uinksteren
Calluna
dertiende jaargang No. 47 Weekblad van de Gereformeerde Kerken in Zeeland VRIJDAG 23 MEI 1958
ZEEUWSE KERKBODE
Berichten en opgaven Predikbeur- Hoofdredacteur: Dr C. Stam, Westwal 2, Goes, Telefoon 2563. Abonnementsprijs: ƒ3,per half-
ten tot Dinsdagsmorgens te zenden Redacteuren: Ds D. J. Couvée, Ds A. Koning, Ds Y. J. Tiemersma, Drs A. Verschoor. jaar (bij vooruitbetaling).
aan de drukkers Littooij Olthoff, Afzonderlijke nummers 12 cent.
Spanjaardstraat 47, Middelburg. Drukkers: Littooij Olthoff, Spanjaardstraat 47, Middelburg, Telefoon 2438, Giro 42280 Advertentiën 12 cent per mm.
Weer zal de christelijke Kerk over de
wereld samenkomen, om het feest van
de vervulling te vieren.
Het echte feestvieren wordt ons in dit
leven wel moeilijk gemaakt. Vooral op
't ogenblik zijn er alarmerende berichten.
Als het fout loopt in Frankrijk en aan
de overzijde van de zee, wat dan
Dat is maar één brandpunt. Er zijn er
meer. Er is genoeg dynamiet gelegd om
de samenleving te doen springen, 't Gaat
er maar om, of de lont wordt aange
stoken.
Schril is het contrast.
Terwijl wij ons zorgen maken, of deze
samenleving, waartoe wij behoren, uit
elkaar zal springen, beleven wij het feest
van de opbouw van een nieuwe gemeen
schap.
Want, dat was Pinksteren.
U ziet het op de 50e dag na Pasen
daar in Jeruzalem. De eerste ontwikke
ling van de kerkelijke samenkomsten is
aan de gang. Dat maakt, dat zij ook op
de Pinksterdag bij elkaar zijn. 't Feest
van de oogst, die aan God gewijd wordt.
't Is geen vreemde veronderstelling,
dat die kleine gemeente ook nog een
kijkje heeft genomen op het tempelplein.
We horen immers na Pinksteren, dat er
nog apostelen op de gebedstijden de tem
pel bezoeken
Op zichzelf „zit" daar al véél in.
't Jodendom heeft de Messias uitge
worpen. De zin van de tempeldienst komt
te vervallen. Maar, toch staat die kleine
kerk niet met wilde gebaren te roepen
vals, valsonrein, onrein
Toch geldt het nog niet aanstonds:
gaat uit, mijn volk, opdat gij aan haar
zonden geen gemeenschap hebt. Als „ge-
kenden" van Jezus Christus, die Hem
liefhebben boven alles, staan zij nog in
de Joodse gemeenschap, waaruit zij zijn
voortgekomen.
In onze drukke en gejaagde tijd staan
wij niet lang bij de dingen stil. Anders
was hier toch wel reden om te vragen,
of wij sinds de Pinksterdag in Jeruzalem
er op vooruit gegaan zijn. Paulus spreekt
later van een smart, die hij heeft om
zijn broeders naar het vlees. Dat is toch
Uit het voorafgaande bleek dat, niet
in strijd, maar juist in volkomen overeen
stemming met hetéén is uw Vader, en
één is uw Meester, God toch aanstelde
sommigentot apostelen, en dat op de
eerste plaatssommigentot her
ders en leraars, enz.
Is dit iets nieuws?
Voor mij is dit 'n ontdekking geweest.
Waarmee in hoofdzaak schoof ik vroe
ger alle rangorde in Christus' kerk, met
name heel de Roomse hiërarchie en elke
vorm van bisschoppelijke zeggenschap
op zij
Eenvoudig met het: één is uw Mees
ter en gij zijt allen broeders.
Doch, wanneer dit zeggen van de éne
Meester niet strijdt en niet strijden kan
met zijn eigen instelling van het aposto
laat, dat met zó groot persoonlijk gezag
optrad, dan behoeft evenmin in later tijd
zekere rangorde en persoonlijke zeggen
schap te strijden met het: één is uw
Meester.
Indien het toen harmoniëerde met de
algemene broederschap, waarom dan niet
vandaag
Misschien is die rangorde niet altijd
noodzakelijk.
Misschien in bepaalde omstandigheden
min gewenst.
Dat is 'n kwestie van practijk en his
torie.
Doch volstrekt verboden kan zij door
de algemene broederschap niet zijn.
wat anders, dan wat het kerkelijke leven
van onze tijd doet opmerken. Afgeven,
elkaar opgeven en de rug toekeren, zijn
geen onbekende verschijnselen. Zelfs
waar men, misschien meer als een ideaal,
van „eenheid van geref. belijders" wil
spreken, daar is het eendrachtig samen
komen een vrome wens, maar geen wer
kelijkheid.
Dat speelt zich af, terwijl de gevaren
toenemen, die de samenleving der volke
ren bedreigen. Worden wij werkelijk
verrast en getroffen door de sprekende
feiten van de gemeenschap, die voort
komt uit het leven, dat God geeft?
Het „ééndrachtige" van de jonge Kerk
in Jeruzalem moet zo tot ons spreken in
deze tijd, dat wij allen daardoor begerig
worden om daarvan iets in de praktijk
verwezenlijkt te zien.
Zeker heeft het in die christelijke Kerk
ook wel eens gespannen. Er was verschil
over de houding, die ten opzichte van het
wettische leven moest worden aangeno
men, over het eten van spijzen, over het
onderhouden van dagen. Ook de houding
tegenover de heidenen was niet bij allen
gelijk.
Er was zorg bij de ambtsdragers in de
Pinksterkerk, hoe zij leiding moesten ge
ven aan dat zo gevariëerde leven. En
de ambtsdragers verstonden elkaar ook
niet altijd. Maar...., zij bleven bij el
kaar, ènvonden elkaar weer, omdat
hun leven stond onder de rijkdom van
de vervulling met de Heilige Geest.
Het „al te menselijke" werd daardoor
gecorrigeerd en weggedrongen. Christus
kwam naar voren in het leven van de
Kerk.
Daar begon het mee in Jeruzalem, toen
de wonder-tekenen de menigte hadden
samengebracht. Dan brengt Christus
door Petrus Zijn woord tot de schare,
zó overtuigend, dat de tweeërlei wer
king gezien wordtbekering ènver
harding.
En toch deed Petrus niet anders dan
het oude Testament met die menigte te
lezen, om dan duidelijk te maken, dat
het ook Christus was, Die in de dagen
van het oude Verbond werkte met Zijn
Dan zou Christus niet zélf zijn twaal
ven hebben uitgezonden met zó grote
volmacht.
Dan zou 'n „slaaf" van Jezus, gelijk
Paulus wilde zijn en zich ook betoonde,
niet zo geheel persoonlijke beslissingen
omtrent zijn medewerkers hebben mogen
nemen.
En nóg minder die medewerkers, zoals
Timotheüs en Titus, hebben mogen aan
stellen tot 'n soort superintendenten over
'n bepaald gebied van heel wat gemeen
ten tegelijk.
Denk ook eens aan het geschil met
Barnabas en diens neef Johannes Mar
kus, die Paulus niet meer mee wil nemen
en de oom wel.
Zonder enige kerkelijke interventie
valt de beslissing: Barnabas en Markus
gaan naar Cyprus en Paulus kiest „zich"
voor zijn inspectiereis naar Syrië en Ci-
licië Silas. (Hand. 15:36 v.v.)
„De broeders" hebben hem wel „aan
de genade des Heren opgedragen", maar
zij hebben Paulus geen „medewerker"
opgedrongen, die hij voor zijn zendings-
arbeid had afgekeurd, noch de goedige
oom belet om zijn neef, die hen „na
Pamphylië had verlaten en zich niet met
hen tot het werk had begeven", nog eens
'n kans te geven.
Niet de gemeenten hadden apostelen,
profeten of evangelisten verkozen zij
hadden dit juist niet maar de Meester
van allen had hen „in de gemeente" tot
profetische kracht! Deze boodschap uit
de Bijbel heeft door de Heilige Geest
zóveel kracht gedaan, dat een grote scha
re tot het geloof kwam. De samenvoe
ging en samenbinding in de gemeente!
Wanneer wij de komende Pinksterda
gen nergens anders ons mee bezig hou
den, dan is er „stof" genoeg. En dan
zal het in de kerkelijke wereld van van
daag niet de hoofdzaak zijn, om elkaar
te belasten, maar om zich af te vragen,
ieder voor zich in welk opzicht, hij of
zij die eendracht bemoeilijkt. Er kan
geen samenleving zijn, als niet de uit
drukkelijke wens naar voren komt, om
elkaar aan te nemen. Daarvan is in ker
kelijk Nederland bitter weinig te merken.
Er bestaan wel comité's, die dat willen
zoeken; maar er leeft schijnbaar in de
onderscheiden kerkelijke kringen geen
verlangen naar elkaar. Men „mist" de
broeder niet, vandaar dat velen zich druk
maken over vermeende verschillen. Eerst
wanneer de afwezigheid van de broeder
gaat pijn doen en men de broederschap
wil geloven en belijden, dan komt er iets
van dat leven in Jeruzalem naar voren.
Dan zal de werking van de Heilige
Geest het leven vruchtbaar maken, en
dan kan ook de Kerk naar buiten grote
kracht doen.
Inplaats van referaten en discussies
over de ware Kerk is het heerlijker, dat
iets van het leven van de ware Kerk
openbaar wordt, waar zij God aanhangen
en de broeders liefhebben. En, wij zien
in Jeruzalem, met welk een geestdrift er
dadelijk gewerkt wordt, niet om die broe
derkring te versmallen, maar die zovéél
mogelijk en zovér mogelijk uit te brei
den. Zelfs de verhouding tot het Joden
dom was zó, dat de jonge Kerk nog in
gang wist te verkrijgen, zodat zelfs pries
ters toetraden tot de gemeente des Heren.
Pinksteren is het feest van de geeste
lijke groei binnen de Kerk, en van de
opmars der Kerk in het levenHet één
kan niet zonder het ander.
Op beide punten moeten wij letten.
Misschien wel het meest op het eerste.
Zonder de overwinning van geloof en
liefde zal het „toebrengen" van anderen
bezwaarlijk gaan. Er moet een kracht
van bekering openbaar worden om tot
bekering te kunnen opwekken.
In beide ligt de zegen van Pinksteren
Laat ons wandelen door de Geest, Die
tot ons is gekomen. C. St.
onderscheiden ambten „aangesteld" (1
Kor. 12:28).
Daarom moesten de gelovigen zich aan
hen onderwerpen.
En in die onderwerping ook tonen hun
broederschap en gehoorzaamheid aan de
éne Leermeester, Jezus Christus.
Zoals 'n kind gehoorzaamheid aan Gód
bewijst door gehoorzaamheid aan zijn
ouders.
Dat ik voor mij geen paus als stede
houder van Christus erken, is dan ook
niet, omdat zulk stadhouderschap „op
zich" behoeft te strijden met het „één
is uw Meester", maar omdat ik in de
Schrift niets lees van zulk 'n éénhoof
dige topleiding in de nieuw-testamenti-
sche kerk, afgezien van historische en
practische bezwaren.
Alleen de Meester beslist, Hij, die
eens in de hemel niet u of mij, maar zijn
apostelen zal zetten „op twaalf tronen
om de twaalf stammen van Israël te rich
ten." (Matth. 19:28.)
En welke twee zullen innemen de
plaatsen aan zijn rechter- en linkerzijde?
Misschien toch nogniet 'n man,
maar.... zijn moeder? (Matth. 20:23.)
De vraag, die nog gesteld worden mag
en moet, en waarop aan de Schrift eerst
en vervolgens ook aan de practijk het
antwoord moet worden ontlokt, is déze
hééft de Schrift, hééft de Here, ook
voor de verste toekomst gewild, dat er
nooit of te nimmer zekere bepaalde zeg
genschap over anderen in Christus' kerk
zou zijn?
Of heeft Hij, omgekeerd, wel de
gelijk aanwijzingen gegeven, zekere mo
gelijkheden open gelaten, waardoor aan
„sommigen" speciale bevoegdheden in
zijn Naam kunnen of moeten worden
verleend en juist de echte broederschap
onder de éne Meester zich zelf moet be
wijzen in het zich schikken naar de be
slissingen van hen, die door de Meester
tot die sommigenzijn „gegeven" of
„aangesteld" 2)
Laat ons er bijvoorveeld eens acht op
slaan, hoe men in Christus' gemeente
kwam tot de instelling van het ambt van
„diaken". Nauwkeuriger: tot instelling-
van „het tweede ambt".
Immers in heel „Plandelingen" en ook
juist bij de instelling in Handel. 6 komt
de naam „diaken" niet voor3)
Het verhaal daar toont ons duidelijk:
dit „tweede ambt" werd geboren uit nood
endoor de wil der apostelen.
Zou dit voor ons, in ónze moeilijkhe
den, niet van betekenis, 'n aanwijzing
kunnen zijn?
De Heiland heeft zelf zijn kérk op
aarde gesticht, in haar kern en, mede
reeds enigermate georganiseerd, toen hij
de twaalven tot zich riep, om hen straks
uit te zenden met volmacht zelfs om te
vergeven.4)
Toen echter „de discipelen talrijker
werden en „er gemor ontstond bij de
Grieks sprekenden tegen de Hebreeën,
toen „de dagelijkse verzorging" fout liep,
m.a.w. de praktijk er om riep, hebben
de apostelen niet geaarzeld, 'n nieuw
ambt te creëren: dat van „de tafels be
dienen".
Als wijze regenten stellen zij voor dit
teder werk, dat vooral moeite gaf onder
de weduwen uit de verstrooiing, geen
mannen aan buiten de gemeente om.
Integendeelzij roepen „de menigte
der discipelen bijeen".
Goede regering sluit nooit invloed van
geregeerden uit, veeleer in.
Doch de twaalven bepalen, dat er nieu
we ambtsdragers zullen komen.
Zij stellen het aantal op zeven en ge
ven straks hun sanctie door oplegging
hunner handen, ter symbolisering dat zij
„hen voor deze taak aanstellen" 5)
Dat dit „tweede" ambt allerminst het
zelfde inhield als het tegenwoordige
ambt van diaken denk aan Stefa-
nus dat nergens uit de Schrift blijkt
dat het ambt van evangelist (denk aan
de „diaken" Filippus) is afgeschaft, maar
feitelijk onder andere naam enigermate
voort bestaat in onze „zendelingen"; dat
er „weduwen in aanmerking komen niet
beneden de zestig jaren" als diakones
dit alles en zoveel meer, bewijst, dat de
bevoegdheid der verschillende apostelen
over eigen territoir (Petrus Pau
lus Barnabas ook), meer nog de prak
tijk, het leven zélf, leidde tot 'n allengs
groeiende kerkelijke organisatie, die wel
'n heel ander beeld toont dan onze he
dendaagse gereformeerde kerkinrichting
en alles behalve „zuiver presbyteriaal"
kan worden genoemd of 'n „vrijwillige"
saamvoeging van plaatselijke kerken".
Zou Paulus niet hebben getoorndvrij
willig?
Bedoel je, dat je 't ook anders had
gekund of gewild, om allerlei kleinighe
den? Stel je voor!
Boven al die plaatselijke „oudsten"
stonden en bléven staan apostelen.
En ónder deze, doch bóven de presby
ters, de apostolische „helpers", Timo
theüs bijvoorbeeld, wiens gezag en ge
bied vrij groot moet zijn geweest onder
leiding van zijn vaderlijke vriend Pau
lus. 7)
„Maar toch, al zijn de ambten in
dien zin om de gemeente, zij zijn toch
niet haar orgaan, en hebben niet van
haar hun macht ontvangende ware
dienaren beroepen zich op hunne zending
van Godswege en ontleenen daaraan hun
macht en autoriteitDaarom staan
zij als opzieners en verzorgers ook boven
hun gemeente, zijn hare episkopoi, pro-
histamenoi, hegoumenoi, zijn voor haren
geestelijken welstand verantwoordelijk,
en hebben op hare achting en gehoor
zaamheid aanspraak. En dit geldt niet
alleen van de buitengewone, maar ook
van de gewone ambten." dr. H. Bavinck,
Geref. Dogmat. IV blz. 414.
Geeft er dan ook eens acht op welk
Sommigen in de gemeente.