Onze voorlichting
ONZE MOND....
Het „éne nodige"
Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland
MEDITATIE
ZEEUWSE KERKBODE
VEERTIENDE jaargang No. 4
Berichten en opgaven Predikbeur
ten tot Dinsdagsmorgens te zenden
aan de drukkers Littooij Olthoff,
Spanjaardstraat 47, Middelburg.
Hoofdredacteur: Dr C. Stam, Westwal 2, Goes, Telefoon 2563.
Redacteuren: Ds A. Koning, Ds. H. Pestman, Ds Y. J. Tiemersma, Drs A. Verschoor
Drukkers: Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280
VRIJDAG 25 JULI 1958
Abonnementsprijs3,per half
jaar (bij vooruitbetaling).
Afzonderlijke nummers 12 cent.
Advertentiën 12 cent per mm.
De berichten over het verbieden van
„Op den Uitkijk" hebben ons verrast.
Men kan zeggen: dit raakt de schrijver
van het gewraakte artikel, en de redaktie
van het blad, maar verder staat ieder
er buiten.
Ik ben zo vrij hierover anders te den
ken. Wanneer een gereformeerd predi
kant zorgt voor voorlichting, en de leger
leiding haalt dat blad dan van de lees
tafels weg, dan mogen wij toch wel eens
vragenwat heeft Drs O. Jager er dan
van gemaakt?
In Trouw werd er iets over bekend
gemaakt, de Telegraaf had er blijkbaar
een of ander onderhoud over met Drs
Jager zelf.
Op de plaats, waar ik dit schrijf, is
het mij niet mogelijk, om alle materiaal
te raadplegen. Maar, er is wel genoeg
voorhanden om daarbij enkele opmerkin
gen te maken.
Het is een bekend feit, dat er in Ne
derland altijd zwaar gezeurd wordt als
het over de militaire dienst gaat. Een
tijd geleden heeft Trouw ons ook eens
een aantal stemmen uit de praktijk laten
horen. Dan is het een uitzondering wan
neer iemand nog een opgewekte toon
laat horen.
Inderdaad, de Nederlander heeft niet
veel aanleg voor beroepsmilitair. Des te
meer begrijpt ik, dat van de zijde van
het leger gepaste reklame wordt gemaakt.
Ieder kent de borden op de stations
zorg, dat je er bij komt. Het schijnt,
dat in het gewraakte artikel deze borden
ook ter sprake zijn gekomen op een af
keurende manier. Waarom?
Verkade roept ook meisjes op voor de
fabriekenZou het daar allemaal zo „op
bouwend" zijn voor het jongere geslacht?
Is het juist, dat wij het leger tegenwer
ken, wanneer men probeert een vaste
kern te vormen
Die moet er zijn bij de staf, maar ook
bij het technisch personeel, vooral bij de
marine. Verschillende jongelui heb ik ge
kend, die er toe overgingen. Sommigen
slaagden, anderen niet. Wat is nu het
„griezelige" van een geoorloofde propa
ganda voor de militaire dienst
Tenzij men hoopt, dat er geen leger
bijeen te brengen is. Maar, daar wil ik
niet eens over denken.
Elke mogelijkheid van een bepaald
„pacifisme" wil ik terstond terug drin
gen. Maar dan komt het mij voor, dat
men voorzichtig moet zijn om in te ha
ken bij de inderdaad bestaande neiging
om op het leger af te gaan.
Iemand kan mij toevoegen; zelf niet
in dienst geweest, natuurlijk. Dat heb ik
met de andere predikanten gemeen. Ove
rigens „leverde" ik drie zonen voor het
leger, zodoende hoorde ik ook wel eens
wat. Men hoeft mij niet „groener" te
bekijken dan een jongere predikant, die
alles moet hebben van overlevering van
anderen.
De herhalingsoefeningen zijn vast niet
prettig. Uit een technisch oogpunt zullen
ze nodig zijn. En, wat het optreden van
het kader betreft, de opmerkingen, hier
over gemaakt, dat dronken lieden de troep
drillen en uitvloeken, dat kan in letter
lijke zin niet juist zijn. Tijdens de dienst
zal het gebruik van drank wel niet zijn
toegestaan. Wat buiten dienst gebeurt..,
dat mag men betreuren, maar men zal
het niet altijd kunnen voorkomen. Daar
zijn bij het kader respektabele mannen,
daar zijn er helaas ook van ander gehalte.
Over het algemeen tracht men een goede
korpsgeest te kweken, zeker ook bij de
marine.
Wie van de toestanden ter koopvaardij
het een en ander weet, zou mogelijk daar
over ook wel een klaagzang kunnen zin
gen.
Nu kan de schrijver zich wel verdedi
gen, zoals hij blijkbaar al deed, door te
zeggen: „ik heb in hoofdzaak geciteerd
„uit wat ik vond in de pers.'ook
door het spreken van een ander heen kan
ik uitspraken doen.
Het geeft toch te denken, als de leger
leiding zegt: van de tafel met dit blad.
Als dan een artikel van een geref. pre
dikant daartoe de direkte aanleiding is,
dan gaat er toch in Nederland heel. wat
veranderen. Of echter zulke verandering
ook verbetering is, is voorshands de
vraag.
Met een bewogen hart snel reageren,
heeft iets aantrekkelijks. Als men echter
gaat schrijven, moet men zich bewust
zijnweet ik er genoeg van, om hier op
in te gaan.
Vergeten wij niet: elk ogenblik komt
een stel van onze jongeren onder de wa
penen. Zij hebben van te voren rekruten-
dagen, waarbij de nodige voorlichting
wordt gegeven. Zij gaan wel anders de
dienst in dan vroeger.
Is het nu juist, dat wij door geschrijf
als 't ware een voorstelling gevenhij,
die de dienst moet binnentreên, laat alle
hope varenNog afgedacht van
bepaalde uitdrukkingen, die de legerlei
ding als beledigend heeft opgevat.
Aan de ene kant wordt aan onze ker
ken gevraagdgeef ons zoveel mogelijk
legerpredikanten. Aan de andere kant
gaan wij dan artikelen uitgeven, waarvan
de legerleiding zegt: dit kan niet dooi
de beugel. Hoezeer ik erken, dat op een
bepaald ogenblik kritiek geboden is, ik
kan dit voor onze gereformeerde kring
niet eervol vinden. Er schort wat aan
onze voorlichting, wanneer wij zo te
werk gaan.
Geheel op zichzelf staat dit geval "iet.
Nog niet zo lang geleden bleek dezelfde
schrijver het overheidsprobleem onder
handen te nemen, zonder dat men kon
zeggen: dat is nu voorlichting, die ons
verder brengt. Wanneer wij nu op het
gebied van het leger iets dergelijks on
dervinden, dan kan men met weemoed
terugdenken aan het verleden, toen ons
volk van zijn leidslieden geleerd heeft:
de kwestie overheid en onderdaan, de
roeping van de overheid, het gezag en
de verantwoordelijkheid van de overheid,
enz. Tegenwoordig loopt je wel eens een
rilling over de rug, temeer, als zelfs bij
onvoldoende voorlichting gezegd wordt
enig hé
Nu, ik vind de thans aanhangige kwes
tie helemaal niet „enig", of verheffend.
En ik meen, dat het juist is, dat wij in
de kerkelijke pers elkaar waarschuwen,
waarschuwen. Dan is het ook niet erg,
dat wij eens naar elkaar luisteren, en ons
afvragenwat doen wij Gaan wij „in
overeenstemming met", en „in gemeen
schap met" het gevoelen van ons voorge
slacht verder, of willen wij iets anders
bouwen? Belasten wij onze jongeren, die
straks moeten dienen, of helpen wij hen?
Bovendien: staan wij inzake het over-
heidsvraagstuk, als naar Schrift en be
lijdenis van ons mag worden verwacht
Ik heb me wel eens laten vertellen:
als bij Rome een boek op de index komt,
zijn de verkopers blij. Want dan vliegen
de exemplaren weg
Het zou in dit geval ook zo kunnen
zijn. Daar wordt de zaak echter niet an
ders door, en daar was het ons om te
doen. Is onze voorlichting werkelijk ver
antwoord C. St.
Geen liederlijk zvoord kome uit uzv mond, maar
als gij een goed (zvoord) hebt, tot opbouw, waar
dit nuttig is, opdat zij, die het horen, genade ont
vangenEfeze J/.: 29.
Wat zit het menselijk lichaam prachtig in elkaarHet is zo ge
bouwd, dat het naar binnen én naar buiten kan leven. Laten wij ons
hoofd alleen eens beschouwen. Aan ons hoofd zitten onze oren, onze
neus, onze ogen en onze mond. Als wij die nu indelen, krijgen wij
het volgendeonze oren en onze neus werken naar binnen, voeden
ons van binnen, onze ogen en onze mond werken ook naar binnen,
maar in de ontmoeting met onze medemensen werken ze naar buiten,
voeden ze anderen.
Iemand, die ons ontmoet, kijkt het eerst naar onze ogen en naar
onze mond. Want wat heeft hij uit onze mond te wachten?
Daarom is onze mond zo'n uiterst gevaarlijk ietsomdat hij gericht
is op onze medemens. Wij kunnen met onze mond meer doen dan
met heel ons lichaam. Wij kunnen met onze mond iemand oprapen,
en wij kunnen er ook iemand mee in de meest vieze „blubber" stampen.
Wij kunnen, zegt Paulus, er liederlijke dingen uit laten stromen,
dat wil zeggenrotte, oude, versleten woorden, en wij kunnen er ook
iemand mee opbouwen, wij kunnen er ook een stroom genade uit laten
stromen over onze medemens. Wij kunnen dus heel wat met onze
mondHeel wat meer dan wij ons vaak realiseren.
Maar wat doen wij er mee? Wat voor woorden laten wij er uit
rollen
Moeten wij er ons niet vaak op betrappen, datwij dikwijls oude
en versleten woorden zeggen Wat zeggen onze woorden soms Wat
bepraten we op onze bezoeken en visites? Vaak oude en versleten
woorden: na twee uur praten hebben we nog niks nieuws gezegd
dat het „slecht" weer is, wisten we toch al; en dat die buurvrouw zo
tobt, was ook allang bekend. Waarom herhalen we dat urenlang Het
is al zo oud en versleten
„Om nog maar te zwijgen van rotte woorden. Dat kan ook. Wij
griezelen er van als men een president met rotte appels en rotte to
maten bekogelt, maar wij vergeten, dat rotte woorden nog veel vuiler
zijn. Dat roddelpraatje over die man-van-drie-huizen-verder bestaat
uit woorden viezer dan kilo's rotte appels.
Daar kan wat uit een mond komen. Het kan stinken in onze mond.
En daar helpt geen bepaald merk tandpasta tegen; omdat die stank
uit ons hart komt.
Maar het kan ook heel anders. Er zijn ook goede woorden, zegt
Paulus. Wij moeten dus meer goed op onze woordkeus letten! Wij
moeten maar veel doen aan „christelijke letterkunde" en „christelijke
spraakoefeningen". Omdat wij met onze mond ook iemand op kunnen
bouwen. Dat is zo'n mooi werk. Gebogen mensen te zien oprijzen
geknakte mensen weer steviger zien worden.
Of dat zij, die het horen, genade ontvangen. Wij kunnen dus met
onze mond de genade uitstrooien.
De boeren hebben weer kunstmest gezaaiden dank zij de kunstmest
staan de vruchten schitterend. Als wij nu eens wat genade gingen
zaaien om onze medemensen: wat zullen ze dan opknappen. Goede
woorden zaaien.
Dat gaan we doen. Waarom ook niet? We kunnen onze mond toch
beter goed dan slecht gebruiken?
En er is niets mooier dan genade gieten.
Zonnemaire. P. MELSE.
In alle drukte van ons overbezette le
ven vergeten wij zo licht dat er eigen
lijk maar één dringende aangelegenheid
ishet éne nodige
Dat kan een dooddoener zijn en het
IS een dooddoener, als wij een uitgeblust
geloof hebben, dat geen hoop kent.
Maar het is vast en zeker geen dood
doener, wanneer er een levend verlangen
is naar meer geestelijke concentratie.
Ons leven is zo uit elkaar geslagen
door diverse belangen en uiteenlopende
eisen die aan ons gesteld worden. Ieder
een doet een beroep op ons en iedereen
trekt ons aan de jas. Het leven is zo
gecompliceerd, zo veel vergend, zo inge
wikkeld, dat wij door de bomen het bos
niet meer zien, de eenheid des levens
raakte zoek.
Er is een groot gebrek aan geestelijke
concentratie.
Het „één ding doe ik" van Paulus
kennen we niet meer.
Het „éne nodige" staat niet meer in
het centrum van onze aandacht.
Wat dat éne nodige dan is?
Die ene dringende aangelegenheid, dat
brandpunt van geloof en liefde en hoop,
herkennen we in het gebed dat ons door
Gods Geest geleerd wordt„KOM
HERE JEZUS!"
We lezen daarvan op de laatste blad
zijde van de bijbel. We lezen daar ook,
dat de tijd dringt. De tijd is nabij
Er is dan ook geen tijd te verliezen.
Dingen die op zichzelf niet verkeerd zijn,
die wellicht wenselijk zijn, plezierig en
aangenaam, moeten wijken voor DIT ene
nodige: de KOMST van onze HERE
JEZUS CHRISTUS.
Daarom moet het Woord van God met
dringende ernst gepredikt worden. God
heeft Zijn engel gezonden om dit in de
gemeenten te betuigen, dit, wat in de
geestelijke nalatenschap van de Heiland
in het NIEUWE testament dat door Zijn
apostelen tot ons kwam, ons geschonken
is.
Verzegel de woorden van de profetie
van dit boek niet, lezen we.
Dat zou het ergste zijn wat gebeuren
kon, dat men zeizet de boeken van het
nieuwe testament maar goed verzegeld
weg, in de archieven. Bewaar en bewaak
deze kostbare documenten goed, leg ze
goed weg, berg ze zorgvuldig op. Dat