Voorlichting Ongezouten zeggen, waar 't op staat? HET GELOOF, Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland MEDITATIE zijn moeilijkheden en zijn mogelijkheden ZEEUWSE KERKBODE VEERTIENDE jaargang No. 7 Berichten en opgaven Predikbeur ten tot Dinsdagsmorgens te zenden aan de drukkers Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg. Hoofdredacteur: Dr C. Stam, Westwal 2, Goes, Telefoon 2563. Redacteuren: Ds A. Koning, Ds. H. Pestman, Ds Y. J. Tiemersma, Drs A. Verschoor DrukkersLittooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280 VRIJDAG 15 AUGUSTUS 1958 Abonnementsprijs: ƒ3,per half jaar (bij vooruitbetaling). Afzonderlijke nummers 12 cent. Advertentiën 12 cent per mm. li. Wanneer wij nu ons enkele opmerkin gen veroorloven bij het artikel in Het Kerkblad van de Geref. Kerken van Noord Brabant en Limburg, dan zeggen wij voorafmogelijk heeft deze of gene gedacht: wat valt hier nu bij op te mer ken Het artikel in onze Kerkbode wordt geprezen als een rustig artikel en met instemming wordt de vraag aangehaald: is onze voorlichting verantwoord? Ja. en toch ligt er iets in, dat van een andere waardering spreekt. Juist omdat de vraag in het algemeen gesteld wordt over onze voorlichting. Dan doet het grapje opgang van die redakteur, die zo maar ineens tot een mevrouw dooi de telefoon zegtdie vogel voor uw huis, mevrouw Dat is een spreeuw. Dus: geen vuiltje aan de lucht! Wie heeft van een spreeuw kwaad te duchten, behalve in de tijd, dat de kersen rijp worden Nu zal die mevrouw zeker geen hoog intelligentiequotiënt gehad hebben. Als je jezelf zo te pakken laat nemen dooi de telefoon, en je hebt het niet in de gatendan moeten wij er verder maar over zwijgen. Inderdaad houdt Readers Digest van zulke „sterke" verhalen, zonder waarde. Zij schreven immers jaren geleden ook over „de ark", boeiend en leuk, maar. verder zijn we intussen niet gekomen. Nu is ,,Het Kerkblad" toch bang, dat er door ons wel eens „spreeuwen-ant woorden" worden gegeven. Stuur de mensen met een kluitje in 't riet! Gevaar? Nee mevrouw, geen gevaar hoor, het is slechts een spreeuw. Als dit inderdaad het geval zou zijn, dan was er alle reden om te spreken over „verantwoorde voorlichting". Want de taktiek van „verdoezelen" is zeker niet juist. En.... onze pers zou er in achting niet op vooruitgaan, wanneer de taktiek van het spreeuwen-antwoord kon worden aangetoond. Nu rijst de vraag: maar...., maakt de redaktie van de Zeeuwse Kerkbode zich soms hieraan schuldig Wil die, b.v. over toestanden in ons leger, alle man geruststellen en zeggen gaat u maar rustig slapen hoor, helemaal geen pijn bij Met nadruk mag ik verklaren, dat de Zeeuwse Kerkbode niet geen zvoord zich heeft uitgelaten over legertoestanden. Alleen heb ik de opmerking gemaakt, dat het wel niet juist zal zijn, dat dron ken lieden voor de troep optreden om die te drillen. Bij navraag naar dit punt werd ik in die overtuiging bevestigd. Daarmee heb ik zeker niet voor mijn rekening genomen, wat in de „vrije uren" plaats vindt. Maarwat zveet ik daarvan? Voorop sta, dat het „passagieren", het voeren van een toon van spot, vloeken en elke schending van het gebod door mij zeker niet minder wordt veroordeeld dan door wie ook! Ook in een mannen maatschappij, als het leger is, gelden ge boden, die het leven binden. Maar zit dat „zich misgaan" nu in de „uni form" en „de dienst", ofzit het „in de mens"? Hoorde u nooit van „heren", in de burgermaatschappij, die met de sekreta- resse op stap gingen. In de auto voor zaken...., wie doet je wat? Hebt u van nabij meegemaakt, met welke praatjes jongeren van de fabriek terugkeerden? Van nabij is mij een jon gere bekend, die het op de „soldaten- kamer" aardig kon „hebben", maar die een vrijwillig verband in het fabrieks wezen na een paar dagen verbrak, om dat de mentaliteit hem eenvoudig bedierf. Och, in Zeeland weet men er, behalve in Vlissingen en omgeving, niet zo heel veel van. Maar, als de Rotterdammers eens aan het woord kwamen, dan zoudt u heus wel een beetje schrikken. Waarom dan zo „afgevlogen" op het leger Wat u wéét, zég het, ter plaatse waar het invloed kan uitoefenen. Zo ken ik iemand, die ik bijzonder hoogacht, die als soldaat zijn luitenant tot de orde riep, omdat hij met zijn mond zich te buiten ging. Zó moet de legerpredikant doen, en het hele college onder leiding van de hoofdleger- en hoofdvloot-predi- kant. Zijn dat allemaal mannen van „spreeuwen-antwoorden" Dan wordt het hoog tijd, dat wij on der elkaar ophouden niet „zeuren", om ons diep te schamen over onze eigen slapheid, waardoor wij niet meer durven zeggen waar het op staat! Bang voor de autoriteiten in Den Haag Eerlijk gezegd, daarvan geloof ik niet veel. Als men werkelijk kan aantonen, dat de militaire maatschappij, op dit ogen blik, meer dan de burgergemeenschap, een jonge man in gevaar brengt, dan moet elk ouderpaar zich afvragen: mo gen wij daar ons kind in sturen Ga dan voor je kind staan...., het koste wat het kostMerkt u wel, dat de Zeeuwse Kerkbode niet bepaald spreeu wen-antwoorden wil geven? Maar, wat dan beslist nodig is, dat men goed op de hoogte is! En, ik betwijfel of iemand dat kan volhouden, die in de praktijk iets hoorde of er wat over las. Vergeet u niet, dat onze geaardheid helemaal niet gericht is op legerdienst. Wij hebben dat blijkbaar niet in ons bloed, en ik moet altijd een beetje lachen, wanneer men op Nederlandse bodem het heeft over „mi litairisme". Zelfs die jongens, die zich goed weten Hebt zout in u zelf en houdt vrede onder elkaar. Mare. 9: 50b. Iemand ongezouten zeggen, waar 't op staat. Dat ligt ons wel. 't Liefst nog tegen onze mede-Christenen. Harde woorden tegen hen gebruiken, onvriendelijk over hen oordelen, ruzie maken. Dankt het ambt van de diakenen niet z'n ontstaan aan twisten in de eerste gemeente? Paulus waarschuwt de Galatiërs, „elkaar niet te verbijten en te vereten, opdat ze niet door elkaar verslonden worden" (Gal. 5:15). En Johannes, de apostel der liefde, waagt het er op, de literaire schoonheid van zijn brieven niet te bevorderen door de steeds herhaalde oproep tot betoning van onderlinge liefde. Is 't niet onverklaarbaar, dat wie in Christus zo veel ontvangen hebben en wie eens samen God zullen eren in de hemel, hier op aarde zo scherp tegenover elkaar kunnen staan en vaak in zo on aangename onderlinge verhoudingen kunnen leven? „Eén Here, één geloof, één God en Vader van allen", zo schrijft Ef. 4:5, 6. Maal ais we hierin één zijn er is nl. ook een valse verdraagzaamheid waarom kunnen we elkaar ook dan nog zo moeilijk verdragen, elkaar vergeven? Kennen we ons zelf dan nog maar zo slecht, dat we niet eens meer weten, hoeveel ons vergeven moet worden Geen „zelf zucht of ijdel eerbejag, maar in ootmoedigheid achte de één de ander uitnemender dan zich zelf" (Fhilipp. 2:3). Ja, de. Bijbel is er vol van. Want zelfs de discipelen van onze Heiland hadden er last van. Let U maar op wat aan onze tekst vooraf gaat. Als Jezus hun Zijn lijden heeft aangezegd vanwege hun zonde, maken zij ruzie, wie de meeste zal zijn. En als iemand buiten hun discipelkring in de naam van Jezus duivelen uitwerpen kan, zijn ze jaloers en zullen ze deze broeder wel eens geducht en ongezouten de „waarheid" zeggen. Ongezouten? Nee, zegt Jezus, „hebt zout in u zelf". Wéér dat bederfZout is immers 't beste bederfwerend middel. Als dat niet meer deugt en „het zout zoutloos wordt, waarmee zult ge 't smaak geven Leeft dus uit de genade in Christus, en zulk een deemoedig en krachtig geloof, gevoed door Gods Geest, zal 't gemis aan liefde en achting voor andere Christenen wegbijten en U voorbereiden op de eeuwige verlustiging in de liefde voor God^en al Zijn uitverkorenen. Haamstede. J. H. MEIJER. te schikken in hun diensttijd, zeggen meestal gulweg: als je het mij vraagt. liever vandaag weer „burger" dan mor gen. Onlangs is er gewaarschuwd tegen vloeken bij televisie-uitzendingen. Dat wordt zo maar kalm de huiskamers in- geslingerd, waar ouders en kinderen met genodigden bij elkaar zijn. Dat heeft nu met de militaire dienst niets te maken. Vlieg dan niet over allerlei kwaad „op het leger" af, alsof het daarin zit, maar spreek de zondaar aan, die op tijd in het militaire pakje moet kruipen, en vraag u af, wat of hij in het burger leven deed. Er zijn „volkszonden", die u zeker niet als „legerzonden" moogt bestempelen. Enpas bij alle critiek hiervoor op, dat deze of gene er niet van gaat maken: hij is eigenlijk ook tegen het le ger. Verantwoorde voorlichting moet overal rekening mee houden. Daarover gaan wij een volgende keer verder. Wij komen steeds meer uit de buurt van de „spreeuw". C. St. 54e JAARVERSLAG Het jaarverslag over 1957 van de Ver. tot christelijke verzorging van geestes- en zenuwzieken in Zeeland, waarvan Vrederust uitgaat, geeft ons allerlei be langrijke gegevens over de arbeid in het afgelopen jaar. Foto's brengen in beeld allerlei gedeelten van het grote bedrijf, dat Vrederust' is geworden. De finan ciële staten spreken van enkele verlies cijfers. Op woensdag 20 augustus a.s. zal de 54e jaarvergadering op de inrichting Vrederust te Bergen op Zoom worden gehouden. Moge dit belangrijke werk telkens weer mogelijkheden tot ontwik keling ontvangen. C. St. Staande in een wereld vol corruptie, waarin men op één of andere wijze toch leven en handelen moet, heeft de gelo vige mens zijn moeilijkheden. Die liggen vooral op het terrein van zijn roeping, zijn christelijke levensroeping. Uit de mond van Christus, die Zijn HEER is, beschikkend over zijn leven en over zijn tijd, zijn geld, zijn gaven, zijn krachten en wat ge maar meer noe men wilt, uit de mond van dié Christus krijgt de christen zijn opdrachten. Nu kan hij doen alsof hij ze niet hoort. Hij kan zich oost-indisch doof houden. Hij kan 's zondags naar de kerk gaan en overigens zich in het leven redden zo als iedereen zich in het leven tracht te redden. Horen, zien en zwijgen ener zijds, en er op los slaan als men zelf bedreigd wordt, anderzijds. Dan maakt men in de wereld geen gek figuur. Want zo leeft in de corruptie een ieder. Maar als dienstknecht v.an Christus, wat wij als belijdende christenen toch allen zijn, maken we, althans in het oog van onze Heer wel een uitermate dwaas figuur. Hij kon ons wel onbekwaam ach ten voor Zijn' rijk. Want wij zien ach terom, en willen een leven leiden „als vroeger". We kunnen Sodom niet ver geten, noch Egypte. We willen eigenlijk terug. We willen het kruis niet dragen. We willen de „dwazen" niet zijn, die Christus van ons maakt. Stel je voor, wat eist Christus niet van je! Je moet, waar je ze ook aan treft, de zonde bestraffen, en als het aan je zelf komt, moet je tot in het on eindige bereid zijn tot vergéven. Je moet wel een engel uit de hemel zijn, om dai^ te kunnen. Als je werkelijk zó zou gaan leven, dan heb je geen leven in de we reld. Dan ben je een zodanig buitenbeen tje, dat niemand je meer begrijpt. Je hoort dan nergens meer bij. Je bent een uitgestotene. Want zo iemand, die niet méédoet, kunnen ze immers niet gebrui ken. Zulke „onmogelijke" opdrachten geeft Christus, dat ze in een zondige we reld immers toch niet te vervullen zijn. Dan mocht je wel méér geloof heb ben, dan de doornsee christen heeft. Véél meer geloof. Dat is een prachtig excuus, dat we daar zo juist gevonden hebben. Dat zég gen we als er huisbezoek komt en dat maakt nog een goede indruk ookWij zouden méér geloof willen hebben. Maar dat hebben we niet! (Gelukkig maar!) Daarom brengen we het er ook niet beter af dan we het er af brengen. Een mens zou graag anders willen. Maar je moet maar kunnen. Dat begrijpen de broeders wel. Ja, zij begrijpen Wat een prachtig „vroom smoesje". We hebben „te-weinig" geloof! En wie kan daar nu wat aan doen? En ben je dan niet aan het eind van je kunnen? Wie zal je nog wat maken? Het geloof en zijn moeilijkheden. Ja zekerOnder vele vrome woorden zoe ken wij ons te excuseren. Zij hebben vele „vonden" gezocht. En gevonden hebben ze zeEn ze komen er vrijmoe dig mee voor de dag. En het maakt nog niet eens een slechte indruk. Het klinkt allemaal heel vroom. Een mens zou méér geloof moeten hebben! Misschien zou hij dan zijn christelijke levensroeping in een corrupte wereld aankunnen. Maar nu het is beter er zelfs maar niet aan te dénken! Waarin wij ons dan ook vlijtig oefenen. Om er zelfs maar niet aan te dénken namelijk. We zetten ons maar uit het hoofd, om in de praktijk van het leven christen te zijn. Onze Heiland moet ons dan maar niet voor zulke onmogelijke taken plaatsen, waardoor wij er in minder dan geen tijd „uitliggen" in de wereld. En wij willen er in-liggen. Want onze belangen in de wereld zijn niet weinige. Om dit alles te verontschuldigen heb ben we ons in het hoofd gezet, dat wij

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1958 | | pagina 1