Hier is.,. Vlaanderen Jeugdige Godvrucht zonde bevorderen en de ongerechtigheid begunstigen. Vierkant je tégen de zonde verklaren en dat ook in de praktijk volhouden. Dat is de levensroeping van ieder chris ten, die een btósriwerend zout moet zijn, die een lichtend licht moet zijn in de duisternis van de menselijke onbe trouwbaarheid. Vierkant TEGEN de corruptie! Anti de revolutie-tegen-God, die in alle wet teloosheid en stroperij in Gods schep ping zich laat gelden. De ergernis, de verleiding is de nodi ging tot ZONDE. De christelijke waakzaamheid eist de verzetshouding tegen de voortwoekering van het kwaad. En niet alleen de ver- zets-houding, maar ook het daadwerke lijk verzetuit alle macht! Hebben wij wel ten bloede toe deze strijd gestreden? Ieder van ons? Wat er dan in feite gebeuren moet? En hoe dat verzet tegen de corruptie ge voerd moet worden Dat wil de Here Jezus duidelijk zeggen. En daarbij plaatst Hij ons voor een opdracht, waarvan ge op het eerste gezicht zult zeggen: Ja maar, dat is mij onmogelijk! Dat is zó ontzaglijk véél gevraagd! Wie kan dat opbrengen Inderdaad het is ook niet eenvoudig wat de Here Jezus vraagt. Het zijn twee dingen, die Hij van ons eist in dit opzicht. Allereerst, dat wij de zonde zullen bestraffen! Dat is misschien het moei lijkste van alles. Censuur is geen een voudige zaak. Véél gemakkelijker is het om maar te doen of je neus bloed. Je ziet het niet, je hoort het niet, je was er niet bij, je blijft er liever buiten, je begeeft je niet op glad ijs, je steekt je niet in een wespennest, je zal wel wijzer wezen om je er mee te bemoeien, ieder zijn vrijheid, er zijn meer wegen die naar Rome leiden, laat ieder op zijn eigen wijze zalig worden, en al derge lijke uitvluchten meer. Zonde bestraffenWe doen zelf ook wel eens wat dat niet door de beugel kan. En dan worden we ook graag ongemoeid gelaten. Nee, het is maar het beste een beetje doof te zijn, dan hoor je niet al les, of een beetje bijziende, dan zie je niet alles. Het is het beste je een beetje op de vlakte te houden en het is wel zo veilig met ieder goede vrienden te zijn en geen oordeel te hebben of althans niet uit te spreken. Staat er niet in de bijbel Oordeelt niet opdat ge niet geoordeeld wordt? Nou dan! Dan ben je aan de veilige kant. Dat daar ergens een zondaar stikt in de modder van zijn ongerechtigheid, dat laten we dan maar voor wat het is. We zouden hem wel bij de arm pakken als hij in het verkeer gevaar liep. Maar als hij een zonde bedrijft, laten we hem doen. Andermans zaken, zeggen wij heel levenswijs. Ja, ja, maar de Heiland is niet over U tevreden als de broederliefde de cri- tiek der liefde verwaarloost. Is dat broe derliefde? Is dat Mattheus 18? Nee, wij zullen niet alleen ons eigen pak, maar óók elkanders lasten dragen. En daar zit de enorme opdracht van de onderlinge censuur der liefde bij in. Daar valt niet aan te ontkomen. Dat neemt niet weg, dat het een bijna onmogelijke opgave is. Juist omdat we zelf zondige mensen zijn. We hebben „boter op ons hoofd". Toch moeten we „in de zon lopen". We moeten „in het licht wandelen" en elkander „in het licht" trekken. Elkaar niet aan de duis ternis overgeven. Want in de duisternis „verdwaalt" men. In de corruptie ver liest men niet een arm of een been. In de corruptie der zonde komt men er niet af met een bekken fractuur, maar men verliest er zijn „ziel", zijn léven De zonde waarin we elkaar dan maar laten doen, is véél en véél erger dan het auto-ongeluk, waarvoor we elkaar trachten te behoeden. Deze liefde tot elkaar, is niet vrij blijvend. Ze is GEBODEN. Dit is het christelijk leven en dit dient de heiliging van Gods volk, dat wij de zonde, waar we die ook zien, BESTRAFFEN. Na tuurlijk op een liefdevolle manier. Na tuurlijk „tijd en wijze" wetend. Maar vooral niet óvertijd, niét als het te laat is. Dan krijgt die onderlinge cen suur het karakter van „een trap na", wat met de opdracht zéker in strijd is. Het is een delicate zaak, een tere taak, een taak die alleen in grote zelfverlooche ning, in waarachtige liefde verricht kan worden. Voor allemansvriendjes en ka rakterlozen, die alleen op hun eigen pro motiekansen bedacht zijn, is dit niéts. Hier moet men de stem van de Meester horen en opvolgen. Dan kan het. Ogen- dienaars en mensenbehagers deinzen voor deze opdracht altijd terug. Wie ze volvoeren of trachten te volvoeren, kunnen dit alleen uit de gehoorzaamheid des geloofs, volgende de opdracht van Jezus: „Indien Uw broeder zondigt, BESTRAF hemOp deze regel is geen uitzondering toelaatbaar, als het léven, de „ziel", de eeuwige toekomst, de zaligheid van Uw broeder U lief is. Op deze regel is geen uitzondering toe laatbaar als het gebod van Uw Heer en Heiland U heilig is. Maar er is nog een tweede mogelijk heid om de zonde met haar corruptie in het mensenleven te weerstaan en de heiliging van de nieuwe levensgemeen schap, die Christus rondom Zijn persoon en werk geschapen heeft, te helpen be vorderen. Een tweede mogelijkheid die met de eerste hand aan hand moet gaan. Indien men n.l. tégen ons persoon lijk gezondigd heeft en men toont be rouw dan ONMIDDELLIJK klaar staan met VERGEVING. En dat niet één keer, maar zeven keer. En als het moet zeventig maal ze ven keer. Met andere woordenzonder ophouden. Daar mag geen eind aan zijn. In deze weg mag geen stopteken staan. De weg der vergeving moet altijd open blijven, wanneer het gaat om zon den die men tegen U bedreven heeft. Als de zondaar die U iets misdeed, iets of veel of zelfs zéér veel, tot U komt en zegt: het spijt mij wel, dan mag er geen botte onwil bij U zijn, maar dan moet er voor die berouwvolle zondaar een royle ontvangst zijn. Hij moet te allen tijde een open deur en een open hart bij U vinden. Daaruit moet Uw liefde op onver dachte wijze blijken. Dat ge gaarne ver geeft! Dus nooit de houding van vergeven maar niet vergeten, of iets van die aard. Nooit, nou vooruit dan maar, terwille van dit of dat, of terwille van die of die. Neen alleen terwille van Uw Heer en Zijn opdracht zal de liefde on geveinsd zijn. En dat moet in de manier van vergeven blijken. Maar dan moet er ook BEROUW bij de zondaar zijn. Vergeving kan men al leen schenken waar het kwaad wordt in gezien en als zonde wordt erkend. Aan vergevingsgezindheid, die geen kans krijgt vergeving voort te brengen heb ben we niets. Evenmin als we iets hebben aan een vruchtbaar land, zonder dat er in ge zaaid wordt. De vergevingsgezindheid krijgt zijn kans pas, als er om vergeving wordt gevraagd. Dat vooropgesteld. Maar ZODRA ze gevraagd wordt MOET ze GESCHONKEN worden. Oprecht en zonder enig. voorbehoud. Zo moeten wij als christenen met el kaar omgaan. En daarin mag geen rem en geen opstopping zijn. Dit moet zich permanent kunnen herhalen. Zeventig maal zeven maal. Hierin mag geen te leurstelling ons van het spoor brengen, om te zeggenIk stop er meeDat zou in strijd zijn met het bevel van Christus. Dat zou volkomen eigenwillige onge hoorzaamheid zijn en niets anders. Wij stoppen er niet mee. Wij gaan er mee door. Wat wij stoppen moeten is de zonde. En wij stoppen de zonde door bestraffingen ingeval van berouw, door vergeving. Deze twee roepen de zonde een „halt" toe. En dat is het wat we hebben moeten en wat we doen moeten, als Christus werkelijk HEER over ons is en Zijn héérschappij door ons wordt erkend en Hij door ons gehoorzaamd wordt. Een „onmogelijke" opdracht! Ja, als we uitgaan van „wereldse" maatstaven. Dan is het zelfs de dwaasheid ge kroond Wie dóét dat nu En wie lééft er nu zó? Dat doe je niet! Zó leeft nie mand Nee, inderdaad dat doen wij niet als wij onszelf leven. Dan bouwen we wèl ziekenhuizen voor de zieken en gestichten voor de krank zinnigen, maar we laten de zonde de zonde en aan de corruptie werken we méé. Wie denkt er aan de zonde te bestraf fen En die vergevingsgezindheid hoe gemakkelijk kan ze niet als zwakheid worden uitgelegd! En dat zou zeventig maal zeven maal moeten geschieden? Het is te dwaas om van te praten Ja, als men zichzelf leeft, dan gelden andere principes. Dan is het „horen, zien en zwijgen" enerzijds en „sla er op en geef hem van...." anderzijds. En in beide handhaaft men.... zichzélf! Maar als wij metterdaad christenen zijn, is ons aan dergelijke zèlfhandha- ving niéts gelegen. Dan leven wij den Hére en wij sterven den HERE! Den HERE leven. Dat is eerst. Den Here stèrven komt later. Den Here léven betekent, dat wij voor deze „onmogelijke" opdracht niet uit de weg zullen gaan, maar wij zullen ons er toe zetten de corruptie in Gods schep ping te we erstaan. Wij zullen deze op dracht aanvaarden, er in „bijten", be straffende en vergevende de zonde en zo stuitende de stroom der ongerechtig heid. Wie Mij volgt, zal in de duister nis niet wandelen en ook anderen niet in de duisternis laten wandelen of in de duisternis storten hij zal in het licht wandelen en ook anderen in het licht des levens trekken. Dit wandelen in het licht schept een enorme verantwoordelijkheid in een nieuwe en in wereldse ogen dwaze le venstaak. Die alleen in de diepste ver bondenheid aan en afhankelijkheid van Christus kan worden verricht. Met an dere woorden: in het geloof alleen kan worden verricht. Het geloof en zijn moeilijkheden, het geloof en zijn mogelijkheden. Dat is dan ook HET onderwerp waar het eigenlijk om gaat. Daarover een volgend artikel. A. V. Eén van de geneugten der vacantie is voor mij altijdhet in de gelegenheid zijn boeken te lezen, die men, midden in het gewone werk zijnde, niet zo spoe dig leest. En dan vooral ook: het onge stoord dóór kunnen lezen Zo heb ik in deze eerste vacantieweek, die ik, wonderlijk genoeg, doorbracht in eigen woonplaats, het kort geleden ver schenen werk van Dr. J. Wesseling: „De Geschiedenis van Terneuzen" onder han den genomen. Zeker, ik had er al eer dei- in gebladerd en zo eens in gesnuffeld, maar van echt lézen was toch nog wei nig gekomen. Ja, dit werk is nog slechts kort gele den verschenen bij Drukkerij N.V. v.h. Firma Van de Sande te Terneuzen. Het is 'n boek van niet minder dan 388 pa gina's, gedrukt op uitstekend papier en gebonden in 'n mooie linnen band, waar op in goud en blauw het wapen van de stad, die thans, met haar meer dan 15.000 inwoners, de derde stad van Zee land is. Het wapen van Terneuzen is bijna gelijk aan dat van onze provincie; het enige verschil is, dat de zwemmende leeuw 'n blauwe sleutel in zijn rechter klauw houdt. Dit boek dan, dat, voor zo ver de voorraad strekt, te koop is voor de uit zonderlijk lage prijs van 7,90, bevat 'n schat van gegevens, uiteraard in de eerste plaats over Terneuzen, maar dan ook over de rest van oostelijk Z. Vlaan deren, terwijl alles zich beweegt in het raam van de geschiedenis van geheel Zeeland, ja, van heel ons vaderland. Het is verdeeld in 12 hoofdstukken en bevat talrijke afbeeldingen en kaar ten, die uiterst instruerend zijn. De schrijver was gedurende vele jaren leraar in nederlands en geschiedenis aan het Lyceum van Terneuzen. Hij is enige weken geleden vertrokken naar Gronin gen. Eén van de genoemde 12 hoofdstuk ken dan handelt over de figuur van Ds. Petrus Hondius, naar wie het Lyceum van Terneuzen is genoemd en die 'n in derdaad wijd en zijd vermaarde Ter- neuzenaar is geweest. Reeds toen ik predikant in Grijps- kerke was en dikwijls in Middelburg kwam, las ik daar de naam Hondius als die van 'n Bankinstelling. Weinig kon ik toen vermoeden, dat ik, jaren later, predikant zou zijn van de plaats, waar iemand van die naam eens 'n grote roem had bezeten. Ds. Petrus Plondius leefde van 1578/ 79 tot 1621. Hij was te Vlissingen ge boren als zoon van Ds. Cornelis Hon dius, die afkomstig was uit Beveren bij Kortrijk en die, als zovelen in die dagen, het vrije Noorden had gezocht1 om te ontkomen aan de, in het Zuiden zo zeer woedende, godsdienstvervolgingen. Als jongeman van 18 jaar arriveerde Petrus in Leiden, waar hij, behalve theo logie, ook geschiedenis en kruidkunde studeerde. PI ij maakte in die dagen 'n reis naar Parijs, Saumur en La Ro- chelle, op welke tocht hij allerlei waarde volle contacten legde. In zijn „album amicorum" komen niet minder dan 85 inschrijvingen voor, waaronder van man nen als Daniel Heinsius, Marnix van St. Aldegonde, Petrus Plancius, Janus Dousa (één der verdedigers van Leiden) en Mornay, de gouverneur van Saumur, die wel eens de paus der Hugenoten is ge noemd. In 1604 werd Hondius beroepen tot predikant in Terneuzen. Hij was toen 26 jaar en zou verder zijn hele leven doorbrengen in deze plaats, die op 'n eiland lag, genaamd het land van Axel. Hij woonde op de buitenplaats de Moffenschans, die nog bestaat. Burge meester Jan Serlippens van Terneuzen had de schans, toen deze haar militaire betekenis had verloren door het innemen van Axel in 1586 door Prins Maurits, in 'n buitenplaats veranderd. De vrouw van deze Serlippens, Johan na de Burchgrave, was 'n nicht van Da niel Heinsius, wiens eigen vader baljuw van Terneuzen was geweest. Mogelijk is dus, dat Heinsius, hoogleraar in Leiden, Hondius' gang naar Terneuzen heeft be- invloed. En daar dan, op die buiten plaats, heeft Hondius zeer veel gearbeid. Sommigen begrepen niet, dat hij daar gelukkig kon zijn „achter die vlakke dij ken en blote schorren", doch Hondius lachte daarom. Hij had immers zijn werk en zijn liefhebberijen en hij wist zeer goed, dat het eigenlijke geluk van 'n mens niet afhankelijk is van het wonen in de drukte op 'n centraal punt. In zijn grote gedicht, dat spreekt over „de soe- ticheijdt des buy ten-levens verghesel- schapt met de boucken prijst", de weelde van het buitenleven. Op de „Moffeschans" had hij 'n be roemde botanische tuin en met landen van West- en Zuid-Europa, ja zelfs met andere werelddelen stond hij in cor respondentie om maar zaden toegestuurd te krijgen, waarmee hij in zijn tuinen experimenteerde. Grootheden als Prins Maurits en Jacob Cats bezochten hem meermalen. Dr. Wesseling, aan wie ik al deze gegevens ontleen, schrijft, dat Hondius in zijn intense liefde voor tuin bouw en kruidkunde niet alleen stond. Hij was „in dit alles een Europees ver tegenwoordiger van de door de Renais sance opgebloeide belangstelling voor land- en tuinbouw, waar het idealiseren van het buitenleven doorheen speelt." Overal in zijn tuin stonden rozen, rode, witte en gele. En hij dicht: Het is goed, eens bij zo'n prachtige, diep-gekleurde roos stil te blijven staan en Gods werk te bewonderen: „Siet omleeghe en denkt omhooghe"Ook als theoloog heeft Hondius niet stil gezeten. Hij was een fel contra-Remonstrant, die voor ons gevoel behoorlijk scherpe woorden kon gebruiken. Maar we moeten niet verge ten, dat het theologisch disputeren in die tijd in de regel ongezouten ging. Ook blijkt zo nu en dan, dat er niets nieuws is onder de zon, b.v. als hij in één der brieven schrijft over het predi- kantstractementwie zou het loon mis gunnen aan de kerk-herders, die meestal zo kort bij kas zijn, dat ze hun zonen niet kunnen laten studeren noch een bruidsschat aan hun dochters meegeven Het is te veel om alles hier, zelfs ver kort, weer te geven wat Dr. Wesseling ons in zijn boek over Hondius vertelt, maar ik hoop dat het genoemde genoeg is om u te prikkelen, zélf naar dit be langrijke werk te grijpen en u te ver diepen in de geschiedenis van 'n deel onzer provincie, dat altijd in de storm- hoek van Nederland heeft gelegen. Wat lag het daar óók weer niet in gedurende de laatste wereldoorlog! Praktisch heel West-Z. Vlaanderen is toen plat gescho ten. Dorpen als Oostburg en Schoondijke waren bijna niet meer te herkennen. Maar nu Wat zijn ze prachtig her bouwd Wat is Oostburg 'n magnifique stadje geworden, dat thans ook. weer 'n stadhuis heeft, dat 'n sieraad zelfs voor heel ons land mag worden genoemd. In derdaad Luctor et EmergoMaar de kracht tot dit „ontzwemmen" ligt in het geloof, dat reeds mannen als Hondius in staat stelde tot grote dingen, tot beoefe ning van zuivere cultuur, ondanks de „uithoek", waarin hij woonde. Wie dat boven genoemde woord van hem „Siet omleeghe en denkt omhooghe" betracht, die zegt niet: „Er is hier zo weinig cul tuur", want die is zélf drager van de reinste cultuur, die er bestaat, namelijk de cultuur van de gelovige, die Guido Gezelle's woord verstaat: „Mij spreekt het altemale, dat God geschapen heeft" H. P. In het leven in de gemeente, als we in pastoraal gesprek onder vier ogen met de mensen praten, komen we nog al eens vreemde dingen tegen. In de kerk, onder de preek, zijn alle mensen het wel met ons eens; soms zijn die het minst horen, het meest met ons eens, als we tenminste letten op hun regelmatig toestemmend gebaar, maar bij het privé- bezoek is dat wel eens anders. Een enkele keer krijgen we zelfs wel eens de indruk, dat het geestelijk leven

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1958 | | pagina 2