Kerk en,..
Eredienst
Karelse
vrijdag 21 november 1958 Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland veertiende jaargang n». 21
J||2|L Kleine Vossen
ZEEUWSE KERKBODE
Hoofdredacteur: Dr C. Stam, Westwal 2, Goes, Telefoon 2563.
Berichten en opgaven Predikbeur- Redacteuren: Ds A. Koning, Ds. H/ Pestman, Ds Y. J. Tiemersma, Drs A. Verschoor Abonnementsprijs3,— per halt
ten tot Dinsdagsmorgens te zenden Medewerker: Ds D. J. Couvée, Bennekom. J'aar (blj vooruitbetaling),
aan de drukkers Littooij Olthoff,Afzonderlijke nummers 12 cent.
Spanjaardstraat 47, Middelburg. Drukkers: Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280 Adveitentiën 12 cent per mm.
j}\
Wij beleven in deze eeuw grote over
gangen. Ook komt het voor, dat wij zo'n
beetje heen en weer springen en weer
komen aandragen met vormen uit het
verleden.
Het geslacht, dat nu zo om en bij de
zestig jaren kwam, heeft in het verleden
„de voorlezer" in de kerk gekend. Wij
zouden het zeker erg vreemd gevonden
hebben, wanneer de voorlezer niet op
trad. Aan de dominee werd zeker niet
gedacht, om de taak van voorlezing op
zich te nemen.
Regel was, dat een ouderling dit deed.
In enkele kleine dorpen, waar „de mees
ter" ook een meestér in het lezen was,
werd deze taak wel aan hem opgedragen.
Ik heb wel eens ergens mogen preken,
waar je als dominee de dienst opende,
de psalm opgaf, en verder kon je rustig
blijven zitten tot het gebed. Alles van de
voorlezing deed een ouderling.
Sinds is er véél veranderd. Het insti
tuut avan voorlezer kwam op de, achter
grond, en de voorlezing werd aan de
predikant opgedragen. Men was van ge
dachte, dat het de eenheid van de ere
dienst ten goede zou komen, wanneer
de dienstdoende predikant bij alle onder
delen van de eredienst zou optreden.
Vooral, nadat de genade verkondiging
(gelukkig!) is weergekeerd in de ere
dienst, is het zeker gewenst, dat de pre
dikant zowel het begin van de dienst
leidt, als de voortzettingwaarin de pre
diking valt.
Het is een groot voordeel, dat de
Schriftlezing direkt aan de verkondiging-
voorafgaat. De predikant, die zich heeft
geluisterd naar de boodschap van de
tekst, en in verband daarmee een Schrift
gedeelte koos, zal ook in dit gedeelte van
de eredienst de eerst-aangewezene zijn.
Wij hebben dat de gemeenten duide
lijk willen maken, en deze methode vond
vrijwel overal ingang. Nu gaan er weer
stemmen op, dat wij „het voorlezen"
maar weer aan anderen moeten toever
trouwen.
Niet zozeer aan ouderlingen, maar aan
leden der gemeente, liever nogdoople
den. Laten onze jongens en meisjes hier
een taak vervullen in de samenkomst dei-
gemeente.
Er worden inderdaad wel eens jeugd
diensten uitgezonden, waarin jongeren
lezen. Dit zijn dan de jongeren, betrok
ken bij het middelbaar onderwijs.
Het is hier niet de plaats, om over
zulke samenkomsten een mening te zeg
gen. Daar kom ik niet in. Ik vraag mij
wél af, hoe men iets dergelijks in de
gewone kerkdienst wil invoeren. Nog
afgedacht van liturgische bezwaren, die
hier geldenhoe moet zoiets ordelijk
verlopen
Een bepaalde keurbende jongeren móet-
men hiervoor oproepen, wanthet
moet toch allemaal netjes gaan in de
dienst. Wie neemt hiervoor de verant
woording op zich?
Marietje heeft mogelijk van zichzelf
de gedachte, dat zij het wel kan, zeker
beter dan b.v. Treesje. Endaar
wordt Treesje uitgenodigd en zij niet!
Onder de jongens liggen hier eveneens
moeilijkheden. Wil men hen „op de rij
af" nemen, zeg in alfabetische volgorde,
dan zullen de zorgen nog groter worden.
Heeft men zich „van nabij" er wel
eens van op de hoogte gesteld, hoe er
onder de jeugd wordt gelezen? Men mag
toch geen „oefening" toepassen in de
eredienstDaar zou heus wel voorstudie
in lezen moeten zijn, om zich zo te red
den in de voorlezing.
Als dit in grotere kerkgebouwen zou
plaats vinden, dan komen er nog prak
tische bezwaren bij, van: verstaan, kun
nen volgen, enz.
Of, zijn ze wel zó vrijmoedig, dat ze
het zeker zo goed „doen" als een pre
dikant In dat geval zou ik zeggenniet
aan beginnen, in het belang van de jeugd
zelf
Vermoedelijk zal het ambtelijk besef
er ook niet op vooruitgaan, wanneer wij
zo te werk gaan.
Ofmoet er dat soms „uit"?
Vindt men dit „al te afgezaagd en te
ouderwets", dat in de eredienst ambte
lijk de boodschap Gods wordt gebracht?
Is het niet de bediening van het profe
tisch ambt van Christus uit de hemel,
Die de gemeente op aarde leidt door
opening van het Woord? Daar vind ik
de voorlezing- zeer nauw bij betrokken.
Men richte aparte samenkomsten zo
knus en gezellig mogelijk in. Maar, wat
de eredienst betreft, waarmee wij Gods
dag wijden, moet men het ambtelijke
element ook aan de jeugd duidelijk ma
ken. Zij zullen er rijker door worden,
dan wanneer men zich gaat verliezen in
bijkomstigheden.
Ik kan mij moeilijk indenken, dat de
bovenvermelde beschouwing inzake de
eredienst aanvechtbaar is. Wij moeten
samen alles in het werk stellen, op hier
van héél de gemeente te doordringen.
Het is des zondags: samenkomen tot het
uur der ontmoeting met de levende God.
Daarin brengt de dienaar ambtelijk in
naam des Heren de genadeverkondiging,
de zegen, en hij leest en verkondigt het
profetische Woord.
De gemeente prijst God in haar lied,
buigt in haar schuldbelijdenis, verheft het
hart tot God in het gebed. Wij zijn bezig
in de eredienst.
Zou men denken, dat een geregelde
herhaling van hetzelfde formuliergebed
méér zou spreken dan wat wij noemen
het vrije gebed? Wanneer Rooms-Katho-
lieken ons bidden eens meemaken, b.v.
in een ziekenhuis, dan vinden zij dat al
tijd meer treffend dan de voortdurende
herhaling van hetzelfde. Zeker is, wan
neer de kerk weer voor nieuwe formu
liergebeden zou zorgen, dat na verloop
van tijd de kritiek niet zou ontbreken.
Men moet daarin zeker niet te veel zoe
ken.
De orde in de eredienst moet de kerk
zelf verzorgen. En zij moet tot allen
getuigen van het eigensoortigedat wij
in de eredienst vinden.
Hoe dieper dit wordt verstaan, des te
rijker kan het samenkomen worden van
het volk van God. Alles wat daartoe
dient, moeten wij met hart en ziel voor
staan. C. St.
Mijn oude vriend (ik noem hem maar
Karelse) was analfabeet. Van schoolgaan
was in z'n jonge jaren niet gekomen en
zo was hem de schone kunst van lezen
en schrijven vreemd gebleven. Toen hij
opgloeide, koos hij het zeemansleven en
zwierf over de hele wereld rond. Bij
zonderheden heb ik nooit geweten, maar
tussen de regels door heb ik wel eens
gemerkt, dat z'n leven niet onberispelijk
moet zijn geweest. Maar na zijn vele
zwerftochten (stellig in dubbele zin dan
wel) zette hij weer voet aan wal en kreeg
hij daarmee weer de vaste grond onder
de voeten.
Toen hij allang de vijftig gepasseerd
was, heeft hij zich nog eens op de lees
kunst geworpen, maar het wou niet meer
vlotten. Het lukte niét, om de letters tot
woorden en de woorden tot zinnen sa
men te voegen.
Ongetwijfeld heeft hem dit moeite ge
geven. In zijn vrij talrijk gezin was hij
de enige, die het alleen van horen-zeggen
moest hebben. En als de kinderen dan
opgroeien en groter worden en zelfs met
uitstekende begaafdheid gesierd zijn, dan
valt het voor een ouder wordende vader
niet altijd mee. Dat dit alles in de ge
zinskring- tot moeilijkheden aanleiding-
gaf, zal ik niet beweren, maar persoon
lijk heeft hij er zeer beslist onder ge
leden.
Wel werd op gevorderde leeftijd het
leven rustiger. Hij kon zich nu ook meer
aan het gezinsleven geven en wat
ook van zo grote betekenis ishij kon
nu ook geregeld naar de kerk gaan, wat
er natuurlijk in vroeger jaren wel eens
bij ingeschoten was.
Van deze hem nu geboden gelegenheid
maakte hij ook een trouw gebruik, wer
kelijk tot beschaming van velen, die de
goede gelegenheid verzuimen en hun
plaats in Gods huis maar leeg laten. Maar
Karelse was er en hij luisterde. Dat
was immers ook het enige, dat hij kon.
Als anderen het schriftgedeelte of de
tekst opzochten en meelazen, bleef hij
mij met grote ogen aanzien.
Eens kwam hij naar mij toe en, wat
zenuwachtig, vertelde hij mij, dat hij
graag het avondmaal zou willen vieren.
Alleen, hij had één groot bezwaar: het
leren enu weet wel, dat ik niet lezen
kan. Als hij aan catechisatie dacht, brak
hem het angstzweet uit.
Ik heb hem toen, meen ik, ongeveer
gezegd„beste man, wat je mij vertelt,
vind ik fijn. Op 't ogenblik schikt het
me niet, maar we spreken wel eens af
en misschien valt het met dat leren nog
wel wat mee".
Nu, op dat afgesproken uur zie ik hem
nog zitten op m'n studeerkamer. Klein
mannetje van 70 jaar, met z'n grijzend
haar en nog rechte gestalte, nu echter
wat timide ineengedoken in mijn mak
kelijke stoel. Nu moest het dan wezen
en zou ongetwijfeld de zo gevreesde ca
techisatie beginnen.
Stellig heeft hij niet vermoed, dat ik
van plan was, de hele leercursus maar
over te slaan en maar meteen aan het
examen te beginnen. Het mag dan wat
ongewoon zijn, om zonder enige voor
opleiding' zich aan een examen te onder
werpen, het zij zo, een mens doet soms
rare dingen. Misschien een bewijs, dat
de kerk op deze wereld toch een eigen
soortige grootheid is en dat het konink
rijk van Christus niet van deze wereld
is. Hoe het zij, ik heb van deze manoeu
vre nooit een ogenblik spijt gehad.
Het onderzoek ontwikkelde zich in ge
spreksvorm en de methode van vraag
en antwoord heb ik opzettelijk vermeden.
Maar toen het, al pratende, ging over de
schepping der wereld, wist hij terdege,
dat God alles geschapen had en ook, dat
het toen alles goed was. Ik hoor het hem
nog zeggen: „wat God maakt, is altijd
goed".
We zijn het ook samen eens gewor
den, dat er van die schoonheid nu niet
veel meer over was en Karelse wist, dat
dit onze schuld was, dat het de zonde is,
die alles bederft.
Even later heb ik hem toen toch wel
echt iets gevraagdnu, Karelse, dat is
wel droevig. Eerst alles zo schoon en
nu zo slecht, u en ik, wij allemaal en
heel de wereld, wat is die zonde toch een
boos ding. Is er nu geen mogelijkheid,
dat het ooit weer goed komt
En toen rechtte hij z'n rug en richtte
hij zich op uit zijn wat ingedoken hou
ding en zei„ja dominee, door de ge
nade van onze Here Jezus Christus, die
voor ons aan het kruis gestorven is".
Ik weet zeker, dat ik toen even niets
meer gezegd heb en dat mijn oog vochtig
werd. Dat was dan zeker mijn tijd van
beraad, want ik heb toen maar gezegd,
dat hij geslaagd was.
Wat een verrassing. Wat zijn eerste
les zou worden, werd een examen. Later
heb ik natuurlijk het hele onderhoud
voor de ouderlingen verslagen, één van
de wel zeer weinige keren, dat iemand
ooit toegelaten is tot de gemeenschap dei-
kerk zonder hun voorkennis en mede
werking. Maar met mijn conclusie meen
den zij het eens te moeten zijn, alleen
wilden zij er nog graag een „met lof"
aan toevoegen.
Een paar weken later heeft hij de
heilige doop ontvangen. Ontroerend
ogenblik, toen hij daar neerknielde en
op z'n grijze hoofd het doopwater drup
pelde, dat ons zegt, dat het inderdaad
door de genade van onze Here Jezus
Christus weer goed komt en dat de zonde
is weggedaan.
Tien jaar heeft hij nog met de ge
meente het avondmaal gevierd. Toen is
hij, in blij en kinderlijk geloof, terwijl
zijn kinderen en kleinkinderen om zijn
sponde stonden, in zijn Heiland ontsla
pen.
Hij zal nu van zijn gebrekkige school
opleiding wel geen hinder meer hebben.
Wat moet het hem, die altijd zo klein
van zichzelf dacht, als hemelse muziek
in de oren hebben geklonken, toen hij
het welkomstwoord hoordeKarelse,
kom in en ga in tot de vreugde uws
Heren.
K.-B. v. d. L.
Neen; ditmaal: Grote Vertroostingen.
Er rijden op ons eiland, in dit seizoen,
dagelijks zware trailers, vrachtwagens,
voertuigen getrokken door tractors voor
bij, beladen met suikerbieten 't huis
schudt van 't geweld der wagenen. Voorts
gaan deze grond-vruchten naar de fabrie
ken, waar alles ratelt en rommelt, davert
en dreunt, stoomt en sist, giert en gilt;
de vuren vonken, riemen en riemschijven
wentelen, talrijke arbeiders takelen en
torsenen wat is tenslotte 't eind
product van dit geweldig proceseen
schepje suiker, wat koek en stroop en
andere suikerwerken.
Al dat geweld, al die arbeidsdrukte, al
dat rumoer langs de weg en op de fa
brieken, dient dus alleen om de tong te
strelen; al weet ik heel wel, dat het li
chaam suiker behoeft maar ook weet
ik, dat een paar eeuwen geleden er geen
suikerfabrieken waren en nog een paar
eeuwen eerder men hier het suikerriet
niet kende. In de Bijbel komt 't woord
„suiker" niet voor en genoot men de
zoetigheid alleen van de honing.
Zeg ik nulaat men maar ophouden
met al die drukte en al dat lawaai We
zijn dankbaar voor heel dat arbeidspro
ces, dat aan zoveel gezinnen werk en
brood verschaft.
In deze dagen van diepe droef
heid in ons gezin door 't heengaan van
onze lieve Vrouw en zorgzame Moeder,
die veel donkere jaren doorleefde en nu
in kinderlijke eenvoud, in blij geloofsver
trouwen van ons ging, dacht ik zowat
blijft er van al mijn preken, van al die
dikke boeken, van al die zwaarwichtige
dogmatiek, van al die bijbelverklaringen
overer wordt tenslotte uit gedistil
leerd het zoete en zalige van één enkel
woord, één enkele psalm, die een kind
kan opzeggen.
Zeg ik nu, dat al die studie, al dat