Het veel besproken onderwerp Hier is VLAANDEREN „Ergernissen" \i-.hn i ii-a'di. jaargang x". Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland X k|j"a(' 1 Al l'1MIS 1 '-|S ZEEUWSE KERKBODE Berichten en opgaven Predikbeur- Hoofdredacteur: Dr C. Stam, Westwal 2, Goes, Telefoon 2563. Abonnementsprijs: ƒ3,per half- ten tot Dinsdagsmorgens te zenden Redacteuren: Ds A. Koning, Ds. H. Pestman, Ds Y. J. Tiemersma, Drs A. Verschoor jaar (bij vooruitbetaling). aan de drukkers Littooij Olthoff, Afzonderlijke nummers 12 cent. Spanjaardstraat 47, Middelburg. Drukkers: Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280 Advertentiën 12 cent per mm, In kerkelijk Nederland behoeft U toch heus niet te raden, wat het veelbesproken onderwerp is. Tot heden was dit altijd de preek. Er zit veel goeds in, dat hierover het gesprek gaat. Bewijs, dat de verkondi ging nog veel belangstelling trekt. Ook al gaat het gesprek de kritische kant uit, dan kan. men toch nog zeggener is een zekere neiging om van gedachte te wis selen over de bediening van het evangelie. Er is vaak een wirwar van meningen. Misschien hebben de dominees daar zelf ook wel schuld aan. Men krijgt soms de indruk, dat in de dominees-wereld van vandaag groter onderscheid is als het gaat over de wijze, waarop het Woord moet gebracht worden, dan een generatie geleden. Het ging er toen om, dat de gemeente uit de Bijbel iets meer zou gaan zien van de grote werken Gods. Een uitlegkundige „vondst" was voor de prediker zelf een vreugde. En hij be ijverde zich. om de gemeente deelgenoot te maken. Want, de Kerk moest leren: er zit in onze Bijbel nog véél meer, dan wij dachten. Zo werd ook het Schrift onderzoek bevorderd, en het gesprek over het geopenbaarde in de hand gewerkt. Tegenwoordig schijnt het zó te zijn. dat voor sommigen het pikante „zeggen" groter waarde kreeg dan het exegetisch „graven". Men blijft dan als regel in de sfeer van bekende Bijbelplaatsen. Voor de radio is daarvan ook wel iets te merken. Het is dan een weldaad, wan neer een of ander spreker, door een be paald Bijbelgedeelte verrast, het gehoor in de vreugde van die ontdekking laat delen. Dit is, althans voor hen, die de Bijbel graag rijker en duidelijker zien worden, een verkwikking, die al te spaar- zamelijk wordt bereid. Zou er dan minder gestudeerd worden dan voorheen? Een moeilijk te beant woorden vraag. Men kan ook al te gemakkelijk toe geven aan de praktijk. „Zorg vooral, dat wij het begrijpen." Persoonlijk kom ik weinig onder de indruk van een dergelijke opmerking. Zijn dan de gereformeerden bezig om „achterlijk" te worden? Als je terug denkt aan de hunkering bij een ouder geslacht, dat met véél minder opleiding, zat te verlangen naar het opengaan van de Bijbel, zijn wij dan in onze tijd ten opzichte van die generatie kinderlijk ge bleven? Ik geloof er niets..van. Allerlei lektuur wordt onder ons ge lezen. Somsrijp en groen. Hoevéél tijd van ons leven gaat heen aan belangstel ling voor de Bijbel? Als hier een gebrek- ligt. dan moet de dienst des Woords niet gaan afdalen, of alleen, om kontakt te leggen, maar dan de gemeente mee nemen naar de hoogten van Gods ontfer ming, en uitzichten openen op heerlijke vertenJuist dan is het hoog tijd, dat de schare van predikanten zich als „del- vers" gedragen. Want de gemeente zal alléén bewogen worden door wat uit het Woord als „een gegeven van God" tot haar komt. Hoe vaak mag een kerkeraad of ge- Het hele leven is er vol van. Waarom zou het kerkelijk leven daar een uitzon dering op maken? Onze samenleving is nu eenmaal een door de zonde corrupte gemeenschap. Zodat er overal ergernis sen zijn. Soms zijn het kleinigheden. Maar het gebeurt ook wel dat er van een „schan daal" gesproken wordt. Nu wordt een schandaal in de regel ook uit een „kleinigheid" geboren. Als meente dan van de predikant vergen, dat hij weer met een nieuwe stof komt Deze vraag wordt in kleine gemeenten nog al gemakkelijk opgelost. De Zondag roepten dan verwachten wij twee preken. Hier ligt, niet alléén voor jonge predikanten, veel worsteling. Het best zijn zij er aan toe, die van te voren een plan weten op te stellen. Een hoofdstuk, een brief, een gedeelte uit de geschiede nis van de openbaring, voor enige tijd als onderwerp van de prediking houden. Wanneer hier dan goed op gestudeerd wordt, ontvangt de gemeente in de pre diking iets stichtelijks. Dan verrast de verscheidenheid van onderwerpen, die in kort bestek in de Bijbel aan de orde ko men. En het gezag van de Bijbel spreekt dan in de prediking belangrijk mee. Tegenwoordig past men ook „het rui len" toe. Daaraan kan iedere predikant behoefte hebben. Het kan zijn groot nut hebben, om na een tijd van inspannnde bewerking van de Schrift, een enkele week tot rust te mogen komen. Nu las ik uit een grote gemeente, dat liet daar mogelijk is, om één enkele mor- genpreek vijf maal achtereen te houden in verschillende kerken. Argumentenmeer tijd beschikbaar voor de praktijk.... Ik zou zeggen: te véél tijd voor de praktijk, mogelijk iets te weinig voor de studie. Waarom zou men in een grote gemeente geen genoeg zame tijd kunnen vrijmaken voor bezin ning op de prediking? Veel „stemmen uit de praktijk" kunnen rustig wachten, en de dominee kan met een gerust ge weten studeren. Niet alles is belangrijk, wat men een dominee zeggen moet. Ook niet in een grote gemeente. Het wil mij voorkomen, dat men zich ook moet wachten voor een herhaling, die geestelijk evenzeer afmat. Mogelijk nog meer, dan het zich verdiepen in een nieuwe preekstudie. Een enkele herhaling van dezelfde stof kan in een gemeente met een paar kerk gebouwen wel gewenst zijn. Maar, wan neer een hele plaats dóór, in meerdere kerkgebouwen, dezelfde geestelijke spijs moet worden voorgezet, dan zou ik er voor pleiten minder herhalingsoefenin gen. De tekst moet naar de kansel drijven, zo heeft eens de bekende Ds van Andel geschreven. Men kan zich afvragen, of diezelfde tekst dat zoveel weken achter elkaar blijft doen. Is dat niet het geval, dan moeten wij elkaar adviserenophou den er mee. Ook de vergemakkelijking van de kanselarbeid heeft grenzen. Een voort durend Schriftonderzoek levert zoveel op. Een prediker voelt het op hem aan komen. Mits.... hij spade en houweel niet alleen heeft leren hanteren, maar er geregeld mee op uitgaat, om op zijn ge bied het vereiste voorwerk te doen. Daar is héél de gemeente mee gebaat, zelfs al zou een broeder of zuster de vergaderde klachten een paar dagen langer bij zich moeten houden. Het belang van de be diening des Woords mag en moet daarbij vóórgaanC. St. we het .schandaal" terugleiden tot zijn eerste oorzaak, dan komen we bij een „kleinigheid" uit. En daar, in die vaak onnozele oorzaak ligt juist de „ergernis". Zo kan een „verwijdering" tussen twee echtgenoten op een echtscheiding uitlo pen. Het is juist dat kleine onderdeel in heel dat grote apparaat van het vogel- vangersnet, dat het net voor de vogels zo gevaarlijk maakt. Dat kleine palletje, dat doet het hem. Dat noemt men in het Grieks „skah- dalon", waarvan ons woord schandaal is afgeleid, dat kleine „opspringende" ding. Verder is het apparaat ongevaarlijk. Om een ons meer vertrouwd voorwerp te noemen: een muizenval, geen muisje heeft er enig kwaad van te duchten, zo lang het rondom het stukje spek blijft rondlopen zónder het aan te raken. Maar o wee, wanneer het zich verstout er van te eten, clan verspringt daar „iets" en de begeerte is het dier noodlottig geworden. Dat „iets" was het niet-vermoede skan- dalon: de ergernis! Een ergernis is dus voor de mens wat het vogelvangersnet is voor de vogels en de muizenval voor de muis en de rattenklem voor de rat. En dan zit het hem telkens in dat kleine gevaarlijke onderdeel, dat zich in >:ulk een apparaat bevindt, waar het ar geloze beest niet op verdacht is. Het is er om zo te zeggen letterlijk „in gelopen". Zo „lopen" ook de argeloze mensen en de argeloze christenen „erin". En. men laat hen „er inlopen". Dat is de ergernis, het schandaal. Daarvan heeft de Here Jezus gezegd, dat het „niet anders kan". Lukas 17. Het is onmogelijk in een zondige wereld dat er géén ergernissen komen. Dat er valstrikken worden uitgezet, voetangels en klemmen het is niet anders te ver wachten. En dat er vele argeloze lieden zijn, die daarin trappen geen wonder! Zó corrupt is de menselijke samenleving nu eenmaal. De mensen zijn onbetrouzo- baar. En ze sparen elkaar niet. Op listige wijze trachten ze elkaar te „strikken", zoals een stroper tegen de avond de strik uitzet voor het argeloze haasje, dat de greppel overspringt. Dat is onder mensen een dagelijks be drijf. Het gebeurt op fabrieken en werk plaatsen en kantoren, het gebeurt bij particuliere en overheidsinstellingen. Het gebeurt bij het leger en bij christelijke inrichtingen van barmhartigheid, het ge beurt in kringen van kunst en weten schap, het gebeurt in scholen en kerken en secten. Mensenjacht van mensen op mensen, zonder schroom. „Ergernissen" in huwelijken en ge zinnen, onder „vrienden en verwanten". De corruptie is overal. De liefdeloos heid en de ontrouw houden nergens halt en geen terrein is er veilig. Voetangels en klemmen clat is het territorium waarop ons leven ook het christelijk leven zich afspeelt. Maar de Heiland doet méér dan al leen de situatie tekenen. Hij wijst ook de verantwoordelijkheid van de mens aan. Het kan niet zijn dat ze niét komen, maar „wee de mens door wie ze komen", de ergernissen namelijk. Het zou voor die mens „beter zijn clat een molensteen om zijn hals was gedaan en hij in de zee was geworpen", clan clat hij één van die argelozen in zijn valstrik verstrikt had. De stroper blijft een stroper een wetteloze! ook al heeft hij met zijn stroperspraktijken succes. Hij kan niet zeggen, niemand heeft me gezien en zo lang niemand me gezien heeft ga ik vrij uit. Hij gaat niet vrij uit. Hij leeft zó gevaarlijk en laadt een zó grote schuld op zich als het om het verleiden van argeloze mensen gaat clat de molen steen om zijn hals, vóórdat hij zijn stro perspraktijken begon, voor hem beter zou zijn geweest. Zó zegt Jezus. Met andere woorden, cle corrupte si tuatie verontschuldigt ons niet. Maar wij zullen ieder onze eigen vcrantzvoordclijk- lieid dragen voor alles wat wij onder nemen en niet ondernemen, voor ons spreken en zwijgen, voor1 ons doen en laten, voor ons oordelen en veroordelen, voor heel ons optreden. Wij ontkomen aan die verantwoordelijkheid niet. Te meer niet, omdat onze verantwoordelijk heid altijd een mede-verantwoordelijk heid is ten opzichte van anderen. Ande ren hóren ons spreken, anderen zién ons handelen. Ze laten zich daardoor leiden of worden er door afgestoten. Ze laten zich et* door inpalmen, ze volgen ons voorbeeld, ze spreken of weerspreken ons oordeel. Het ene woord lokt het an dere uit, de éne daad geeft de stoot tot een bepaalde reactie, soms tot een hele keten van reacties, een ketting-reactie, zou men ook kunnen zeggen. Of we hooggeplaatst zijn of niet, doet niet ter zake. Allen hebben wij verantwoordelijk heid. En de Heer van alle leven zal ons aan onze verantwoordelijkheid houden. Het woord over cle molensteen wordt tot ieder van ons gesproken. We kunnen en mogen maar niet zeggen wat we willen, of doen wat we willen, of geloven wie we willen of oordelen zo wij willen. Want we zouden in ons spreken en han delen, in ons oordelen en veroordelen vaak lichtelijk en onverhoord een valstrik kunnen zijn voor anderen. „Ziet toe op UZELF!", zegt Jezus. Dat is altijd de grote kunst om het woord van God voor ONSZELF te ho ren. Het voor anderen te horen is ge makkelijk genoeg. Maar het voor onszelf te horen en de consequenties daaruit te trekken. Het op onszèlf toe te passen en het in ons leven in praktijk te brengen, dat is wat anders. „Ziet toe op UZELF." Dat ge anderen niet laat struikelen, dat ge geen stroper wordt in Gods wijngaard, dat ge Uw verantwoordelijkheid kent en ziet voor de velen, die in Uw spreken of doen zullen na-volgen. Zijn Uw motieven wel eerlijk, is Uw handel en wandel oprecht voor den Here, is Uw woord wel vol gerechtigheid, waarheid en liefde? Is Uw oordeel wel aan Gods Woord en wet getoetst? Let op Uzelf! En denk aan de „mo lensteen" om Uzv hals? Want ge zult héél Uw leven en héél Uw optreden nog moeten verantwoorden voor GOD, die rechtvaardig oordeelt en die de persoon niet aanziet, maar het hart. A. V. Ja, „hiér is Vlaanderen", dat dacht ik, toen ik gisteravond met mijn vrouw mocht aanzitten aan 'n bruiloftsdis en genoot van de gepaste vreugde, die daar heerste. Vlak vóór mijn vacantie had ik o.m. nog vier huwelijken te bevestigen en één daarvan bracht dan cle dis mee, waarvan ik sprak en waarover ik iets zeggen wilde. Echter, eerst nog iets anders. Ik heb namelijk bij deze vier huwe lijksbevestigingen voor 't eerst het nieu we Formulier gebruikt, dat door de Ge nerale Synode van Assen is vastgesteld, waardoor ik in de gelegenheid was de „kracht" van dit nieuwe Formulier aan de praktijk te toetsen. En, ik moet zeggen, het heeft mij wel voldaan. Natuurlijk, ieder kan iets dergelijks nu eenmaal niet zó krijgen als hij per soonlijk het wensen zou. Zo had ook ik bepaalde dingen daarin nog wel anders gewild, waarvoor ik op de Generale Sy node dan ook gepleit heb, maar als ge heel acht ik het toch geslaagd en in elk geval beter dan wat wij haclclen. Wel ben ik van oordeel, dat het niet gemakkelijk is te lezen en heb ik stylis- tisch enkele bezwaren, doch clat neemt niet weg, dat wij, naar mijn mening, dankbaar kunnen zijn voor dit Formulier. Zo acht ik het beslist een verbetering, dat bruid en bruidegom nu voortaan op één en dezelfde vraag hun „ja" hebben te antwoorden en vind ik met name het gebed, dat voor 't bruidspaar wordt op gezonden, heel mooi. De liturg moet dit Formulier beslist

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1958 | | pagina 1