Voorlichting HET GEHEIM Gewoon doorgaan Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland MEDITATIE ZEEUWSE KERKBODE VEERTIENDE jaargang No. 8 Berichten en opgaven Predikbeur ten tot Dinsdagsmorgens te zenden aan de drukkers Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg. Hoofdredacteur: Dr C. Stam, Westwal 2, Goes, Telefoon 2563. RedacteurenDs A. Koning, Ds. H. Pestman, Ds Y. J. Tiemersma, Drs A. Verschoor Drukkers: Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280 VRIJDAG 22 AUGUSTUS 1958 Abonnementsprijs: ƒ3,per half jaar (bij vooruitbetaling). Afzonderlijke nummers 12 cent. Advertentiën 12 cent per mm. (Slot) Wij gaan met dit artikel onze bespre king besluiten. Een belangrijke reden daartoe is wel, dat Drs O. Jager, naar wij lazen, excuus heeft aangeboden voor verschillende uitdrukkingen. Het is altijd goed qiii ergens op terug te komen, dat bij nader inzien niet ge heel te handhaven is. Men kan zich dan afvragen, of bre dere bezinning vóór het schrijven van het artikel er niet toe zou geleid hebben dat het in de pen gebleven ware. Maar, dat was nu eenmaal niet het geval. Uitgaande van het grapje in The Rea ders Digest zou men kunnen vragen hoe nu dacht de schrijver eerst een lammergier waargenomen te hebben, en zegt hij nu, na het ingrijpen van de zijde van het leger: ofheb ik me een beetje vergist, en zou het toch een spreeuw geweest zijn Wc gaan ons daar verder niet mee bemoeien. Misschien dat de politieke gebeurte nissen van de laatste tijd ons wel eens gebracht hebben tot de vraagals er eens geen verdedigingsstelsel was opgebouwd? Wij hebben er toch wel iets van begre pen, dat er plotseling gevaren kunnen dreigen. Dat de wereld- en volkerenvrede geen zaak is, waarover in de wereld op gelijke wijze wordt gedacht. Het is de laatste jaren wel voorgekomen, dat wij konden zeggenstaat er ook iemand voor de deur? Men mag de kwestie van de landsver dediging als belangrijke taak van de over heid niet onderschatten. Het zou best kunnen zijn, dat juist de waakzaamheid der overheden op dit punt een belang rijke bijdrage betekent tot het voorko men van oorlog. Iiet is anders na 1945 dan indertijd na 1918. De wereld heeft het destijds ook geweten, in de jaren 19401945, dat de inzichten van die tijd verkeerd geweest waren. Wat de vraag van wapenen betreft, bij de bespreking van het rapport over het oorlogsvraagstuk hebben wij hierbij stil gestaan. Daar komen we na zó korte tijd niet op terug. Iiet is ook toen wel gebleken, dat som mige schrijvers, die erg „warm" liepen, nadat zij wat bekoeld waren het geschre vene niet meer voor hun rekening namen. Het is enigszins merkwaardig, als het gaat over explosieve stoffen, dat de schrijvers dan soms zo in hun uitingen exploderen. Mogelijk, dat men dat in deze tijd aktueel vindt. In ieder geval brengt het wat rumoer teweeg, en wie daarvan houdt, die kan terecht. Een van de leerzaamste stukken in „het hele geval" stond in „Waarheid en eenheid", van de heer Westenbrugge uit Zwolle. Daar komt een militair bij de dominee op de studeerkamer, en vraagt: wat moet ik nou met die moderne oor log? Wij, soldaten, vinden zulke rumoe rige stukjes best leuk om te lezen, maar wij komen er niet verder mee. Wat blijkt dan in dat gesprek op de studeerkamer? De dominee komt er ook (nog) niet uit Waarop de soldaat de rake opmerking plaatst: dan ben je net zover als ik, dominee, maar ik schrijf er^iiet over en jij wel. Dit is maar „vrije weergave". Was er meer plaats beschikbaar, dan had ik het hele stuk overgenomen. Want, dat kwam nu juist op de kwestie, waar het ons om te doen was. De voorlichting. Meer niet. Als wij schrijven, bedoelen wij iets. Wij willen in een bepaalde richting iets opbouwen. Je kunt met felle critiek wel afbreken, maar er is een verplichting om de ledig gekomen ruimte weer te vullen. Anders zijn we slopers, geen bouwers. Nu moeten wij zeker bouwen in onze tijd. Ik geloof trouwens, dat er heel wei nig voorlichters zijn, die bewust en op zettelijk er op aandringenterug naar het verledenMaar daarom is nog niet gezegd, dat alles in de stijl van van daag ons verder brengt. Kan het niet een soort mode worden, zelfs na ver loop van tijd" een nieuwe „traditie", om te bewerenik bentegen oorlog en leger, om maar eens iets te noemen. 't Lijkt, of je uit de vorige eeuw op duikt, als je gewoon zegt: rafel niet alles uit elkaar, wanteen wapenrok kan nodig zijn! En.... als we, al is het schoorvoetend, elkaar dat moeten toe geven, dan wil toch zeker niemand van daag het leger uitrusten met harnassen en helmen, zoals je die kunt zien in het Rijksmuseum te Amsterdam! Zó „ouder wets" denkt toch zeker geen enkel mo dern mens. Ze zouden wel lachen van de tegenpartij, als je zo een leger er op afstuurde. Maar.Christus dan Hier houden we even eerbiedig stil. Christus heeft in de zin van het pacifis me zich niet uitgelaten. Hij heeft liet recht en het gezag van de overheid er kend, de bescherming van het leven ge steld als een heilige zaak en nergens of ficieren of manschappen bevolen, het militaire pak te verwisselen met de bur gerkleren. En het ging in die tijd om het Romeinse rijk Zou het niet belangrijker zijn, wan neer wij probeerden mee te werken aan de vorming van een geslacht, dat plicht en roeping kent, ook in nationale zin, en dat tegelijk de vreugde van het „gere formeerd zijn" verstaat en wil beleven Misschien worden wij dan ook wat „verlost" van dat zielig gedoe, om op synoden af te geven. Onlangs hoorde ik van een „jongere" ik heb me nooit veel geïnteresseerd voor synode-leden en hun werk. Maar door al dat gecritiseer begrijp ik toch wel, dat zij belangrijker zijn dan ik vroeger dacht. Het is belangrijk, bij alle voorlichting, om een positief ideaal te hebben. Dat hebben we nu weer gezen. C. St. IN MEMORIAM F. CAAN f Verleden week heeft God tot Zich ge nomen broeder F. Caan te Wolfaartsdijk. Wij willen in onze kerkbode met een enkel woord zijn nagedachtenis eren. Hij was een ouderling, die van harte het le ven van de Kerk meeleefde, en voor het ouderlingambt zich bijzonder interesseer de. Hij is jaren werkzaam lid geweest van het bestuur van onze ouderlingen conferentie, en in die kwaliteit heeft menigeen hem leren kennen. De oudere broeders gaan heen. Een jongere generatie zet de arbeid voort. De Here gedenke zijn weduwe en de zijnen, en helpe ons allen, onze dienst waar te nemen met de kracht, ons ge schonken. C. St. Nu ik dit schrijf, begint m'n vakantie al wat op te schieten. Nog een paar da gen en het werk roept weer. Eerlijk gezegd, begin ik er ook weer naar te verlangen. Na een heel jaar in gespannen arbeid is het vooruitzicht van enkele weken vakantie een genot. Het is werkelijk een rijke zegen, het werk eens te mogen laten liggen, maar het is mis schien nog groter zegen, het werk weer aan te vatten. We hebben goede weken gehad. Wel wat regenachtig en buiig, maar ook op klaringen. De zon brak genoeg door de wolken, om ons in de zonneschijn te kunnen koesteren. We hebben iets mo gen zien van de heerlijkheid en de ma jesteit Gods in de schepping; we hebben bloemen zien bloeien op plaatsen, waar nog nooit een mens z'n voet heeft gezet, alsof de Schepper heeft gedacht: „dat tuiltje bloemen heb Ik daar nu eens voor Mijzelf neergezet, daar komt geen mens met z'n vingers aan"; we hebben ook gezien, hoe het de mens gegeven is, te sluit de deur toe achter u en uw zonen. 2 Kon. k: Jt. „Sluit de deur toe achter u en uw zonen" is óók een stuk van de boodschap, die Eliza heeft voor die bekende weduwe uit 2 Koningen 4, wier bezit was teruggebracht op één kruikje olie. Dit hoort er ook bij, de deur moet dicht. Aan het bestaan van deze weduwe, dat op het spel staat, daar komen nu geen buurvrouwen, geen vriendelijke en onvriendelijke mensen meer te pas. Die deur moet dicht. Het is nu een zaak voor de Heere. Het is de mensen natuurlijk niet ontgaan, dat er iets aan de hand is met deze weduwvrouw. Ze l\ebben op hun manier meegeleefd in haar ellende. Daarna hebben de buurvrouwen haar wel naar de profeet zien gaan. En toen dat geleen van al het vaatwerk, dat was me een bedrijf. De hele buurt heeft er van geweten en over gepraat. Wat ligt nu meer voor de hand dan ditze gaan eens kijken wat er toch aan de hand is, ze komen nieuwsgierig en meelevend informeren, ze willen er bij zijn, al die buren. Maar wij mensen brengen elkaar nog al eens van de wal in de sloot. Natuurlijk zullen alle buurvrouwen hevig geïnteresseerd zijn bij dat ene kleine kruikje, waaruit al zo veel pannen met olie zijn gekomen. Dat flesje zal stellig het middel punt worden van alle belangstelling, van veel vragen en allerlei ge praat. En dan zullen ze tegen die vrouw zeggenwat is er toch met dat kruikje?, daar moet wel iets heel bijzonders mee zijn. Dat is immers ook van ons arme en kleine bestaan gezegd: die gerefor meerden, kleine luyden maar, heel eenvoudige mensen, weinig in eer en weinig edelen en rijken, maar een troiïw en een offerbereidheid, geweldig! De christelijke scholen, een hele universiteit, een politieke partij, en laatst nog weer met de acsis-collectezo weinigen, die zo veel opbrengen, daar moet iets mee wezen, dat is iets bijzonders, dat zijn bijzondere mensen. Net zo zullen die buurvrouwen met de weduwe praten en ze zullen zeggenje moet er toch eens goed in kijken, in dat flesje, en: houd het toch eens tegen het licht, en: laat mij eens kijken. Zo zou het gaan, zo is het immers al zo vaak gegaan. En als ze de weduwe dan overgehaald hebben en zo ver gekregen hebben, dat ook zij wonder wat van dat flesje gaat denken, dan is het afgelopen. Zodra het tegen het licht gehouden wordt, blijkt het niets te zijn. Zodra het onze, zodra wij zelf, zodra onze kerk, onze bewegingen in het centrum van de belangstelling komen en op zichzelf bekeken worden, dan valt er misschien nog heel wat van te zeggen en veel van te dromen, maar het is clan in werkelijkheid allemaal niets anders meer dan een heel klein kruikje én leeg. Daarom moet de deur dicht. Die weduwe mag haar redding niet gaan verwachten van dat kruikje, niet van haar eigen bestaan, ook niet van het allerschamelste, dat ze van haar hebben en houden over hield. Wij moeten ons niet door buitenstaanders en helemaal niet door elkaar zo ver laten brengen, dat wij zelf in het middelpunt van de belangstelling komen, niet de glorie en ook niet de armoe van ons leven. En als het anders niet kan, dan moet de deur dicht en dan moeten we maar eens ophouden met* over ons zelf te schrijven en te lezen, en dan moeten we er maar eens ophouden met over onze deug den en over onze gebreken te praten en te discussieren. Want het zit niet in het flesje, het zit niet in ons bestaan, het zit zelfs niet in ons geloof en vertrouwen op het Woord van de Heere. De redding komt van de Heere alleen. In 2 Koningen 4 gaat het niet om het geheim van het kruikje, maar om het geheim van het Woord van de Heere, Die Zelf ons leven in komt. Colijnsplaat. A. SCHIPPERS. heersen over de schepping en ik dacht aan psalm 8: alles hebt Gij onder zijn voeten gelegd. Inderdaad, de Naam des Heren is wel heerlijk op cle ganse aarde, maar 's Heren wet nochtans, verspreidt volmaakter glans. Daarmee bedoel ik geen tegenstelling te scheppen tussen natuur en genade. Dat bedoelt trouwens psalm 19 ook stel lig niet. Maar de heerlijkheid Gods open baart zich toch weer anders in het leven der gemeente, clan in cle natuur en in de schepping. De grootheid van Gods wonderwerken is overal. Hij is die God, die hemelhoge bergen doet pal staan door zijn kracht, maar die ook door zijn Geest het zon- daarshart breekt en zich lof toebereidt van zijn kinderen. En vooral dat laatste is toch aanbid delijk groot. Wat is het toch iets won derlijks, dat God zich op aarde een ge meente heeft verkoren, die zijn lof zingt, bewust, met mond en hart, en wat is het iets groots, als zijn knecht zulk een ge meente te mogen dienen. Niet, dat die dienst niet zonder moeite is en dat die lof altijd even zuiver ge zongen wordt, wij zijn nog een strijden de kerk, maar die gemeente is toch de kerk des Heren, de gemeente des leven den Gods. Ik vergelijk m'n werk wel eens met een schilderij. Als je er met je neus bo venop zit, zie je allerlei oneffenheden en onregelmatigheden, de eenheid en de schoonheid ontgaat je dan wel eens. Daarvoor moet je wat afstand nemen, dan zie je pas, wat een schoon geheel het is. Nu, het is me deze zomer gegeven geweest, inderdaad van enige afstand m'n werk te bezien en dan gaat ook je oog open voor cle heerlijkheid, die er in is. En nu maar weer aan het werk. We hopen, met frisse moed en nieuwe kracht. Vreemd is dat, aan cle ene kant heb je er zin in, om weer te beginnen en aan de andere kant zie je er ook weer een beetje tegenop. Je hebt natuurlijk ook gelegenheid gehad, eigen fouten te over denken en je hebt je vast voorgenomen, het beter te doen. Je hebt eens wat ge praat met deze en gene, je hebt wat ge lezen en dat is alles aanleiding genoeg, om bezield te zijn met nieuwe idealen, maar ook om je te vervullen met vreze en beven. Wie weet, wat in de vakantietijd de gemeente wel is voorgeschoteld en opge diend. Wat een lekkere hapjes zullen haar wel niet toebereid zijn. Wat een topfiguren hebben daar niet op jouw plekje gestaan. Moet ik nu 48 weken

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1958 | | pagina 1