De Gemeente
in de Eredienst
Hier is Vlaanderen
vrijdag 5 december 1958 Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland veertiende jaargang \o. 23
MEDITATIE
ZEEUWSE KERKBODE
Hoofdredacteur: Dr C. Stam, Westwal 2, Goes, Telefoon 2563.
Berichten en opgaven Piedikbeur- Redacteuren: Ds A. Koning, Ds. H. Pestman, Ds Y. J. Tiemersma, Drs A. Verschoor Abonnementsprijs3, pei hall
ten tot Dinsdagsmorgens te zenden Medewerker: Ds D. J. Couvée, Bennekom. j'aar (bij vooruitbetaling),
aan de drukkers Littooij Olthoff,Afzonderlijke nummers 12 cent.
Spanjaardstraat 47, Middelburg. Drukkers: Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280 Advertentiën 12 cent per mm.
De grond brengt vanself vrucht voort.
Mcircus J,28a.
Deze woorden zijn gekozen uit een gelijkenis van Jezus, waarin
Hij de gestadige groei van het Koninkrijk Gods vergelijkt met het
groeien van het zaad in de akker.
Eerst een halm, daarna een aar, daarna het volle koren in de aar.
Deze gelijkenis kan ons verschillende dingen leren. Het enige wat
wij in Gods Koninkrijk moeten doen is zaaien. Hiermee is ons al lei-
taak als christen aangewezen. Wij moeten zaaiers zijn, het goede
zaad van het Evangelie uitstrooien op de akker der wereld. Meer
behoeven we niet te doen. Maar dat is dan toch ook een verant
woordelijke opdracht, die wij allen hebbenWij zijn Gods mede
arbeidersDoor ons zaaien wil God Zijn Koninkrijk vestigen.
Maar voor de groei zorgt God zelf. Daar behoeven we ons niet
om te bekommeren. Als wij onze taak vervullen, mogen wij het
verder in Gods handen leggen. Plij kan alleen de wasdom geven.
Hij doet het uitgeworpen zaad ontspruiten. Hij schenkt zijn zegen
op ons werken. Dit maakt ons nederig en rustig en vertrouwend.
Geen dominee kan een mens bekeren. Hij behoeft alleen maar te
zaaien. En wat van een dominee geldt, geldt van elke christen. Het
zaad van het Evangelie des Koninkrijks groeit in de harten. De
Heilige Geest doet het zaad tot koren rijpen. Dit is onze opmerk
zaamheid onttrokken. De wegen van de Geest zijn onnaspeurbaar.
Maar Hij doet zijn werk. Laten wij ons dan niet verontrusten, als
we nog zo weinig in ons leven zien van het werk van de Geest. Maal
laten wij vertrouwen, dat wat Gods hand begon, Hij dat ook vol
eindigen zal. Als het koren rijp is, slaat Hij de sikkel er in, en bergt
het in de hemelse schuren. Wanneer de vrucht volgroeid is in.het
hart van Gods kind, dan neemt Hij zijn kind op in heerlijkheid.
Wanneer het Koninkrijk Gods in deze wereld volmaakt is, als de
laatste korrel koren zich in de laatste aar in de laatste halm heeft
gezet, dan vangen de nieuwe hemel en de nieuwe aarde aan, waar
God alom als Koning wordt erkend. De groei van het zaad van het
Evangelie des Koninkrijks vraagt ons werk en ons geduld en ons
vertrouwen, dat God op zijn tijd zijn Rijk volmaken zal. Als wij
maar zaaien
Wissenkerke. M. C. KERSTEN.
Enkele weken geleden schreef ik over
Kerk en eredienst, en besprak daarin het
voorstel, om in de voorlezing van het
Woord verschillende gemeenteleden, ook
jongeren, te laten optreden. Ofschoon
in een enkele kerkbode hiervoor een lans
gebroken is, blijf ik meer bezwaren dan
voordelen zien.
Een broeder, ergens in Zeeland, die
wij op 't ogenblik „rustend ambtsdrager"
kunnen noemen, kwam op mijn geschrijf
af. Hij is van gedachte, nu hij weer ge
woon in het midden der gemeente plaats
neemt, dat hij iets „mist", vergeleken bij
zijn jaren in het ambt.
Veronderstel, dat deze broeder eens 'in
Goes woonde. Dan zou hij, als aktief
ouderling, meermalen gewoon zitten in
het midden der gemeente. Sommige broe
ders geven daar de voorkeur aan. De
kerkeraadsbanken bieden - ook geen be
hoorlijke plaats aan het grote aantal
ambtsdragers.
Nu vraag ik mij toch in gemoede af,
als deze ouderlingen als „dienstdoend" in
het bankje zitten, hebben zij dan meer
eigen initiatief dan wanneer zij in het
midden des volks plaats nemen
Niemand, die het gelooft.
Bovendien, wat voor „eigen initiatief"
ontwikkelt een dienstdoend ouderling tij
dens de eredienst?
Hij „zit", om te bidden, te zingen, te
luisteren. Net als heel de gemeente. Of,
hij „staat", maar dan met heel de ge
meente, bij de groetenis, bij het gezang
enz. Bepaalde liturgie-voorstellen zijn
door de generale synode aangenomen.
Men mag verwachten, dat een kerkeraad
er zich aan houdt, ook een prediker, die
„van elders" komt. Hierbij is van apart
eigen initiatief geen sprake. I11 de R.K.
kerk, met haar brede liturgie, heeft geen
enkele priester eigen initiatief. De gezan
gen en gebeden zijn voorgeschreven
door de Kerk. Van initiatief der ge
meenteleden is zelfs geen gedachte.
Derhalve geloof ik, dat wij hier met
eigen initiatief niet moeten werken. Wat
wij wèl kunnen doen, datisaan de
predikant vragen, of hij over een be
paalde tekst of teksten eens zou willen
preken. U zegt er bij, hoe u daartoe ge
komen bent, énals het eens een
jaar duurt, dan toont u z'ich niet boos!
Het wordt nu tijd, 0111 op een ander
punt te komen, waar de briefschrijver
op wijst. Hij voelt wel véél voor de
geest van onze tijd. „Wij doen allemaal
wat." Vroeger kwamen er sprekers. Wij
luisterden, konden daarna wat vragen
stellen, en de kous was af.
Tegenwoordig houdt men van het op
treden van een forum en discussiegroe
pen. Een vergadering gaat in kleine groe
pen uiteen, men praat over het onder
werp, en wordt'op die manier gedwongen
tot aktief meedoen, en allen hebben het
gevoel, dat zij met elkaar het resultaat
boekten.
Op de vraag, of deze methode de voor
keur verdient, gaan wij niet spreken.
Feit is, dat je sommige mensen er be
slist bij moet trekken, anders gaat alles
hen voorbij.
Maar, wat in het vergaderleven inbur
gert, dat is niet over te brengen op het
terrein van de Kerk. En, in verband hier
mee, is het nodig, om op het eigensoor
tige van de kerkdienst in te gaan.
Vergis ik mij niet, dan vindt deze
broeder het „fijn", als „één van ons",
ook in de eredienst wat doet. De bedoe
ling is dande echte Zeeuw, onze broe
der. Hij spreekt zelfs van vreemde do
minees, van boven de Moerdijk.
Alle respekt voor uw eerlijkheid, 0111
dat zo open en rond te zeggen. Maar
die dominee van boven de Moerdijk is
„geen vreemde", maar uw broeder! Of
hij nu uit Groningen of Friesland komt,
dat doet er niets toe. Hij is „één dcr
uwen", zo goed als uw familie. Mijn le
ven lang heb ik hiertegen gevochten.
Toen in een bepaalde gemeente plotse
ling tamelijke uitbreiding kwam, sprak
men van „die vreemden". Het heeft véél
gekost, om het er wat uit te krijgen.
Zo spraken sommige 34-ers van„de
mensen van onsDit is héél jammer.
Daardoor verhinderen wij anderen.
Of iemand uit Groningen leest, of uit
Zeeland, doet er niet toe. In beide ge
vallen is het: één der uwen. Zijn spraak
zal hem mogelijk openbaar maken, zoals
dat met een Zeeuw ook het geval kan
zijn.
Voor gezonde gemeenschapszin" moet
de gedachte aan „vreemden" worden uit
geroeid. Hoe zouden wij anders iemand
'in onze bank nemen, die door evangeli
satie is getrokken
De eredienst is één geheel. De predi
kant treedt op als liturg, 't Is haast niet
meer uit elkaar te halen, zoals vroeger.
Nog dezer dagen vertelde mij een kol-
lega, dat hij ergens in Nederland een
paar dagen vóór de zondag zijn voor
zang moest opgeven. Hij zou de kansel
beklimmen, wanneer de gemeente zong.
Wat gebeurt? De koster vergeet de
voorzang van de vorige zondag te ver
wijderen Kan toch De man zal moe
geweest zijn.
Nu speelde de organist de nieuwe
voorzang, de gemeente zong de oude.
Enfin, we gaan maar niet verder. Zelf
heb ik het beleefd, een 30 jaar geleden,
dat het bord vermeldde: 2 Cor., 'inplaats
van 2 Kon.
Als een broeder voorlezer op eigen
initiatief had moeten werken, dan wa
ren er ongelukken gebeurd.
Overal komen abuizen voor.
Enzit dit „een eigen man uit ons
midden" ons dan zó hoog, dat wij be
vrediging vinden voor eigen initiatief?
Gelieve dan te herlezen wat ik over dit
eigene heb opgemerkt!
Gods volk wordt in de samenkomst
door God-Zelf bezocht. Door Zijn knecht
spreekt Flij, zegent Flij. Als men b.v. de
12 artikelen tegelijk wil laten opzeggen
door de gemeente, niets op legen!
Alléén.:., een beetje vooraf oefenen
is gewenst. Liever hoorde ik de belijde
nis zingen. Waarmee ik maar zeggen wil,
dat het goed is, om de gemeente in te
schakelen. Maar. nooit zo als in een
vereniging. Inhoud èn karakter van de
eredienst behoren anders bekeken te
worden. Het schijnt wel, dat sommigen
op dit punt wel eens van inzicht willen
veranderen. Dat doen we trouwens tegen
woordig erg gemakkelijk. Maar. ik
zie de eredienst liever niet verworden
tot iets als een genoegelijk onderonsje.
Dat zou in huisgemeenten misschien pas
sen, niet in de kerkdienst, zoals wij die
houden.
Dat verder in de gemeente medewer
king van allen moet worden bevorderd,
spreekt vanzelf. Laat ons echter de open
bare eredienst op de juiste wijze blijven
zien.
Als verder de samenleving goed is,
zie ik niet in, waarom gemeenteleden tot
ander onderwerp zouden overgaan, als
de dominee in de buurt komt. Dan zal
het eerste gesprek wel een beetje pikant
zijn geweest.
Maarwe houden nu op. Het viel
mij op, dat de briefschrijver, die ik ook
persoonlijk ken, niets over de katechisa-
tie aanhaalde. Ontwikkel daar eens ini
tiatief, dat wij op het goede spoor ko
men, dat lijkt mij een voortreffelijk
werk. Ook hieroverstop, 0111 niet ver
velend te worden, C. St.
Ja, als! In mijn jeugd zei men dan
wel: „As is verbrande turf", waarmee
men bedoelde: „Het is erg onvruchtbaar
om zo te redeneren, want gedane zaken
nemen geen keer". En toch dacht ik,
toen ik zondag j.l. voor de zoveelste
maal '11 vacaturebeurt in Zoutespui ver
vulde: „Als er omstreeks 1946 in deze
hoek van ons vaderland toch eens andere
dominees gestaan hadden, wat zou het
er hier dan alles volkomen anders uit
zien!" Maar, ja, er stonden in deze
streek toen 3 jonge dominees, die het
'inzake de toén urgente vragen op dog
matisch en kerkrechtelijk gebied roerend
eens waren en.... daar gingen de ge
meenten aan barrelenZo waren er nóg
enkele streken in Nederland, waar '11
merkwaardige samenklitting was van
Schilderianen", op de één of andere
mysterieuze wijze allen daarheen getrok
ken, en waar, toen het er op aan kwam,
de gemeenten gescheurd werden. En zo
zitten we dan hier ook, in deze over
zeese gewesten, waar wij elkander eigen
lijk zo nodig hebben, niet het minst ook
tegenover Rome, tot op de huidige dag-
met de stukken. Neem nu zo'n kerk als
die van Zoutespui. Wat was het, vóór
de splitsing, 'n mooi, bloeiend kerkje,
met 'n eigen, vriendelijk gebouw. Wat-
ontwikkelde zich het gemeentelijk leven
daar jong en fris. Maar „neen", zei de
duivel, „dat gaat daar te mooi; dat moet
kapotEn het ging kapot, evenals de
overige kerken trouwens in dit oostelijk
Zeeuws Vlaanderen. Doch Zoutespui was
er al heel slecht aan toe! Want het was
nog zo klein en het was nog zo jong.
Ja, wat is het er eigenlijk klein, ook bur
gerlijk Het is immers feitelijk niet meer
dan '11 buurtschap: wat huizen en '11
school aan de weg Terneuzen en Axel.
Maar altijd weer, wanneer ik er zondags
arriveer om tc preken, bloedt m'n hart.
Want dan ontmoeten we elkaar, op weg
naar de kerk. O, de verhoudingen tussen
de mensen persoonlijk zijn er goed. Men
groet elkaar vriendelijk. Men komt bij
elkaar aan huis. Maarmen gaat
'ieder naar z'n eigen kerk. E11 dat wil
dan zeggende „vrijgemaakten" gaan
naar het kerkje, dat eens van allen was,
doch de gereformeerden gaan naar '11
oud schoolgebouw, dat tegenwoordig niet
meer als school gebruikt wordt. Aanvan
kelijk huurde de gemeente dit, maar sinds
enige tijd is het eigendom! Wat 'n blijd
schap was dat enkele maanden geleden: