Callun a
Rapport Oorlogsvraagstuk
Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland
MEDITATIE
SDe blik omboog
f
ZEEUWSE KERKBODE
DERTIENDE jaargang No. -49
Berichten en opgaven Predikbeur
ten tot Dinsdagsmorgens te zenden
aan de drukkers Littooij Olthof f,
Spanjaardstraat 47, Middelburg.
Hoofdredacteur: Dr C. Stam, Westwal 2, Goes, Telefoon 2563.
Redacteuren: Ds D. J. Couvée, Ds A. Koning, Ds Y. J. Tiemersma, Drs A. Verschoor.
Drukkers: Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280
VRIJDAG 6 JUNI 1958
Abonnementsprijs3,per half
jaar (bij vooruitbetaling).
Afzonderlijke nummers 12 cent.
Advertentiën 12 cent per mm.
II.
Wanneer er in onze Kerken zijn, die
vurig begeerden naar een kerkelijke uit
spraak tegen de moderne oorlogsvoering
zonder meer, dan is het verklaarbaar, dat
zij teleurgesteld zijn over de gang van
zaken ter synode. Alleen moeten zij er
dan wèl voor oppassen, om niet zó fel
uit te varen, dat zij daardoor zelf 't be
wijs leveren, hoe het „oorlogvoeren" de
mens in het bloed zit, wanneer het niet
naar zijn zin gaat.
Het was juist een goede inzet, om
eerst stil te staan bij „de grenzen" voor
de Kerk, en het vast stellen van de taak
van de overheid.
Er zijn de laatste jaren nog wel eens
uitspraken gedaan, waarbij men zich
moest afvragen, of hier wel een taak
voor de Kerk „lag". B.v. inzake Nieuw-
Guinea.
Totnogtoe hebben onze Kerken steeds
geprobeerd, om zich niet te mengen in
vragen, waarbij de Kerk niet in de eer
ste plaats een roeping had te vervullen.
Daarom kon men ook moeilijk verwach
ten, dat zij die noodzakelijke voorzich
tigheid zouden prijs geven, waar het ging
om de vraag, hoe een e.v. oorlog moet
worden gevoerd. Dat heeft de Kerk niet
uit te maken. Zij zal opwekken om de
vrede tussen de volken te bevorderen, de
overheden wijzen op de verantwoorde
lijkheid in de beslissing van oorlog en
vrede. Maar de Kerk kan niet zeggen,
hoe de overheid daarbij te werk moet
gaan.
Een oorlog is altijd gruwelijk.
En, een oorlog wordt gevoerd, in elke
tijd, met de dan ten dienste staande mid
delen. Bij de ontwikkeling van deze eeuw
worden wij steeds meer bang voor wat
oorlog heet. Maar, wij lossen dat niet
op, door te zeggenik doe het maar
niet.terwijl anderen het wèl zouden
toepassen. Ook bij de verdediging moet
men zich van moderne methoden bedie
nen.
Terecht wordt in het rapport opge
merkt, dat de Kerk „technisch" geen
oordeel kan hebben over een toepassing
van bepaalde wapenen in de oorlog. Een
gevoelsreaktie is hier zeker geen vol
doende rechtvaardiging voor het optre
den als rechter.
Men moet het rapport goed doorlezen.
Dat kost inspanning en nadenken. Maar,
dan moet men uiteindelijk wel besluiten,
dat hier geen sprake is van „geleuter",
of dat een „wauwelende middelmaat"
het woord heeft, die van toeten of bla
zen weet.
Het rapport brengt u tot inzichten in
zake de roeping van overheid en Kerk,
van de rechtsverhouding tussen de vol
keren. Het brengt u op die manier in
een sfeer, waar „de mens van de ge
voelsreaktie" het benauwd krijgt onder
de last van argumenten, waarmee hij
weinig rekening hield.
Toch komt ook in het rapport de be
wogenheid tot uitdrukking inzake het
oorlogsvraagstuk in zijn geheel, en het
gebruik maken van atoomwapenen in het
bijzonder. De meerdere verantwoorde
lijkheid van de overheid wordt uitge
sproken. Maar, die bewogenheid leidt er
niet toe, dat de kwestie van de noodza
kelijke waakzaamheid wordt uit het oog
verloren.
Dit laatste wil nog wel eens aan het
licht komen bij degenen, die uit gevoels
overwegingen -gaan protesteren zonder
meer. Wij mogen dankbaar zijn, dat de
deputaten met hun rapport de Kerken
niet hiertoe gebracht hebben.
Wanneer Ds Jonkers van Delft nog
eens naleest, wat hij schreef over deze
zaak, dan moet hij toch zelf wel inzien,
dat zijn vergelijking niet opging. Hij
dacht aan Jona, die, onbewogen zat te
wachten, tot Ninivé verwoest zo.u wor
den. Jona verdedigde een heilige zaak:
welzijn en beveiliging van Gods volk.
Maar God Zelf was anders. Hij spaarde
Ninivé.
Hierbij mag niet vergeten worden, dat
het oordeel over Ninivé toch is gekomen,
toen de tijd van de lankmoedigheid Gods
ten einde was. Bovendien was Jona ver
tegenwoordiger van een enghartig natio
nalisme, waartegen Gods opdracht in
ging. Welke vergelijking ligt hier nu,
wanneer de Kerk de vraag wordt voor
gelegd over oorlogvoering Hier is geen
derde van vergelijking te vinden. Op die
manier wordt alles scheef getrokken.
Licht bewogen zielen mogen dit ernstig
vinden, wie nadenkt ontdekt hier gemis
aan ernst.
Men moet het rapport maar aandach
tig lezen en met elkaar bespreken. Men
komt dan tot de geargumenteerde con
clusie, dat de synode geen aanleiding zag
zich te richten tot de Nederlandse re
gering met een uitspraak, die een oordeel
zou inhouden over het gebruik van de
thans ter beschikking staande strijdmid
delen.
Breed is het rapport opgezet.
Té breed, zal mogelijk iemand zeggen.
Daar mag dan tegenover gesteld worden,
dat in deze „breedheid" ook aandacht
besteed werd aan vragen inzake de over
heid, waar anderen té gemakkelijk aan
voorbijgaan.
Men mag dankbaar zijn, dat de zaak
op deze wijze ter behandeling werd
voorgedragen. C. St.
Hoc oudtijds werd geoordeeld.
Zou het niet al te vreemd zijn, dat
eerst de zestiende eeuw, en dan nog
slechts in één enkel land, of feitelijk in
één enkel man (Calvijn) de énig-moge
lijke lijn uit de schaarse Schriftgegevens
feilloos zou hebben kunnen trekken, met
voorbijgang van alle andere eeuwen,
landen en mannen Gods, die toch ook
niet zonder de Geest Gods het Woord
hebben onderzocht?
De historie heeft dan ook bewezen,
dat de kerk van meet af zekere onge
lijkheid in de ambten heeft gekend.
Ook in de tijd der Hervorming is deze
ongelijkheid zowel door onderscheidene
Luthersen als Gereformeerden aanvaard,
of nadrukkelijk gewild.
Het is angst voor Rome dit niet toe
te geven.
Zo min als in de apostolische tijd de
onweersprekelijke positie der twaalven
boven alle overige ambtsdragers gedre
ven heeft, of drijven moest, naar één
hoofdigheid of tyrannie, behoeft zekere
rangorde dit te doen, als logische, on
vermijdelijke consequentie.
Het waren dan ook veelal andere fac
toren, die daartoe geleid hebben, zoals
wereldgezindheid, invloed van de staat,
politieke macht en al groter rijkdom van
kerken en kloosters. Later ook het ver
plichte coelibaat en het verderfelijk on
derscheid tussen clerus en leken.
Het Rooms beroep op de éne „engel"
der gemeente van Efese enz. (Openb.
2:1, 8 enz.) bewijst allerminst de Schrift
getrouwheid van haar episcopaal en pa
paal systeem.
Doch evenmin de „gelijkheid" van alle
ambtsdragers op het eind van de eerste
eeuw.1)
Herinner u ook de plaats, die 'n Ja
cobus, niet één der „twaalven", innam
te Jeruzalem!
Zo werd in de grote Reformatietijd
zowel in Lutherse als Gereformeerde
kerken één uit 'n kring van dienaren be-
En Petrus zag hem scherp aan, met Johannes,
en zeide: Zie naar ons. Hand. 3: J.
Het is Pinksteren geweest en van nu aan gaan de krachten van het
Koninkrijk der hemelen zich baanbreken met geweld.
De apostelen worden de wijde wereld ingezonden en de eertijds zo
vreesachtigen worden nu tot helden van 't geloof. Ze worden nu nog
meer dan vroeger betrokken in „de grote daden Gods".
Maar verandert er dan zoveel door Pinksteren Ja, er is wat be
roering geweest, vuurvlammen, een groot aantal gedooptendat
vertelde Hand. 2. Maar, dan komt Hand. 3 ons heel nuchter ver
tellen, dat aan de Schone Poort van de tempel een verlamde bedelaar
zit, dus bij diezelfde tempel, waar de Pinksterberoering geweest is.
Wordt de dodelijke cirkel van „hetgeen er geweest is, hetzelfde zal
er zijn" dan door Pinksteren niet doorbroken?
Het is wel goed, dat de apostelen na de geweldige tekenen van de
Pinksterdag weer met hun beide benen op de grond gezet worden.
Hand. 3 werpt Petrus en Johannes ineens in een brok mensenellende:
de verlamde bedelaar aan de Schone Poort. Waarschijnlijk zonder
het te weten, is deze man een aanklacht tegen de tempel, al zou deze
duizend „Schone Poorten" gehad hebben. Want Deut. 15:4 zei heel
duidelijk: „Er zal geen arme onder u zijn". Als er in de kerk nood-
druftigen zijn, hapert er meestal heel veel aan de liefde. Ondanks
alle mooie sociale bepalingen, waarvan de man uit Hand. 3 zelfs niet
heeft kunnen dromen.
Die man hóórt daar niet te zitten. Plet bedehuis is geen bedelhuis.
Maar het is zijn enige kans, omdat de liefde zoek is.
Nu betekent liefderelatie van mens tot mens. Dat is heel wat
anders dan „object van sociale verzorging", waarop art. no. zoveel
van toepassing is. En het is ook heel wat anders dan wat daar met
die aalmoezen aan de hand is.
Want wie interesseert zich voor dit stuk menselijk wrakhout als
mensEn de man zelf is in de loop der jaren heel vertrouwd geraakt
met drie dingenhet roepen van „aalmoes", de hand uitsteken en dan
kijken naar de handen van de voorbijgangers. Ja, die handen hebben
ook een heel eigen taal gesproken. De netste handen gaven niet altijd
de grootste giften. Van de groezelige kon je wel eens meer verwach
ten. Wat heeft hij er vele gezien: handen, handen.... Het is zelfs
niet „netjes" om hogerop te kijken.
En nu komt Gods doorbraak. „Petrus zag hem scherp aan, met
Johannes." Achter dit stuk wrakhout wordt „de mens Gods" weer
ontdekt, hier komt weer de relatie van mens tot mens, waar we in
deze tijd zoveel van horen. We houden immers congressen over
menselijke relaties".
Nu is dat scherp aanzien soms heel pijnlijk. Dat kan een soort
geestelijke snijtafel worden. We zijn daar tegenwoordig erg knap in.
En het komt alles heel netjes op kaart No. zoveel. Je bent „object"
geworden. Zoals de slager een koe uitbeent.
Maar dat scherp aanzien van Petrus en Johannes heeft daar niets
mee te maken. Dat is geweest een zien van de nood achter de nood.
Deze man moet geen geld hebben alleen, hij moet verlost worden.
Hij moet helemaal genezen.
„Zie naar ons." Neen, dat is niet: wij zullen wat gaan doen. Zie
naar ons, dat is: zien op de apostelen van Jezus Christus. Dat is:
achter Petrus en Johannes de Heiland Zelf zien, die de mensen gaven
heeft geschonken. „Wie u ontvangt, ontvangt mij." Wie u ziet, ziet
Mij! s
Het gaat er niet alleen om, dat de mens de mens ontmoet, maar dat
ze samen zien op Jezus Christus, de Hersteller van heel het leven.
Dan zien ze elkander in het oog en in het hart. Dat is dan„gemeen
schap der heiligen". Pinkster-Kerkbouw
Durven we dat als kerkmensen van nu ook te zeggen tot de wereld
zie naar ons? Want we hebben toch „een woord voor de wereld"?
Koudekerke.
A. Elshout.
last met de inspectie over 'n groep van
gemeenten, onder de naam van „super
intendant" of zelfs wel van „bisschop".
„Calvijn", verklaart Bavinck, „en vele
anderen, Knox, a Lasco, Sararia, Tila-
nus, Scultatus, Bochartus, Spanherin
enz. hadden daartegen geen overwegend
bezwaar." 2)
Ook al was dit protestantse bisschops
ambt in wezen iets anders dan het Room
se met zijn jura ardinis, jurisdictionis,
status et dignitatis, het lag toch ook niet
in de lijn van ons hedendaags angstvallig
vasthouden aan de volstrekte gelijkheid
in schijnen vooral iets bijbelser dan de
gepretendeerde „democratie" in de kerk.
God heeft gegéven.... sómmigen tot
dit en sommigen tot iets anders„om
de heiligen toe te rusten tot dienstbetoon,
tot opbouw van het lichaam van Chris
tus" (Ef. 4:11 v.v.).
Duidelijker nog spreekt de Here door
Paulus in 1 Kor. 1228 van ongelijke
rangorde„God heeft sommigen aange
steld in de gemeente, ten eerste aposte
len, ten tweede profeten, ten derde
leraars, verder.
Ook, ja juist indien de naam „aposte
len" hier ruim moet worden genomen en
niet beperkt tot de „twaalven", getuigt
deze volgorde, die vanzelf niet alphabe-
tisch is, van zekere rangorde, die ook in
het daaropvolgende vers gehandhaafd
blijft (1 Kor. 12:29).
„Oudsten" en, maar niet overal, „dia
kenen" en „diakonessen" worden door
apostelen of hun helpers van Godswege
„aangesteld".
Straks komt helaas de door Paulus
reeds voorziene tijd, „dat (de mensen)
de gezonde leer niet (meer) zullen ver
dragen, maar, omdat hun gehoor ver
wend 3) is, .naar hun eigen begeerte
zich (tal van) leraars zullen bijeen
halen" (2 Tim. 4:3).
Eer de eerste eeuw geheel ten einde
liep, was het al zo ver.
Clemeus van Rome, metgezel nog van
Paulus, constateert in zijn eerste brief
aan de Korinthiërs, hoofdst. XIV
„Onze apostelen hebben ook door onzen