zijn eeuwig Koninkrijk. De
andere morgen vroeg werd ze toch nog
geopereerd. Om twaalf uur mocht haar
man komen horen, hoe het gegaan was.
Maar hij had de moed niet en vroeg mij,
het ziekenhuis op te bellen. Dat deed ik,
doch men kon mij nog niets zeggen
over 'n uur mocht ik weer informeren.
Echter, na 'n uur nog geen bericht. Ik
begon zeer te vrezen, maar troostte man
en kinderen zo goed mogelijk. En, zie,
toen, om twee uur in de middag, spoedde
ik mij naar de overkant, stapte aan boord
en kon in de stuurhut de angstig wach
tende man meedelen, dat de operatie ge
lukt was en dat zijn vrouw „bij" was.
Toen stroomden de tranen van blijdschap
en hebben we God gedankt voor de uit
komst, die Iiij had geschonken. Ook
verder verliep alles naar wens en de,
daarop volgende, zondagmorgen hebben
we in de Eredienst de Heer van leven
en dood geloofd en geprezen voor het
behoud van de vrouw en moeder van de
„Hendrika",
Neen, dit was niet 'n gebedsgenezing
in de bepaalde, bijna zou ik schrijven
technische, zin van het woord, maar toch
hebben wij het wel degelijk gezien als
'n gebedsgenezing in de echt-christelijke
zin, waar God Zijn zegen heeft willen
gebieden over de kundige handeling van
de chirurg, die ook niet zonder Zijn
voorzienig bestel ter beschikking stond.
En nu het slot? Het volledig herstel is
voorspoedig gekomen. Zoéven zag ik de
man met het jongste zoontje zijn schip
verlaten. Snel opende ik de deur en
vroeg: „Gaat het door? Komt ze naar
boord?", waarop hij juichend antwoord
de: „Ja, dominee, ze komt weer thuis!"
Ik wilde, dat u zijn gezicht had gezien.
De andere kinderen hebben de „Hen
drika" kraakhelder geboend. De vlag is
uitgestoken. Vlug hebben wij de bloemist
opgebeld. PIij vroeg: „Wat moet er op
het kaartje?" We zeiden: „Welkom
thuis
„Welkom thuis." De vrouw van de
„Hendrika" had zich voorbereid op het
Welkom in het Vaderhuis. Maar toen zij
weer beter mocht worden, was zij God
toch zo dankbaar, dat ze weer terug
mocht naar haar man en de kinderen,
naar haar kleine schip, om haar aardse
reis te vervolgen. En wie is er, die dat
niet zou begrijpen? Straks, als dit arti
keltje klaar is, gaan mijn vrouw en ik
naar de overkant om daar, in het kleine
kamertje, waar uw scribent bijna niet
rechtop kan staan, met het gelukkige ge
zin, de Iiere te danken voor de wondere
redding, die Hij heeft geschonken. Dan
hoeft 'n mens ook niet rechtop te staan,
want dan buigt hij zich diep voor de
Troon der genade.
En dan zal het niet lang meer duren,
of we zien de „Plendrika" vertrekken.
En als ze dan de sluis passeren, op
weg naar het wijde water, zullen we het
opnieuw geleerd hebben„Niets besten
dig" Deze vrouw werd zeer dringend
geplaatst voor de vraag „Quo Vadis?",
waaheen gaat gij Doch in het „Credo",
ik geloof, heeft zij het antwoord gevon
den. Zij heeft geworsteld, doch door
Gods genade mocht zij getuigen: „et
emergo", ik ontkom
Vanaf de stoep der pastorie zullen we
dit beproefde, maar ook gelouterde, ge
zin toeroepen: „Behouden vaart!"
Dit Vlaanderen van Gods goedheid
zullen ze wel nooit vergeten. H. P.
De Schrift leert ons wel heel duide
lijk, dat de mens verantwoordelijk is voor
zijn daden, maar wij hebben er nog al
een handje van, die verantwoordelijkheid
van ons af te schuiven.
Het zijn de omstandigheden, waaron
der we verkerende mensen,met wie
we omgaan, die we, althans vaak voor
een belangrijk deel aansprakelijk stellen
en zo trachten we graag eigen schuld zo
veel mogelijk te ontkennen. Hetzelfde
spelletje, dat al in het paradijs gespeeld
is. Maar ook toen ging het niet en het
gaat nog niet op.
Toch blijft er altijd een moeilijkheid,
want de bijbel leert ons even duidelijk,
dat de mens nooit z'n eigen pad loopt.
God de Iiere bestuurt zijn levensweg en
zijn levensgang. We kunnen zelfs niet
één haar wit of zwart maken. Laten we
ons ook maar niet verbeelden, dat we 't
zelf in de hand, hebben.
Over heel de gang van de wereldhis
torie en ook over alle kleine dingen van
het leven is immers allang beslist. We
kunnen alleen maar ons pad lopen, zoals
God het heeft bepaald.
Het is bekend genoeg, dat vooral jon
ge mensen daar wel eens moeilijkheden
mee hebben en waarlijk niet alleen jonge
mensen. Het heeft er immers veel van,
dat er op die manier van eigen verant-