Voorlichting AL ONS DOEN De „onmogelijke" opdracht Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland MEDITATIE ZEEUWSE KERKBODE VEERTIENDE jaargang No. 6 Berichten en opgaven Predikbeur ten tot Dinsdagsmorgens te zenden aan de drukkers Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg. Hoofdredacteur: Dr C. Stam, Westwal 2, Goes, Telefoon 2563. Redacteuren: Ds A. Koning, Ds. H. Pestman, Ds Y. J. Tiemersma, Drs A. Verschoor Drukkers: Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280 VRIJDAG 8 AUGUSTUS 1958 Abonnementsprijs: ƒ3,per half jaar (bij vooruitbetaling). Afzonderlijke nummers 12 cent. Advertentiën 12 cent per mm. Het Kerkblad van de Geref. kerken in N. Brabant en Limburg doet onze Zeeuwse Kerkbode de eer aan te ver wijzen naar het pas verschenen artikel over verantwoorde voorlichting. Dit ge beurt dan onder gelijktijdige verwijzing naar „Het Beste" uit Readers Digest, waarvan maar liefst 20 miljoen exem plaren in 13 talen worden verspreid. Met onze Zeeuwse Kerkbode hebben we dit getal nog niet helemaal bereikt! Iets, wat we gemeen hebben met alle kerk bodes en kerkelijke bladen in Nederland. Ik vermoed zelfs, dat de direkties van allerlei dagbladen bij het lezen van dit getal ook „likkebaarden" Nu gaat de hoofdredakteur van het bovengenoemd kerkblad op het begrip „voorlichting" in, en geeft onder een geciteerd grapje toch het een en ander hierover ten beste. Ik wil daar graag een paar kanttekeningen bij maken. Maar het is nodig, dat eerst onze lezers de kans krijgen, om het gehele artikel te lezen. Daarom volgt eerst een letterlijk citaat uit het kerkblad van N. Brabant en Limburg: „Deze week kwamen mij twee op merkingen over voorlichting onder de ogen. Twee zeer verschillende uitspra ken in twee zeer verschillende bladen. In de Zeeuwse Kerkbode, spreekbuis van 57 gemeenten, vraagt Dr. C. Stam, naar aanleiding van de maatregelen door de minister van defensie met be trekking tot „Op den Uitkijk" (arti kel ds. O. Jager) „is onze voorlich ting werkelijk verantwoord?" In Het Beste uit Readers Digest (20 miljoen exemplaren in 13 talen), las ik het volgende grapje: een redak- teur van een groot dagblad kreeg eens een telefoontje door van een dame, die vroeg: „Kunt u mij ook zeggen wat dat voor een vogel is, die hier voor mijn huis zit?" Zonder een ogenblik te aarzelen antwoordde de redakteur: een spreeuw, mevrouw". De dame be dankte hem vriendelijk en hing op. Tot zover dit grapje, waarin een grote wijsheid schuilt. Als u mij op de man af vraagt, of ik groter waarde hecht aan de Zeeuwse Kerkbode, al is hij niet groot onder de Kerkbodes van Nederland, dan aan Het Beste uit Readers Digest, dan zeg ik ja. Al meen ik, dat de invloed van het Ame rikaanse maandblad groter is dan het Weekblad van de Gereformeerde Ker ken in Zeeland. Dr. Stam schreef een rustig artikel van zijn vakantieoord uit over het ver bieden van „Op den Uitkijk" door de defensieleiding. Hij neemt het niet op voor ds. Okke Jager, integendeel, maar hij verbindt aan zijn opmerkingen de vraag of zulke voorlichting als soms in het algemeen gegeven wordt, wel juiste voorlichting is. Ds. Okke Jager heeft dan, begrijpen wij het stuk van dr. Stam goed, niet goed voorgelicht. Ik ga nu niet in op de vraag pro of contra ds. Okke Jager. Deze zaak heeft ds. Van Boeijen in dit kerkblad aan gesneden en hij zal deze wel afmaken ook, veronderstel ik. Maar ik wil het over de voorlichting hebben, ook in de christelijke pers. Over de voorlichting op het gebied van problemen, die ons nauw raken. Bij die dingen zijn ook vragen, welke ds. Okke Jager heeft opgeworpen. En dan ben ik het vol komen met dr. Stam eens, dat werke lijk de vraag gesteld kan worden: is onze voorlichting verantwoord Ik vermoed, dat dr. Stam met die „voor lichting" die bedoeld, zoals deze door ds. Okke Jager wordt gegeven. Ik echter stel de vraag in het algemeen. En als ik die vraag stel moet ik den ken aan het antwoord van die kranten- redakteur aan die mevrouw, die wilde weten welk vogeltje voor haar deur zat, Het antwoord was er direkt: „een spreeuw mevrouw". En de mevrouw bedankte hem vriendelijk en hing op. Terugkomende op het konstateren, dat een Zeeuwse Kerkbode wellicht beter is dan 20 miljoen exemplaren Readers Digest, wil ik beginnen om dit konstateren te rechtvaardigen. In de Zeeuwse Kerkbode en in vele an dere kerkboden en in christelijke week bladen lees ik van God en Zijn ge boden en lees ik overdenkingen en be spiegelingen, die mij vertellen van het éne nodige, die mij steeds weer her inneren aan de wederkomst van Jezus Christus. In Readers Digest lees ik aanhou dend een groot reklameverhaal voor de Amerikaanse geest, welke zich op zeer vlotte en moderne wijze uit en als allernieuwste wijsheid oplossingen aan de hand doet, welke al eeuwen geleden opgelost zijn. Geen oude wijn in nieuwe vaten, was het maar waar. Maar zoals sommige mensen vlug een kopje poederkoffie maken, zo maakt dit blad vlug een glaasje poederwijn. Het grapje, dat ik citeerde is een typisch Readers Digest grapje. „Het is een spreeuw mevrouw" (weet die mevrouw veelen de mevrouw be dankt vriendelijk en hangt op. En nu weer de vraag: is ONZE voorlichting werkelijk verantwoord? Als die me vrouw ons opbelt, terwijl er een tijger voor haar deur staat en wij zeggen: dat is een Siameese kat mevrouw" lichten wij dan verantwoord voor Goed, die mevrouw weet niet, dat het een tijger is, ze heeft het dan ook over een soort grote kat. Doch moe ten we dan meteen maar antwoorden, zonder te komen kijken STELLIG WETEND, DAT MEVROUW NU WEL GERUSTGESTELD ZAL ZIJN? Ik ben van mening dat er nog wel eens hier en daar, ook door ons, spreeuwen-antwoorden worden gege ven, waarbij we dan weten, dat de lezers wel tevreden zullen zijn en rus tig zullen ophangen. Komt er dan een voorlichter, die mevrouw niet geruststelt met een spreeuw, maar naar het huis gaat en een lammergier voor de deur ziet zit ten en dat dan ook zegt, wat doen wij dan? Gaan we dan ook kijken, of zeg gen we in koor: oh, die maakt van een spreeuw een lammergierOnze tijd vraagt duidelijke antwoorden op die vragen, welke ons klaarblijkelijk benauwen. En als er bij die vragen of bij die antwoorden noodzakelijkerwijze ik pleit hier niet voor moedwillig heid of voor gebrek aan respekt aan het verleden geraakt wordt, dan moeten wij niet gaan zitten huilen om de tijd, toen het spreeuwenantwoord door ieder werd aanvaard. Voorlichten is moeilijk, laten druk ken wat men kwijt wil is makkelijk. Plotseling worden wij soms opge schrikt door toestanden in kerk, staat en maatschappij, waarvan wij toch werkelijk niet gedroomd hadden. Waarom? Omdat we op dat punt niet voldoende zijn voorgelicht. Omdat we al te vaak, als we nog eens de moed opbrachten iets te vragen, als antwoord kregen: „het is een spreeuw". Maar zouden we dankbaar de hoorn hebben opgehangen als het eens een leeuw was geweest? Tot zover het artikel. Een volgende week onze opmerkingen. C. St. „En al wat gij doet met woord of werk, doet het alles in den naam des Heren Jezus, God, den Vader, dankende door Hem." Col. 8:17. „Alles is mij geoorloofd." Wat een vrijheid! En dat staat in de Bijbel. Zelfs op meer dan één plaats. Maar daar staat wat bij. „Niet alles- is nuttig." „Niet alles bouwt op." Dat nuttige en dat opbouwende element is de maatstaf. Maar dan ligt het nog moeilijk. Want de één vindt dit nuttig en de ander weer wat anders. De één acht dit opbouwend, maar de ander weer totaal iets anders. Toch alles ge oorloofd wat nuttig is en wat opbouwt. Er staat echter meer in onze Bijbel, waardoor dit woord van de apostel aangevuld wordt, waarmee het opgeheven wordt vanuit het plat-menselijke vlak en op hoger niveau gebracht. Waar een antwoord gegeven wordt op wat werke lijke waarde heeft en wat wezenlijk opbouwt. Wat al ons doen heeft te beheersen en welk doel wij daarin hebben na te streven. Al ons doen met woord of daad heeft te zijn in de naam van de Here Jezus, God, den Vader, tot eer. Dit is de begrenzing vanalles ge oorloofd wat nuttig is en opbouwt. Wat in de naam van de Here Jezus gedaan wordt is nuttig en bouwt ook op. Wat in een andere naam verricht wordt, beantwoordt niet aan deze grondregel van ons christen-, van ons gelovige-zijn. En dan beperkt deze grondregel zich niet tot een bepaald terrein van ons leven. Alles wat wij ook doen met woord of daad, dat alles hebben wij te doen in de naam van de Here Jezus. Alles maken wij dan in ons leven Hem ondergeschikt. Want het moet aan ons gezien worden dat wij in Christus een Heer hebben. Nu gaan wij verstaan wat het be tekent alles te doen in de naam van de Here Jezus. Ieder mens streeft in zijn leven een doel na. En nu moet dat doel onderworpen zijn aan dat „Heer"-zijn van Jezus over al ons doen. Zijn gezag over ons is onbeperkt en kent geen grenzen van dit of dat terrein, waarin Hij het niet te zeggen heeft. Dit gezag strekt zich uit over al ons spreken en al ons doen, met woord of werk. Zijn voorbeeld zoe ken wij te volgen. Zijn naam en niet de onze uit te dragen in deze wereld, zo, dat wij in al onze woorden en werken naar Zijn bevel en in Zijn Geest handelen. Niet meer door ons eigen vlees en door de geest der wereld geleefd willen worden, maar vast besloten zijn voor Christus te leven. Niets in ons leven ga dan buiten Hem om. Zo mogen wij het tot onze troost weten Jezus' eigendom te zijn. Hij heeft ons duur gekocht. Daarmee ontvangen wij alles uit Zijn volheid. Zo levend in Zijn gemeenschap, als de bron van al ons heil en al onze kracht, is daar ook dat danken van God, de Vader, door Christus. Die dank aan God is een gevolg en ligt besloten in ons alles doen in de naam van de Here Jezus. Zo alleen wordt God de eer gegeven. In onze dank aan God is Jezus de Middelaar. Zo heeft ons leven in al ons doen, in en door de naam van de Here Jezus, één doel: de lof des Vaders, uit Wien en door Wien en tot Wien alle dingen zijn. Geersdijk. H. L. v. ALLER. Wij schreven een vorig maal iets over de „ergernissen", de valstrikken, die mensen voor mensen op schaamteloze wijze opstellen. De stroperij, waaraan men zich in alle kringen van ons men senleven schuldig maakt. We hoorden in Lukas 17 de Heiland daartegen waar schuwen. Hij sprak zijn véélzeggend woord over de „molensteen". Dat is een zwaar ding, als je daarmee de diepten van de zee wordt ingeslingerd. Erger dan dit is het ver-leiden van argelozen. Pas op UZELF! Maak U daaraan niet schuldig en wéés op Uw hoede! Want zó moet het NIET. Zo mag het niet! Hoe het dan wél moet? Dat wil de Here Jezus óók zeggen. Hij blijft met zijn onderwijs nooit in het negatieve hangen. Hij zegt niet alleen hoe het niét moet. Maar Hij wil ons ook positief de weg wijzen. Hij leert ons ook hoe het wél moet. Het moet zó: inplaats van de loper voor de zonde uit te leggen, door ande ren tot zonde te verleiden, moeten wij veel liever bij ons zelf en bij anderen de zonde bestrijdenWij moeten ons niet, omdat wij eenmaal in een corrupte wereld leven, met dat bederf laten mee slepen, ons in de maalstroom van de on gerechtigheid laten meezuigen. Neen wij moeten tegen de stroom op! De on gerechtigheid, de onwaarachtigheid, de onoprechtheid, de liefdeloosheid moeten in ons niet een vriend, maar een vijand aantreffen. Wie voor een ander een kuil graaft, een strik spant, een struikelblok hem voor de voeten gooit, „ergernis" geeft, die bevordert het kwaad, in plaats dat hij het tegenstaat met alle kracht die in hem is. En dat laatste toch is de opdracht van de christen in de samenleving, waar ook. In héél de samenleving. In het huwelijk, in het gezin, in de school, op het bedrijf, de fabriek, het kantoor, de winkel, de vriendenkring, in het verenigingsleven, in de organisatie, in de staat, in de kerk. Overal en allerwege heeft de christen de taak om op, te roeien tegen de corruptie, die heel het leven bedreigt en bederft. Dat is wat anders dan door het span nen van valstrikken het mensenleven on veilig maken. Dat is wat anders dan de

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1958 | | pagina 1