Voorbede of Voorbeeld Anti-Papisme JAARVERSLAG V.U. Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland VRIJDAG 4 JULI 1958 MEDITATIE ZEEUWSE KERKBODE VEERTIENDE jaargang No. 1 Berichten en opgaven Predikbeur ten tot Dinsdagsmorgens te zenden aan de drukkers Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg. Hoofdredacteur: Dr C. Stam, Westwal 2, Goes, Telefoon 2563. Redacteuren: Ds D. J. Couvée, Ds A. Koning, Ds Y. J. Tiemersma, Drs A. Verschoor. Drukkers: Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280 Abonnementsprijs3,per half jaar (bij vooruitbetaling). Afzonderlijke nummers 12 cent. Advertentiën 12 cent per mm. Dit lijkt op 't eerste gezicht een won derlijke samenvoeging van een paar woorden. Over voorbede kunnen wij nog wel een paar goede dingen zeggen. Daar aan ontlenen wij een bepaald gevoel van veiligheid. Maar.... voorbeeld, brengt ons dat in het geestelijk leven niet in een bepaalde sfeer? Het doet ons een beetje rooms of vrijzinnig aan, een voorbeeld ter navolging. Toch mag het onze aandacht niet ont gaan, dat Paulus de gemeente van Thes- salonica prijst, omdat zij navolgers zijn geworden van de gemeenten Gods in Christus Jezus, die in Judéa zijn. In dit navolgen ligt dan opgesloten, dat zij die gemeenten in Judea tot een voorbeeld hadden. Ook op andere plaatsen werkt Paulus met het begrip voorbeeld. Hij doet dat echter niet in deze zin, dat het voorbeeld op zichzelf staat. Een Kerk, die tot voorbeeld is, wordt open baar als een Kerk, die lééft uit de kracht van Christus. De genade heeft daarin overwonnen. Het „voorbeeldige" is: het leven uit Hem, Die door Zijn bloed de Kerk heeft gekocht. Op die manier is het gebruik van het woordvoorbeeld, ten volle verantwoord. Wat willen wij nu bekijken bij de sa menvoeging van de woordenvoorbede of voorbeeld? Er leeft een sterke neiging, om aan de voorbede een grote waarde toe te ken nen. U beroept zich dan héél gauw op het woord van 1 Joh. 2: 1: „als iemand „gezondigd heeft, wij hebben een voor spraak bij de Vader, Jezus Christus, „de rechtvaardige". Verder denkt U aan het vermaan in de brief van Jakobus, dat zij, die b.v. ziek zijn, de ouderlingen der gemeente zullen roepen, opdat zij de voorbede voor de getroffene doen. Wie durft iets kwaads zeggen van de voorbede? Het staat zonder meer voor ons vast, dat in de voorbede, met name van Christus in de hemel, de kracht voor ons behoud ligt. Toch kunt U bij de schriftlezing een bepaalde plaats vinden, waar uw redena tie niet opgaat. In Joh. 1626 zegt de Heiland iets, waar U misschien nooit goed op hebt gelet. ,,Ik zeg U nietdat Ik de Vader voor U vragen zal." Hieruit blijkt, dat Christus de zaak van de voorbede toch anders stelt. Voor Hemzelf is dat niet zó op de voorgrond tredend als wij denken. Dat strijdt in het minst niet met 1 Joh. 2:1, want daar gaat het toch om een bepaald geval van voorbede. N.l. als iemand gezondigd heeft. Het verlangen des Heren gaat uit naar een andere ontwikkeling. Waarbij in de gemeente de kracht van de heilige Geest openbaar wordt in de vernieuwing van ons menselijk bestaan. Als een belangrijke uiting van dit le ven is er sprake van het gebed in Jezus' naam. Zonder dat een priester als mid delaar nodig is. Vrijuit gaan tot de Va der! Daarin ligt de fijne werking van het ambt der gelovigen. Dan komt in de ge meente, en in het persoonlijk leven, het wonder naar voren. Christus openbaart Zich in de gemeente, en wij worden naar Zijn beeld vernieuwd. Er komt „stijl" in het christelijk huwelijk en het gezin. Zo als de christen deelneemt aan het dage lijks leven, wordt hij bekend als iemand, die zijn ideaal niet aan dit leven ontleent. Ook vindt U die strijd tot zelfbedwang, tot overwinning van het verkeerde in onze menselijke natuur. Er is een sterke begeerte om met de wapenen der gerech tigheid strijder te zijn in het Koninkrijk- Gods! De jeugd vóór Christus, het leven aan Hem gewijd, de ouderdom besche nen door het vertroostend licht van Zijn nabijheid. Daar hebt U de ontwikkelingsgang, waarover de Vader èn de Zoon Zich ver blijden. Dan is de Kerk „voorbeeldig" in de genade, die daar heeft overwonnen. En hierdoor wordt Christus het meest ver heerlijkt Meer dan door het wederop- richten in de kracht van de voorbede Wanneer de Kerk juist van deze over winning weinig laat zien, dan zegt dat, dat er weinig toename is in de kennis en de genade van onze Here Jezus Chris tus. Het is geweldig, dat de voorbede de mogelijkheid geeft tot herstel, wederop richting in de vreugde des Heren. Maar, het is nog véél groter, wanneer er in de gemeente krachten van geloof en gebed worden opgemerkt, die spreken van de overwinning van Christus. Men kan ook, met dat altijd op de voorgrond stellen van de voorbede, vervallen tot een lijde lijkheid, die zeker niet gezond is. Het is heus niet gezond, als een chris ten steeds maar toegeeft aan de fouten van zijn natuur, als de christelijke we reld daardoor smaadheid brengt over de naam, die over haar is uitgeroepen. Wan neer hier tijdig genoeg ernstiger aan werd gedacht, dan zouden sommige bit tere consekwenties achterwege blijven. Dan zouden sommige stappen zeker niet ondernomen worden, waardoor er aller minst sprake is van een voorbeeld. Daarom moet met nadruk worden vast gesteld, dat het gaat om de gezonde le vensontwikkeling der Kerk. Er is in de Bijbel genoeg sprake van de vrucht des Geestes. Nu moet die vrucht in het da gelijks leven opvallen. Niet het geregeld terugvallen op de gedachte van de voorbede, maar het le ven zoeken, waarin het voorbeeld spreekt, dat is de opgave. Als wij bezig zijn met deze opgave, dan wandelen wij in de weg des Heren. Het is het grote tekort der Kerk, wan neer wij niet verstaan, dat wij onder deze opdracht verkeren, en zullen geoordeeld worden naar het al of niet willen ge hoorzamen aan deze roeping. Dan komt de voorbede in het minst niet in het gedrang. Ook niet de voorbede voor elkaar. Miyir, inplaats dat wij van de voor bede alles verwachten, horen wij de roe ping tot een voorbeeldig leven, waarin geloof en gebed de grote krachten zijn. C. St. Wij ontvingen het jaarverslag over 1957 van de Verenig, voor H.O. op Geref. grondslag. Voorin een portret van de in 1957 overleden oud-hoogleraar Prof. Dr. M. van I-Iaaften. Verder de nodige gegevens over alle bestuurscolle ges. Uit het verslag blijkt, dat de ont wikkeling van onze Vrije Universiteit blijft voortgaan. De bouw van het groot- akademisch ziekenhuis is aan de gang. De staf van hoogleraren en docenten is groot geworden. Het aantal studenten voor 1958 is ruim 2400, waaronder 353 voor de theologie, 218 juristen, 247 in de medische fakulteit, 508 in de wis- en natuurkunde, enz. Voor het notariaat is het aantal het geringst en wel 14. Men kan dus zeggen, dat er sprake is van uitbreiding op grote schaal. Niet één theol. fakulteit in Nederland heeft zo veel studenten als de „Vrije", terwijl gelukkig ook voor de andere wetenschap pen de belangstelling toeneemt. Eenvoudige kennisname van dit jaar verslag maakt dankbaar voor ondervon den zegen en roept tot vertrouwend voortgaan! C. St. Behoud JJw voet, als gij naar Gods huis gaat; immers, naderen om te horen is beter dan het offeren der dwazen, want die zoeten niet, dat zij kzvaad doen." Prediker 4: 17. Wij hebben het al tè vaak gezongen: „Brandof feren, noch offer voor de schuld voldeden aan Uw eis noch eer".... om 1 ce weten, dat we God niet met geld kunnen omkopen c es- taties eigenlijk niets presteren. ,,'t Zit 'm niet in de kerkgang" is al een echte godsdienstige levens wijsheid geworden. Toch zou dat nog wel eens op een vergissing kunnen berusten, 't Zou, ik zeg niet dat het zo is. Een ziek mens kan er door getroost worden, dat het 'm niet in de kerkgang zit. Maar een gezond mens moet toch wel heel goed weten, wat hij met dit woord zegt, en wat hij daarbij denkt. De kerk is nog altijd Gods huis, en wie daarvan iets wil afdoen in de geest van,,'t is toch eigenlijk maar een menselijk bouwwerk van steen, hout en glas..", die is al een heel eind op weg om te zeggen of te denken, dat de geboorte van het Kind in Bethlehem en het sterven op Golgotha, hoe verschrikkelijk het ook geweest mag zijn, toch maar gewone menselijke gebeurtenissen waren. Goed, het is duidelijk dat een mens met naar de kerk gaan niets presteert. Niet onze offers verdienen wat. God moet het doen, en Hij doet het. Onze Gereformeerde vorm van eredienst lijkt wel op de vervulling van dit schriftwoord. Het offer is een onopvallend deel van de dienst, de hoofdmoot is de preek, en behoudens onder het orgelspel is het woord alleen aan de dominé. De gemeente zwijgt. Zij is gekomen om te luisteren, genaderd om te horen. Maar naderen om te horen is een moeilijke zaak. Er kan op verschillende wijzen genaderd worden Met de stevige stap van de zelfbewuste, die meent, in vergelijking met anderen, heel wat voor de kerk te geven en te doen. Met de trage gang van iemand, die gaat omdat hij moet. Met het slappe geslenter van de man, die zo goed weet dat het 'm niet in de kerkgang zit. Met loden schoenen, omdat het wel weer niks zal zijn. Met lichte tred, omdat we een goeie spreker hebben. En we zijn ons daarbij van geen kwaad bewust. Maar met welke stap moeten wc naar Gods huis gaan? Hoe klinkt de klap van onze voet op de straatstenen, als wij naderen om te horen Het is geen onverschillige zaak, hoe wij op Zondagmorgen onze voeten neerzetten. Rilland-Bath. PH. STOFFELS. Men hoort nogal eens het bezwaar, dat de catechismus voor de huidige ge neratie verouderd is, omdat er teveel stelling genomen wordt tegen Rome. Zo komt er dus een tweede argument bij, waarom men zegt dat de catechismus „uit de tijd" is. Het eerste argument was dat betreffende de taal en stijl, die ons geslacht niet meer zou kunnen verstaan. Het tweede betreft de geestelijke front lijn, die niet meer die van de reformatie- tijd is. Er liggen voor ons tegenwoordig andere problemen. Ik zou op dit bezwaar het volgende willen antwoorden. Men mag niet overdrijven: er wordt in de catechismus niet steeds tegen Rome geopponeerd. Verreweg het grootste aan tal zondagen is zuiver „thetisch", d.w.z. dat er tegen niemand en niets geoppo neerd wordt. Er wordt alleen maar „ge steld" hoe het is volgens de Schrift. Maar inderdaad zijn er enkele zondagen waar in tegen Rome het geestelijk zwaard wordt opgehevenvooral inzake de goede werken en de sacramenten, speciaal de paapse mis is daarbij „berucht". Zondag 30Maar mogen deze zondagen ontbre ken? Er wordt ook tegen de Luthersen stelling genomen. Móét dat niet Ik meen van wel. Maar het zo te stellen, dat de cate chismus van deze critiek op Rome door trokken is daar is geen sprake van. En dat dit kerkelijk leerboek daarmee verouderd is, lijkt mij geheel onwerke lijk. Bestaat Rome niet meer? Wordt niet dagelijks het misoffer opgedragen? En leeft men niet in de gedachte dat onze goede werken in zichzelf verdien stelijk zijn? Moet onze generatie deze dingen, die men om zich heen ziet ge beuren, dan niet leren onderscheiden als dwaling en zonde voor God, als vermin king van de bijbelse boodschap waarin alleen God de eer ontvangt Tegenover Rome zullen wij het sola fide (alleen door genade en niet door verdienste), het soli dco gloria (alleen Góde de eer) moeten handhaven. Ook nu Wie meent dat deze strijd tot het ver leden behoort, is weinig van de werke lijke situatie op de hoogte. Er is in de leidinggevende top een levendige discus sie gaande tussen Rome en de reforma torische topfiguren over alles wat met deze strijd samenhangt. Vooral na de oorlog is er over en weer veel contact. Maar dit contact is vooralsnog con flict. En het kan moeilijk anders. Wijsgerig en theologisch liggen de stand-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsche kerkbode, weekblad gewijd aan de belangen der gereformeerde kerken/ Zeeuwsch kerkblad | 1958 | | pagina 1